Johann Sebastian Bach
Van Wikipedia

Johann Sebastian Bach (Eisenach, 21 maart 1685 — Leipzig, 28 juli 1750 (Juliaanse kalender)) was een Duits componist, klavecinist, organist, violist en dirigent van barokmuziek. Hij wordt algemeen gezien als een van de grootste en invloedrijkste componisten uit de geschiedenis van de klassieke muziek en wordt door velen beschouwd als genie.
Zijn oeuvre valt met name op door groot componeer-technisch vakmanschap en sterke emotionele zeggingskracht. Het is een unieke en zeer persoonlijke synthese van de verworvenheden van de polyfone muziek met die van de monodie: een hoogtepunt van de muzikale barok, en van grote betekenis gebleken voor veel componisten met hem als (vooral) na hem. In de behandeling van muzikale vormen en genres bereikt Bach in het samengaan van polyfonie en harmonie een kwaliteit, waarin hij de grenzen van wat tot dan toe gerealiseerd was verre overschreed. Bachs oeuvre omvat vrijwel alle stijlen en vormen die in zijn tijd gangbaar waren, met uitzondering van de opera.
Inhoud |
Leven
Eisenach (1685-1695)
Bach werd op 21 maart 1685 te Eisenach in de (huidige) Duitse deelstaat Thüringen geboren als telg van een oud muzikaal geslacht (over 7 generaties telde zij meer dan 100 musici). Gedoopt werd hij op 23 maart in de Sankt Georgenkirche, gelegen op het centrale stadsplein van Eisenach waaraan ook het stadskasteel van de vorsten van Sachsen-Eisenach is gelegen. Als tweede naam kreeg de dopeling de naam van zijn peetvader, Sebastian Nagel, stadsblazer uit Gotha. Hij kreeg op jonge leeftijd van zijn vader Johann Ambrosius Bach vioolles.
Ohrdruf (1695-1702)
Op negenjarige leeftijd werd hij wees en kwam vervolgens terecht in het gezin van zijn oudste broer Johann Christoph Bach die kerkorganist was in het dorp Ohrdruf. Hij was het die het bijzondere muzikale talent van de jonge Johann Sebastian opmerkte en die zijn jongste broer de beginselen van het muziek maken bijbracht, vooral wat betreft het bespelen van het orgel en het klavecimbel. Het was in deze periode dat Bach, voornamelijk op eigen kracht, met het componeren begon. Een belangrijk deel van de zogeheten 'Neimeister-Choräle' die in 1984 in Yale, USA ontdekt werden - een verzameling van enkele tientallen korte koraalvoorspelen voor orgel - dateert uit deze vroege periode.
Johann Sebastian kreeg een beurs om in Lüneburg in Noord-Duitsland te studeren, dat was van 1700-1702 (drie seizoenen op het Michaelis gymnasium). Door de vondst in augustus 2006 in de Hertogin Anna Amaliabibliotheek in Weimar van twee kopieën van Bachs hand (in Nieuwe Duitse orgeltabulatuur) van twee grote Noordduitse koraalfantasieën van Dietrich Buxtehude en Jan Adam Reinken (van geboorte Nederlander (Deventer)), kon het vermoeden bevestigd worden dat Bach in Lüneburg zijn muziekopleiding heeft afgerond bij Georg Böhm, een beroemd componist en organist van de Sankt Johanneskirche aldaar.
Organist te Arnstadt (1702-1707)
In zijn 18de levensjaar vond Bach tijdelijk werk in Weimar, als violist (“Laquey”) in het plaatselijke hoforkest. Niet lang daarna, op 13 juli 1703, wijdde hij het nieuwe van de Neue Kirche (thans 'Bachkirche') in Arnstadt in. Bach werd in de administratie van de kerk ten onrechte hoforganist genoemd (hij was in deze periode nog slechts violist aan het hof) en mogelijk hierdoor ontving Bach voor het inwijden van het orgel een riante financiële vergoeding.
Een maand later werd Bach tot organist van de Neue Kirche in Arnstadt benoemd. Ook voor deze functie werd Bach –gezien zijn leeftijd en staat van dienst op dat moment- royaal betaald (hij verdiende ongeveer het dubbele van wat zijn latere opvolger zou krijgen). Niet ondenkbaar is dat hij bevoordeeld werd door de invloed van een prominent familielid, de ziekenhuisdirecteur en vroegere burgemeester van Arnstadt Martin Feldhaus. Feldhaus moest zich enkele jaren later voor het gerecht verantwoorden wegens verduistering en werd uit al zijn ambten ontheven.
Volgens zijn contract moest Bach de zondagse kerkdienst, het gebedsuur op maandag en de vroege preek op donderdag op het orgel begeleiden. Verder had hij contractueel geen verplichtingen. Bach weigerde –mede op grond van dit contract- dan ook regelmatig met het schoolkoor van zijn kerk te musiceren. Waarschijnlijk speelde ook mee dat Bach het koor en het orkest te matig van kwaliteit vond. Dit leidde tot enkele conflicten, waaronder een serieus treffen met de student Johann Heinrich Geysersbach die, nadat Bach tijdens een repetitie een beledigende opmerking zou hebben gemaakt over zijn muzikale kwaliteiten, Bach in het gezicht sloeg, waarna Bach zich met een degen verdedigde.
Nadat deze zaak onderzocht was, werd Bach aangeraden om toch met koor te musiceren. In plaats hiervan nam Bach vier weken vakantie op en vertrok te voet naar Lübeck. Bach wilde hier Dietrich Buxtehude ontmoeten. Bach bleef veel langer weg dan de overeengekomen vier weken en kwam pas na zestien weken (in februari 1705) terug in Arnstadt. Bach werd hiervoor door het consistorium berispt. Tegelijkertijd werd hem meegedeeld dat zijn koralen ‘te ingewikkeld waren’, waardoor de gemeente in de war raakte, dat zijn koraalpreludes te lang waren en dat hij nog steeds weigerde met het schoolkoor te musiceren. Bach reageerde op het verwijt dat zijn koraalpreludes te lang waren door voortaan alleen veel te korte koraalpreludes te spelen; op de andere punten reageerde hij niet of met maanden vertraging.
Ondanks de vele conflicten, was de periode in Arnstadt wel de tijd waarin hij, zoals zijn zoon Carl Philipp Emanuel Bach dat later zou schrijven, 'de eerste vruchten van zijn vlijt' toonde: de eerste cantates (in relatief kleine bezetting) als ook de eerste representatieve orgelwerken.
Verblijf in Mühlhausen (1707-1708)
Na deze 'Sturm- und Drang'-periode belandde Bach in 1707 in Mühlhausen om daar organist te worden van de Divi Blasiikirche. Begin 1708 voerde Bach daar zijn eerste cantate in zeer grote vocaal-instrumentale bezetting uit: 'Gott ist mein König' dat hoogstwaarschijnlijk gemodelleerd is naar twee grote oratoriumcomposities van de Noord-Duitse componist Dieterich Buxtehude, die Bach in de winter van 1705-6 persoonlijk in Buxtehude's woonplaats Lübeck van zeer nabij heeft leren kennen, als medespeler in het orkest. In 1707 huwde hij zijn nicht Maria Barbara Bach. Na een ambtstijd van slechts een jaar vertrok Bach naar Weimar, waar hij negen jaar zou blijven.
Verblijf te Weimar (1708-1717)
In 1708 werd Bach hoforganist en kamermusicus, later concertmeester van Willem Ernst, hertog van Saksen-Weimar, een strenggelovig maar kunstminnend vorst. In deze periode componeerde Bach het overgrote deel van de orgelwerken waarmee hij later beroemd geworden is. Hij maakte in deze periode furore als virtuoos organist, klavecinist en als briljant componist. Het verhaal deed de ronde dat Bach op het orgelpedaal loopjes kon uitvoeren die de meeste organisten niet eens met de handen gespeeld kregen. Bach onderhield collegiale betrekkingen met Georg Philipp Telemann de toenmalig concertmeester van het hof in Eisenach, die peetvader zou worden van zijn tweede zoon Carl Philipp Emanuel. In Weimar werden zes van Bachs kinderen geboren. Door interne conflicten in de hertogelijke familie, die het hofleven sterk beïnvloedden, keek hij gaandeweg uit naar een post elders. Het vorstenhof in Köthen bood hem die kans.
Kapelmeester te Anhalt-Köthen (1717-1723)
In 1717 werd hij kapelmeester aan het Hof van de muziekminnende vorst Leopold van Anhalt-Köthen (1694-1728) in diens vorstendom Anhalt-Köthen. Tegenover Weimar betekende dit een verdubbeling van zijn bezoldiging. Bachs salaris was even hoog als dat van de hofmaarschalk, de op een na hoogste functionaris aan het Hof. De aanstelling betekende een radicale breuk met de functies die Bach tot dan toe had uitgeoefend. Het Hof te Köthen was calvinistisch, zodat er geen plaats was voor een 'gereguleerde' kerkmuziekpraktijk naar Lutherse opvatting. Van hofkapelmeester Bach werd verwacht dat hij zich toelegde op wereldlijke muziek als concerten, feesten en speciale gelegenheden zoals de verjaardag van de prins. Bach kreeg de leiding van een klein (17) beroepsensemble van een zeer hoog muzikaal niveau. De kern ervan werd gevormd door acht kamermusici, waarvan er vijf solist waren geweest in de Pruisische hofkapel in Berlijn en Potsdam. In de zes jaar die hij in Köthen werkte, schreef hij voornamelijk stukken voor kamerorkesten en solo-instrumenten; 'pour le divertissement et le plaisir' van vorst Leopold van Köthen en zijn hof en hovelingen.
Bachs hofmuziekrepertoire moet vrij omvangrijk zijn geweest. Toch is daarvan maar een beperkt deel bewaard gebleven, die dan voornamelijk in versies is overgeleverd van latere datum. Zelfs zijn 'Six Concerts avec Plusieurs instruments' (de zogeheten Brandenburgse Concerten) zijn niet voor het hof van Köthen bedoeld, maar zijn door Bach samengesteld uit ouder en nieuw materiaal bij wijze van 'sollicitatie' naar een functie aan het hof van de Markgraaf van Brandenburg.
Wat uit Bachs Köthemner periode is overgeleverd zijn o.a. vioolconcerten, drie sonates en suites voor vioolsolo (waarvan een de beroemde Chaconne bevat), zes suites voor violoncello solo en zes 'Franse' en zes 'Engelse' suites voor klavecimbel. Met zijn zes sonates voor concerterend klavecimbel en solerende viool uit deze tijd realiseerde hij iets nieuws. In plaats van een compositie waarin het klavecimbel (eventueel met violoncello of viola da gamba erbij) slechts een becijferde baspartij weergeeft voor te improviseren akkoorden en andere notenfiguren in de rechterhand, waardeert hij de klavierpartij op tot minstens gelijkwaardige partner van het eigenlijke solo-instrument (in de oorspronkelijke titel van deze sonatecyclus staat het klavecimbel zelfs vóór de viool vermeld).
In Köthen legde Bach enkele muziekboekjes aan voor zowel zijn vrouw als voor zijn kinderen. Daarvan zijn de 'Clavier-Büchlein' voor Anna Magdalena Bach - Bachs tweede vrouw, voor wie hij zelfs twee boekjes heeft samengesteld - en voor oudste zoon Wilhelm Friedemann Bach (als leerboek) bewaard gebleven. Die voor Carl Philipp Emanuel Bach helaas niet, alhoewel belangrijke delen ervan in de vorm van afschriften wel de tand des tijds hebben doorstaan. Bachs eerste vrouw, bij wie hij zeven kinderen had, stierf in 1720. Hij hoorde er pas van op de stoep van zijn woonhuis, bij terugkeer van een dienstreis met zijn adellijke broodheer. Het jaar daarop trouwde Bach, een weduwnaar met kleine kinderen, met de zangeres Anna Magdalena Wilcke bij wie hij dertien kinderen kreeg. Van de in totaal twintig kinderen die Bach verwekte zijn er in totaal tien op jonge leeftijd overleden. Ook in Köthen rezen voor Bach problemen die de drang naar het zoeken van een nieuwe betrekking deden toenemen. Allereerst huwde prins Leopold in 1721 een vrouw met een beduidend andere, 'lichtere' muzikale smaak. Dit deed de belangstelling van de vorst voor Bachs kunst afnemen. Bovendien moest het vorstendom - dat formeel onder Pruisen viel - bijdragen aan de financiering van het Pruisische leger. Daarom werd er gesnoeid in de kosten van onder andere de hofcultuur. Bovendien begon Bach uit te kijken naar een geschikte plek voor het voortgezette en universitaire onderwijs van zijn opgroeiende zonen Wilhelm Friedemann en Carl Philipp Emanuel.
Aan Bachs aspiratie tot het vinden van een nieuwe baan heeft het nageslacht vier belangrijke compositiecycli te danken. Allereerst de 'Brandenburgse Concerten' (zie boven). Nadat hem in 1722 het overlijden ter ore was gekomen van Johann Kuhnau, de cantor (= muziekleraar) van het Thomaskerk-internaat in Leipzig en koormeester/dirigent van kerkmuzikale uitvoeringen in de Thomaskirche en Nicolaikirche in die stad, besloot hij naar deze vacant geworden positie te solliciteren. Omdat Bach weliswaar een gymnasiumopleiding had genoten maar geen (voor zo'n functie noodzakelijke) universitaire, stelde hij toen bij wijze van 'sollicitatiepapieren' drie compositiecycli samen als onderbouwing van (geëiste) pedagogische kwaliteiten.
Zijn persoonlijke koraalvoorspelenboekje voor orgel uit Weimar voorzag hij toen pas van een pedagogisch-toepasselijk titelblad, met daarboven de titel 'Orgel-Büchlein'. Daarnaast ordende hij een verzameling van betrekkelijk losse, korte twee- en driestemmige klavecimbelstukken uit het muziekleerboekje voor de oudste zoon Wilhelm Friedemann tot een aparte dertigdelige cyclus. Het is bekend geworden als 'de twee- en driestemmige inventionen' En tot slot bracht hij reeds bestaande Praeludia en Fuga's - al dan niet bewerkt - met nieuwe samen tot zijn beroemde klavecimbelcyclus Das Wohltemperierte Klavier, waarin 24 muziekstukken in alle grote- en kleine-tertstoonsoorten zijn geschreven.
Cantor te Leipzig (1723-1750)
Bachs aanstelling volgde en in 1723 verhuisde hij naar Leipzig, destijds een belangrijk cultureel en handelscentrum met vooraanstaande boek- en muziekuitgeverijen, een gereputeerde universiteit en de alom bekende Leipziger Messe (beurs). Bach schreef hier het overgrote deel van zijn cantates. In totaal niet minder dan vijf volledige jaargangen. Hiervan is vermoedelijk 60% (circa 200) bewaard gebleven.
In 1731 bedacht hij voor de installatie van de nieuwe stadsraad van Leipzig een meesterlijke cantate (BWV 29 Wir danken Dir, Gott, wir danken Dir) met een indrukwekkende instrumentale bezetting, compleet met pauken en trompetten. In Leipzig was hij koormeester van de Thomaskerk en leraar aan de Thomasschule. Zijn relatie met het stadsbestuur was slecht en men zag hem als een wat vreemde koppige oude man die met verouderde contrapuntische muziek bezig was. Bovendien werd Bach meer gezien als een organist dan als een componist. Bach was dan ook niet bepaald de eerste keus van het gemeentebestuur. Uiteindelijk werd Bach pas benoemd nadat de componisten Georg Philipp Telemann en Christoph Graupner hadden bedankt. De bekendste werken die hij hier componeerde waren de Matthäus Passion, de Johannes Passion, het Weihnachtsoratorium, het tweede deel van het Wohltemperierte Klavier (eveneens 24 preludes en fuga's), de Mis in b klein (Hohe Messe), het Magnificat (voor Kerstmis 1723) en de vier delen van de zogenaamde Klavierübung, waaronder deel één met zes Partita's voor klavecimbel en deel vier met de Goldberg Variaties
Latere jaren
Ziekte en dood
Bach had vanaf 1747 een oogziekte. Aan het eind van de lente van 1749 kreeg Bach een beroerte. Door die beroerte ging zijn gezichtsvermogen sneller achteruit. Tegen de zomer was hij al vrijwel blind geworden. Begin 1750 besloot Bach zich hieraan te laten opereren. De operatie mislukte echter, waardoor Bach volledig blind werd. Desondanks werkte hij hard aan de voltooiing van Die Kunst der Fuge. Toen zijn gezondheid verder achteruit ging, dicteerde Bach vanaf zijn ziekbed een laatste koraalvoorspel aan zijn schoonzoon. Op 18 juli 1750 kreeg Bach volkomen onverwachts zijn gezichtsvermogen weer terug, maar een paar uur later werd hij getroffen door een beroerte. Hij overleed tien dagen later aan de gevolgen van zijn beroerte. De oorzaak van zijn beroerte was hoge koorts. Bach werd drie dagen later op het kerkhof van de St.-Johanneskirche begraven, maar de precieze plek van zijn graf werd snel vergeten. De onvoltooide Die Kunst der Fuge werd later door Bachs tweede zoon Carl Philipp Emanuel afgemaakt.
Bach na zijn dood
Op 7 augustus 1750, ruim een week na de dood van de componist, kwam het stadsbestuur bijeen om een nieuwe cantor te kiezen. Bachs naam werd nauwelijks genoemd, behalve door een raadslid dat met kennelijke wrok het vertouwde cliché herhaalde: De school heeft een cantor nodig, geen dirigent. De burgers van Leipzig vertrouwden de lastige cantor toe aan de vergetelheid. Bachs vrouw, Anna Magdalena, bleef met haar vijf kinderen alleen achter zonder bestaansmiddelen. Al in 1752 was de erfenis helemaal op en kreeg zij van de gemeenteraad veertig daalders in ruil voor een aantal onverkochte exemplaren van "Die Kunst der Fuge". Zij overleed in 1760 als 'Almosenfrau', aangewezen op min of meer openbare ondersteuning.
Na zijn dood raakten Bach en zijn werken in vergetelheid. Niet echter zijn orgel- en klavecimbelwerken die, zij het in relatief beperkte kringen van musici en gevorderde muziekamateurs, altijd repertoire hebben gehouden. En ook niet wat betreft een grote, omvangrijke compositie als de "Missa in h-moll" (Hohe Messe in b klein) die, in de vorm van een handgeschreven kopie, zelfs bij Haydn en Beethoven in Wenen bekend was als 'leervoorbeeld'.
Pas na driekwart eeuw, in 1829, werd ook de vocale muziek van Bach herontdekt, dankzij de inspanningen van Felix Mendelssohn-Bartholdy die een uitvoering van de Matthäus Passion in de Berlijnse Singakademie organiseerde; het werd het begin van de definitieve erkenning van de enorme waarde van Bachs muziek.
Bachjaren
In 1950, op de 200ste verjaardag van zijn overlijden, volgde het officiële eerherstel. Toen werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar het koor van de Thomaskirche waar ze rusten onder een eenvoudige gedenkplaat.
Bewonderaars
Een groot bewonderaar van Bach was Ludwig van Beethoven (16 december 1770 - 26 maart 1827), een Duitse componist en pianist uit Wenen.
Gezinsleven
Bach had van zijn twee vrouwen in totaal 20 kinderen, waarvan de helft op zeer jeugdige leeftijd overleed.
Nalatenschap en invloed
19e eeuw
Bach kreeg in zijn latere jaren als componist en na zijn dood aanvankelijk een minder grote reputatie. Zijn stijl werd ouderwets beschouwd in vergelijking met de opkomende klassieke stijl. Hij werd evenwel herinnerd als musicus, pedagoog, componist en vader van zijn eveneens musicerende kinderen (vooral Carl Philipp Emanuel en Johann Christian). De direct na zijn dood nog bekende composities waren klavierwerken, waarvan vele componisten een exemplaar bezaten. Van onder andere W.A. Mozart en Beethoven is bekend dat ze het werk van Bach bewonderden. Tijdens een bezoek aan de Thomasschule in Leipzig hoorde Mozart een motet-uitvoering (BWV 225) en zou hebben gezegd: Kijk, dit is nu iets waar men van kan leren!. Nadat hij delen van het motet in handen had gekregen ging hij op de grond zitten met de koorpartijen om zich heen, waarbij hij alles vergat, en niet eerder opstond dan nadat hij alle stukken uitgebreid bestudeerd en in partituurvorm overgeschreven had. Beethoven oefende al als kind op Bachs Wohltemperierte Klavier en noemde Bach later in zijn leven: Urvater der Harmonie (Grondlegger van de harmonie). Van Beethoven is ook de woordspeling: nicht Bach, sondern Meer (geen beek maar een zee, gebruik makend van de letterlijke betekenis van Bachs naam).
De wederopbloei van Bachs reputatie als componist bij het brede publiek werd mede mogelijk gemaakt door de publicatie van Johann Nikolaus Forkels biografie (1802), die onder andere door Beethoven werd gelezen. Philipp Spitta's biografie van 1873 was er een aanvulling op. Johann Wolfgang von Goethe maakte relatief laat in zijn leven kennis met het werk van Bach door een serie optredens van klavier- en koorwerken in Bad Berka in 1814 and 1815. In een in 1827 geschreven brief vergeleek hij de ervaring van het luisteren naar Bachs muziek met 'oneindige harmonie in dialoog met zichzelf'.
Vermoedelijk heeft Felix Mendelssohn Bartholdy de grootste bijdrage geleverd aan het herwaarderen van Bachs nalatenschap door in 1829 de Matthäus Passion opnieuw uit te voeren in Berlijn. Georg Wilhelm Friedrich Hegel, die aanwezig was bij deze uitvoering, noemde Bach later een 'groot, oprecht protestant, robuust en erudiet genie', welke we pas sinds kort weer op volle waarde schatten. Mendelssohns promotie van Bach continueerde hij in de hierop volgende jaren en Bachs reputatie groeide evenredig. Het Bach Gesellschaft werd opgericht in 1850 om zijn werk verder te promoten. Deze organisatie vervulde een belangrijke rol in de herwaardering van Bach door het publiceren van de bladmuziek. Ook Johannes Brahms werkte eraan mee. Voor 1871 en kanselier Bismarck probeerde men het opkomende Duitse nationale gevoel via culturele kanalen aan bod te laten komen in taal, literatuur, geschiedenis en bovenal in muziek uit heden en verleden. Deze hele onderneming werd ondersteund door de Romantiek, die zich afzette tegen het Rationalisme. Ook het enthousiasme voor de muziek als enige kunstvorm die direct tot de ziel spreekt, speelde een rol. Bach werd door de Duitse componisten gezien als hun grote voorloper en voorvader. Vandaar het groeiend reveil.
20e eeuw
Gedurende de 20e eeuw zijn verschillende stukken van Bach herontdekt vanwege hun artistieke of educatieve waarde. Toen ontstond ook een beweging die streeft naar authentieke uitvoeringen, met instrumenten uit de tijd van de componist en gespeeld zoals men denkt dat de componist het bedoeld heeft. Voorbeelden hiervan zijn de inzet van klavecimbels in plaats van concertpiano's en het gebruik van kleine koren of louter solisten.
In de 20 eeuw werd het werk van Bach bewerkt en herwerkt in verschillende stijlen: van Stravinsky tot Schnittke, van Schönberg tot Kagel. Sinds Bachs dood zijn er rond de 300 werken geschreven met Bach als bron. Fünf Sätze für Streichquartett opus 5 van 1909 van Anton Webern is een bewerking van Bachs Musikalisches Opfer BWV 1079. Dmitri Shostakovich schreef in 1950 zijn 24 preludes en fuga's. Andere voorbeelden zijn de Chaconne in d mineur door Ferruccio Busoni en Stravinsky's versie van de Canonische Variaties.
Bach als leraar
Over Bachs methode om les in compositie te geven beschikken wij over verschillende getuigenissen, waaronder dat van hemzelf; hij verwees ernaar aan het slot van het Klavier-Büchlein, dat hij voor zijn tweede vrouw Anna Magdalena schreef. Ook Carl Philipp Emanuel maakte er tegenover Forkel opmerkingen over. Evenals bij zijn klavierlessen vormden een vaste methode en toewijding de sleutels van zijn aanpak. De leerlingen begonnen met het schrijven van een vierstemmige harmonie naar het model van Bachs eigen koralen. Zij kregen bijvoorbeeld een of meer van de partijen - sopraan, alt, tenor en bas - en moesten de rest aanvullen. Elke partij moest op een aparte lijn of notenbalk worden genoteerd zodat men de vorm van de melodie kon zien, want Bach duldde geen saaie meerstemmigheid; zonder de regels te overtreden moest elke partij haar eigen melodische lijn hebben. Bach herinnerde zijn leerlingen eraan dat elke partij als het ware een sprekende stem was die zijn zinnen grammaticaal juist moest vormen en niets mocht zeggen tenzij hij echt iets te zeggen had. Leerlingen mochten pas met eigen composities beginnen als ze deze vierstemmige polyfonie en het elementair contrapunt onder de knie hadden. En als ze ermee begonnen, vertelde hij hun niets te noteren tot ze het hele stuk doordacht hadden. Veel later past de filmregisseur Hitchcock dezelfde methode toe: eerst de film precies in je hoofd hebben voordat je met een draaiboek start. Improviseren op het klavier als een manier om te componeren werd afgeraden; Bach sprak met minachting over wie hij noemde de 'klaviercavaleristen' die hun vingers op zoek naar ideeën over de toetsen lieten gaan.
Werken
Algemeen
Een van de bijzondere aspecten van Bachs composities is het complexe en ingenieuze gebruik van het contrapunt. Meer dan andere componisten wordt Bach geassocieerd met de fuga. Het bekendste fuga-album is wellicht het Wohltemperierte Klavier; dit werk, in twee delen van elk 24 duo-composities, bevat in totaal 48 preludes en fuga's, twee voor elke majeur en mineur toonsoort. Bach schreef ook een eigen 'kunstboek' Die Kunst der Fuge, dat in onvolledige vorm werd uitgegeven vanwege zijn overlijden in de laatste fase van het revisie- en productieproces van de reeds lang geplande uitgave van het verzamelwerk. Qua opzet omvat het veertien fuga's (die Bach zelf 'Contrapuncti' noemde) en vier canons die alle op hetzelfde thema gebaseerd zijn.
Veel van zijn muziek schreef Bach voor de Lutherse Kerk. Vanaf 1723 tot aan zijn dood was hij cantor van de Thomaskerk in Leipzig. Van de overgeleverde motetten zijn vooral Der Geist hilft unser Schwachheit auf (BWV 226) en Jesu, meine Freude (BWV 227) bekend. Zijn vele cantates (lijst) componeerde hij voor de reguliere zondagsdiensten buiten de vastentijd; de Johannes Passion (BWV 245) en de Matthäus Passion (BWV 244) waren bedoeld voor speciale diensten op Goede Vrijdag. Deze laatste werd voor het eerst uitgevoerd in 1727. Een Passion is een oratorium, te vergelijken met een opera, maar dan zonder voorstelling op de scène met als onderwerp het lijdensverhaal van Christus. De Matthäus Passion, ook bekend als 'de grote passie', overschaduwde alle eerdere kerkmuziek van Bach - of van wie dan ook - wat betreft omvang, opzet, karakter, techniek, expressie en moeilijkheidsgraad.
Bach Werke Verzeichnis
De werken van Bach werden genummerd door Wolfgang Schmieder en kregen alle een BWV-nummer waarbij Schmieder een ordening naar genre invoerde.
Navorsers rond Bach
Tot 1 januari 2007 bestonden er twee instituten in Duitsland die zich bezig hielden met de studie van Bachs partituurhandschriften, papiersoorten en watermerk. Dit waren de Bachinstituten te Leipzig (o.l.v. Werner Neumann) en te Göttingen (o.l.v. Alfred Dürr). Dit laatste hield vanaf 1 januari op te bestaan. De instituten stelden zich tot doel te komen tot de uitgave van de Neue Bach Ausgabe nl een tweede integrale uitgave van de werken van Bach die de fouten van de eerste, uit de 19e eeuw moest rechtzetten. Dit project zal midden 2007 voltooid zijn.
De onderzoekers hadden voor de val van de Berlijnse muur in 1989 met grote praktische problemen te kampen. De partituur van de Mattheuspassion lag in Oost-Berlijn terwijl het stemmenmateriaal zich in West-Berlijn bevond. Dürr slaagde er bijvoorbeeld in om op basis van grafologische- en watermerkstudies aan te tonen dat Bach zijn cantates in het begin van zijn Leipzigse tijd nagenoeg "op voorraad" schreef en daarna op het bestaande bleef teren.
Zie ook
- Het BACH-motief
- De muzikale handtekening van J.S. Bach
- De Lijst van cantates van Johann Sebastian Bach
- Lijst van boeken over het leven en het werk van Johann Sebastian Bach
Een aantal van Bachs zonen werd eveneens componist of muzikant:
- Wilhelm Friedemann (1710-1784)
- Carl Philipp Emanuel (1714-1788)
- Johann Christoph Friedrich (1732-1795)
- Johann Christian (1735-1782)
- Familie Bach
Externe links
- uiterst volledige webomgeving rond J.S. Bach - links tot J.S. Bach sites door Yo Tomita, Queen's University, Belfast, N-Ierland.
- algemene info JS. Bach en BWV-nummers
- De (bijna) complete Bach-Gesellschaft Ausgabe - partituren beschikbaar in pdf
- Mutopia - muzieknotatie en midi-files
- Teksten vocaal werk Bach, alfabetisch geordend
- Partituren van Bachs muziek op International Music Score Library Project (publiek domein)