Duikpak
Van Wikipedia

Een duikpak is een beschermende kledij voor een duiker of kikvorsman, tegen de koude en druk, op diepere delen onder water.
De vroegere duikpak of duikerspak, vanaf einde 19e eeuw tot ongeveer onze tijd, waren geheel en uit één stuk van rubber. De duiker werd aan dek van een schip aangekleed door twee, drie helpers, die hem hielpen het duikpak aan te trekken. Vervolgens kreeg hij een koperen halsschouderplaat opgezet die met riemen aan het duikpak werden bevestigd. Daarna kreeg hij verzwaard lood rond zijn hals en rond de lenden gebonden, en werd hem grote zware lompe loden of koperen schoenen aangedaan. Vervolgens kreeg de duiker handschoenen of zelfs geen, naargelang zijn wens. Dan uiteindelijk kreeg hij de zware koperen duikerhelm op de halsschouderplaat opgeschroefd en werd de rubberen luchtdarm aan de helm bevestigd. Deze luchtdarm werd voor alle veiligheid nog eens om zijn lichaam gedraaid, zodat bij het snelle afdalen naar de zeebodem, de luchtslang niet van zijn helm zou weggerukt worden. Dit zou voor de duiker fataal geweest zijn tijdens de afdaling. Het voorvisier werd zorgvuldig afgesloten, zodat de duiker ook eveneens opzij kon zien door andere kijkglazen. Zo'n helm had meestal drie kijkvensters en sommige vier, die dan schuin bovenaan het voorvenster stond. Dit om gemakkelijker naar boven te kijken, zonder dat de duiker zich achterover moest trekken om omhoog te zien.
Het was niet gemakkelijk voor de man, om over dek te gaan met deze zware gewichten naar de bootsladder in zee. Daarom werd de duiker geholpen bij het opstaan en zich begeven naar de bootsladder. Met behulp van een touw om zijn middel ging de duiker de bootsladder af tot het einde en sprong dan in zee. Onmiddellijk draaiden twee man aan de luchtcompressiepomp om de duiker meteen zuurstoflucht toe te dienen. Meteen werd ook het touw en de broodnodige en van levensbelange luchtslang gevierd. Door de loodzware schoenen, loden hals- en lendengordel, daalde de duiker naar de diepte tot op de zeebodem. Eenmaal onder water werd het gewicht van het duikpak en de helm gehalveerd door de opwaardse druk onder water, en de lucht in de duikhelm, schoenen en duikpak. De mannen aan de luchtcompressiepomp moesten constant blijven draaien aan de wiellieren, totdat de duiker terug boven water was gehesen met het trektouw. Sommige schepen hadden een soort verzwaarde loodsladder met platform, zodat de duiker omhoog werd getakeld zoals een lift.
Het was voor velen toen levensgevaarlijk werk, door de beperkte bewegingsvrijheid. Men liep dan traag vooruit, over de zeebodem voorover, door de vertragende massa en druk onder water, en het meesleuren van het dikke touw en de rubbere luchtslang. De dikte van zo'n luchtslang kan men vergelijken met een slang aan de benzinepomp. Werken onder water verliep zeer langzaam, of een wrak onderzoeken was soms levensgevaarlijk, doordat het touw of de luchtslang ergens kon klem geraken, met het gevaar dat de luchtslang kon afknappen. Als dit gebeurde was men ten dode opgeschreven en verdronk men in het wrak. Enkele duikers hebben dit ervaren, maar zaten "gelukkig" niet diep en maar half geklemd, zodat ze de loden gordels meteen konden ontkoppelden en door de nog samengeperste lucht in het duikpak en helm, naar de oppervlakte werden geschoten in een wolk van luchtbellen. Met een aantal signaaltrekken aan het touw kon men boven weten, dat de duiker naar de oppervlakte wilde.
Dit kwam voor sommige duikers ook duur te staan, want door het plotse drukverschil werden ze wel gered en aan boord gehesen, maar stierven daarna aan de caissonziekte. Een drukcabine voor decompressie, kende men toen nog niet. Er werd aan boord tijdens de terugreis, ijscompressie op de ongelukkige duiker zijn borst gelegd. Aan wal gekomen werd de ongelukkige in aller ijl naar het ziekenhuis gebracht, maar dan was het meestal te laat. Ook was het gevaarlijk om in sommige wrakken te begeven, daar er grote inktvissen en octopussen in voorkwamen, die graag in duistere grotten of wrakken verblijven. Zij voelden zich bedreigt door de duiker en vielen hem soms aan als ze in het nauw zaten. Menig duiker moest zich verdedigen met bijl en mes, tegen de vangarmen van zo'n monster. Meestal dropen de inktvissen of octopussen in een inktwolk af.
Deze vorm van duiken duurde nog tot na de Tweede Wereldoorlog. Toen had men de kikvorsduikers leren kennen tijdens de nachtelijke raids, onder water tegen de vijandelijke oorlogschepen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen Italiaanse kikvorsmannen met mini-onderzeeërs, in de haven van Triëst (stad), de Oosterijks-Hongaarse Middellandse-Zee oorlogsvloot aan. Het vlagge- en pantserschip de "Wien" werd het slachtoffer van deze duikers, doordat ze tegen de romp magnetische kleefmijnen lieten ontploffen. Toen het schip werd beschadigd, waren de Italiaanse duikers als krijgsgevangenen al aan boord gebracht, voor ondervraging. Ze werden verraden door hun eigen luchtbellen en door hun vijand boven water gedwongen.
Deze kikvorsmannen, gezeten op een mini-onderzeeër met magnetische kleefmijnen, vielen de vijandelijke oorlogschepen aan, tijdens de Eerste- en Tweede Wereldoorlog. De duikers waren uitgerust met nauwspannende duikpakken, zwemvliezen, duikbril, loodgordel en duikflessen. Zij hadden wel meer bewegingsvrijheid dan de logge trage gehelmde duikers van weleer. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog brachten Japanse kamikaze-kikvorsmannen, met door henzelf geleidde torpedo's, menig Amerikaans schip tot zinken, wat hun het leven kostte, gelijk met vele Amerikaanse slachtoffers.
De vroegere gehelmde duikers met hun zware rubberen duikpakken, kregen nadat ze gestopt waren met dit systeem van duiken, dikwijls last van hevige hoofdpijnen en migraines. Dit is te wijten aan het veelvuldig gebruikt van compressieluchttoevoer en onder langdurige konstante druk onder water.
In deze tijd werken de duikers ook met geheel stalen duikpakken die een druk kunnen weerstaan tot op een diepte van 400 meter. Deze duikers kunnen alleen werken met knipscharen en grijptangen, die de handen vervangen. De duiker bediend in de dikke stalen, met flexibele armgewrichten, met zijn handen de instrumenten, om te grijpen of kabels door te knippen. Deze slalen drukbestendige duikpakken werden getest in de met watergevulde mijnschachten te Beringen, Limburg. Deze voormalige en afgedankte mijnschachten staan vol water en hebben een diepte van ong. 400 meter. Ideaal dus om zo'n duikpakken te testen tegen deze druk.
In zee worden deze duikers in een onderzeeverblijf neergelaten, voor een langdurig verblijf onder water, waar de duikers op die diepte zich moeten aanpassen aan de compressiedruk. Daar verlaten ze hun onderwaterverblijf om aan boorplatformsteunen onder water op de zeebodem, of onderzoekingen van de zeebodem zelf te doen. Na een tijd worden ze terug boven gehaald, maar moeten dan onmiddellijk voor een tijd in de decompressiecontainer verblijven, totdat hun lichaamsgestel weer aan de oppervlaktedruk is aangepast.