Diakones
Van Wikipedia
Diaken (man) en diakones (vrouw) is afgeleid van het Griekse woord diakoneoo, hetgeen dienen betekent. Het Griekse woord diakonos betekent dienaar. De diaken was in het Nieuwe Testament de tweede ambtsdrager, na de opzichter of opziener (zie: ouderling). Het dienen van God en de gemeenschap (zowel de christelijke kerk als de wereld) wordt in het christendom gezien als een belangrijke deugd.
Het mannelijk diakenschap geldt als een gewijde sacramentele functie, het vroeg-christelijk vrouwelijk diaconaat was geen gewijde functie.
[bewerk] Taak van de diaken
Voor de dienende taak in de vroeg-christelijke kerk werden allereerst mannen uitgekozen. In Handelingen 6 lezen we over de aanstelling van diakenen die [de presbyters, priesters, "ouderlingen"] moesten helpen bij de 'dienst van de tafel', omdat de opzichters (episkopoi, bisschoppen) van de gemeente/kerk van Jeruzalem dat geboden. Blijkbaar waren de apostelen en discipelen volgens Hand. 6,2 bijna voortdurend bezig om de 'weduwen' van de gemeente te voeden. Genoeg tijd voor kerkdiensten was er niet en daarom riepen de apostelen de discipelen bijeen (Hand. 6,2) en instrueerden de discipelen om 'dienaars' (diakonos) aan te stellen om zich bezig te houden met de bediening en verzorging (hand. 6,4). Er werden vervolgens 7 mannen uit de broeders (gemeenteleden/parochianen) gekozen die vol zijn van de 'Geest en wijsheid'. Men koos zes mannen van Joodse afkomst en een 'Jodengenoot' (niet-Joodse sympathisant van het Messiaanse Jodendom). Vervolgens werd er gebeden en werd hun de handen opgelegd. In de handoplegging bestaat in de apostolische kerken, zoals de rooms-katholieke en Oosters-orthodoxe gemeenschap, het wezenlijke van de toediening van het diaconaat (uitsluitend aan mannen).
Wat de lezer verwondert is dat de twee nog later genoemde diakenen Filippus en Stefanus vooral naar voren komen als predikers van het christelijk gedachtegoed. Dit versterkt de door veel theologen verdedigde opvatting dat de rol van de diakenen in het NT een veel bredere taak hadden, nl. ook de verkondiging en het penningmeesterschap van de gemeente, alsmede de rol van inzamelaar tijdens de inzamelingsacties (diakones Phoebe, Rom. 16,1-2).
In de brieven van Paulus aan Timoteüs en Titus wordt de taak van de diakenen nauwer omschreven evenals de personen die voor het ambt geschikt zijn. Diakenen moeten 'waardig' zijn, niet uit zijn op 'winstbejag', niet 'verslaafd zijn aan wijn' en geen tegenstrijdigheden verkondigen (NBG: 'niet met twee tongen spreken' 1 Tim. 3,8). Blijkbaar moesten ze eerst een proefperiode doorlopen hebben eer zij volwaardig diaken werden.
[bewerk] Diakonessen
Blijkens 1 Tim. 3,11 konden ook vrouwen een soort diaconaat bekleden (zie kanttekening in de Willibrordbijbel). Dit was echter niet het gewijde diakenschap, maar allereerst de liefdesdienst. Van sacramentele functies bij de dienst van de tafel (altaardienst) waren de vrouwelijke diaconessen uitgesloten. Vrouwelijke diaconessen waren gezegende functionarissen die in de vroege Kerk, waar gedoopt werd door algehele onderdompeling, de priesters (presbyters) en mannelijke diakens enkel assisteerden bij het toedienen van het doopsel aan vrouwelijke christenen. De diakonessen zorgden ervoor, dat dit welgevoeglijk kon geschieden en, dat de presbyter niet gestoord werd door kleding doorschijnende vrouwelijke lichaamsdelen. Zij hielden de dopelinges ook vast terwijl de presbyter doopte. In die zin hadden zij dus wel een functie rond het Sacrament, hoewel geen gewijd (door handoplegging toegediend) sacramenteel ambt. Toen in de loop van de eeuwen de onderdompelingsdoop plaats maakte voor de overgietingsdoop, verdween ook het diaconaat voor vrouwen. Hun liefdadigsheidswerk (liefdesdienst) werd na de godsdienstvrede van Milaan (311) steeds meer waargenomen door vrouwelijke religieuzen uit de oudste soorten kloosterorden.
Hoewel de liefdesdienst van de vrouwelijke diakonessen overeenkwam met de zorg van de mannelijke diakens die door handoplegging gewijd werden, was hun taak duidelijk anders. De diakens assisteerden naast hun armenzorg bij de Eucharistie, terwijl de diaconessen enkel bij het doopsel hielpen. Recentelijk trachten veel progressieve en modernistische bewegingen binnen de katholieke, orthodoxe en episcopaalse kerken het vrouwelijke diaconaat (hulp bij geldelijke zaken en Doopsel) voor te stellen als gelijkaardig aan het mannelijke diakenschap. Dit is historisch gezien onjuist en frauduleus. Het nemen van het vroeg-christelijke vrouwelijke diaconaat als historische opstap tot het door handoplegging sacramenteel wijden van vrouwen tot priesters, diakens en bisschoppen, zoals momenteel in de Anglicaanse Kerk gebeurt, is historisch en theologisch zonder enig precedent.
[bewerk] Diakenen en Diakonessen door de eeuwen heen
In de post-bijbelse tijd waren de diakenen toch vooral mensen die praktische barmhartigheid verleenden en zorg droegen voor de armen (+ weduwen, wezen enz.) en de zieken bijstonden.
In de vijfde eeuw ging het diakenambt achteruit hoewel het wel bleef bestaan, zowel in de Oosterse Kerken als in de rooms-katholieke Kerk. In de orthodoxe kerk en de grieks-katholieke kerk bleef het diakenschap belangrijker dan in de westelijke katholieke Kerk. In Rome en Westelijk Europa verdween het permanent diakenschap vrijwel geheel. Slechts in enige kloosters bleef het permanente diakenschap bestaan; in de seminaries waren en zijn er 'transeúnte' diakens, nl. diakens op weg naar de priesterwijding. Vrouwen waren vanzelfsprekend, zoals in de vroege Kerk, uitgesloten van het gewijde - door handoplegging toegediende - diakenschap, sinds het verdwijnen van het niet-sacramentele vroeg-christelijke vrouwendiaconaat.
Tijdens de Reformatie werd het (nu ongewijde) diakenambt bij zowel de lutheranen als bij de calvinisten in ere hersteld. In het lutheranisme zijn diakenen mede-dienaars van het Woord, maar ook jeugdwerkers, sociale werkers en armenverzorgers. Bij de calvinisten kregen zij vooral de rol van armenverzorgers toebedeeld en komen ook de vrouwelijke diakonessen (armenzorgsters) voor.
Na het Tweede Vaticaans Concilie werd het permanent diakenambt in de rooms-katholieke Kerk hersteld en toegankelijk gemaakt voor gehuwde mannen.
Zie ook: