Frans-Duitse Oorlog
Van Wikipedia
Frans-Duitse Oorlog | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Deel van de Oorlogen van de Duitse eenwording | |||||||||||
De Pruisische kurassiers vallen de Franse kanonnen aan tijdens de Slag bij Mars-la-Tour op 16 augustus 1870. |
|||||||||||
|
|||||||||||
Strijdende partijen | |||||||||||
Tweede Franse Keizerrijk | Noord-Duitse Bond verenigd met de zuid Duitse staten: Koninkrijk Beieren Württemberg Baden (later: Duitse Keizerrijk) |
||||||||||
Commandanten | |||||||||||
Napoleon III | Otto von Bismarck Helmuth von Moltke |
||||||||||
Troepensterkte | |||||||||||
Frankrijk: 500.000 | Duitse Bond: 550.000 | ||||||||||
Slachtoffers | |||||||||||
150.000 dood of gewond 284.000 gevangenen 350.000 burgers |
100.000 dood of gewond 200.000 burgers |
De Frans-Duitse of Frans-Pruisische Oorlog begon op 19 juli 1870 en duurde tot 10 mei 1871.
De oorlog werd gevoerd tussen Frankrijk en de Duitse staten onder leiding van Pruisen. Frankrijk was beducht voor de snel groeiende Pruisisch-Duitse macht. Frankrijk was tot 1870 de sterkste natie op het vasteland in Europa, maar Pruisen, onder leiding van Bismarck, wilde deze plaats innemen. Deze door beide partijen gewenste oorlog zou het omslagpunt betekenen.
De oorlog was een opgezet plan van de Realpolitik van Bismarck; voor zijn plannen met één Duits Rijk moest hij Frankrijk en Oostenrijk uitschakelen. De Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog was in 1866 reeds beslist in het voordeel van Pruisen; in 1870 zou ook Frankrijk volgen.
De directe aanleiding van de oorlog was het Franse verzet tegen de aanstaande koning van Spanje: de Duitse prins Leopold van Hohenzollern. Als deze prins de troon van Spanje zou bestijgen, dan zou Frankrijk ingesloten worden tussen Hohenzollerns, zowel in het Zuiden als in het Noord-Oosten. Frankrijk eiste dat de Pruisische koning Wilhelm I zijn steun introk voor de Pruisische prins zodat Spanje niet in Pruisische handen zou vallen. Wilhelm I ging akkoord maar toen Napoleon III een korte tijd later een gezant, graaf Benedetti, naar Wilhelm I (op dat moment verblijvend in Bad Ems) stuurde om te eisen dat deze niet op deze beslissing zou terugkomen, weigerde Wilhelm I dit. Hij deed dit door op 13 juli 1870 een telegram, bekend als de Emser Depesche, naar Bismarck te sturen, die op zijn beurt het telegram in beledigende termen onder de pers verspreidde. Daarop greep Frankrijk naar de wapens en verklaarde ze de oorlog. Bismarcks plan was geslaagd: Pruisen was in oorlog met Frankrijk zonder dat het de aanvallende partij was.
[bewerk] Verloop van de oorlog
De oorlog verliep desastreus voor Frankrijk. De Fransen hoopten de Zuid-Duitse staten tegen Pruisen uit te spelen, maar deze staten kozen partij voor Pruisen. In tegenstelling tot Oostenrijk in 1866 had Frankrijk geen achterstand in moderne bewapening, maar de organisatie van het Franse leger liet veel te wensen over. De Pruisen en hun Duitse bondgenoten hadden binnen achttien dagen na de oorlogsverklaring 380.000 man troepen aan de Franse grens geconcentreerd, terwijl de Fransen in het grensgebied hooguit half zoveel manschappen hadden. De Duitsers beschikten trouwens ook over veel meer troepen dan de Fransen, want zij werkten op grote schaal met reservisten. De Franse legerleiding had gedacht dat reservisten in een mobiele oorlogvoering van geringe waarde zouden zijn, maar de successen van de Duitse strijdmacht toonden het tegendeel aan.
De Duitse legers opereerden heel offensief en namen daarbij zware verliezen op de koop. De Franse legers werden onder de overmacht verpletterd. Na de drie bloedige veldslagen van Wörth (6 augustus), Mars-la-Tour (16 augustus) en Gravelotte (18 augustus) raakte de Franse opperbevelhebber, maarschalk Bazaine, met een groot deel van het Franse leger ingesloten in de vesting van Metz.
Keizer Napoleon III vergezelde toen een nieuw leger van 120.000 man, dat - onder leiding van maarschalk Mac-Mahon - oprukte om de vesting van Metz te ontzetten. Dit leger werd echter opgewacht door een Duitse strijdmacht van 200.000 man en op 2 september 1870 verslagen in de Slag bij Sedan, waarbij de Franse keizer zelf gevangen genomen werd, evenals maarschalk Mac-Mahon en de resterende 100.000 manschappen. Dit leidde tot de ondergang van het Tweede Franse Keizerrijk en de instelling van de Derde Republiek.
De in Metz opgesloten maarschalk Bazaine had toen geen hoop meer op ontzetting en capituleerde op 27 oktober. De vesting van Straatsburg had iets eerder ook al gecapituleerd. Frankrijk had toen bijna geen geregelde troepen meer over.
De Duitse troepen sloegen toen het beleg om Parijs, waar al spoedig honger begon te heersen. De van de rest van het land geïsoleerde hoofdstad bleef echter dapper weerstand bieden.
Terwijl Parijs belegerd werd, riep Bismarck op 18 januari 1871 in de Spiegelzaal te Versailles het Duitse Keizerrijk uit. De Zuid-Duitse en Noord-Duitse vorsten verenigden zich op aandringen van Pruisen en koning Wilhelm I werd als Duits keizer erkend.
De oorlog was voorspoedig begonnen voor de Duitsers, maar de nieuwe Franse republiek bleef zich verdedigen. Telkens weer stampten de Fransen nieuwe legers uit de grond. Daarnaast kregen de Duitsers te maken met franc-tireurs: het burgerverzet. Hierdoor duurde de oorlog toch nog een volle winter. De Duitsers, die dit als een vorm van "valsspelen" beschouwden, traden zeer hard tegen burgers op, iets dat zich tijdens de Eerste Wereldoorlog zou herhalen. Bismarck zou zelfs eens in zijn woede in huislijke kring hebben gezegd dat hij nog eens alle Franse mannen zou laten executeren, waarop zijn vrouw zou hebben voorgesteld ook meteen alle vrouwen en kinderen te vermoorden.
[bewerk] Vredesverdrag
Op 26 februari 1871 sloot de voorlopige republikeinse regering van Frankrijk een wapenstilstand met de Duitsers en werd er een begin gemaakt met vredesonderhandelingen. Het Duitse leger mocht op 10 maart een - meer symbolische dan reële - zegetocht over de Champs Élysées maken.
De Parijse bevolking vond dat de nieuwe regering veel te toegeeflijk was ten opzichte van de Duitsers. Ook had zij andere grieven tegen het nieuwe bewind, dat in haar ogen te veel door de grande bourgeoisie werd beheerst.
Dit had tot gevolg dat de stad eind maart in handen viel van het revolutionaire bewind van de Commune. Deze opstand verontrustte Bismarck zeer, hetgeen hem iets milder maakte in de onderhandelingen met de nieuwe republikeinse regering van Frankrijk, die inmiddels van Bordeaux naar Versailles was verhuisd, want hij vond dat deze regering zo spoedig mogelijk in de gelegenheid zou moeten worden gesteld om zelf met deze revolutie af te rekenen.
Op 10 mei 1871 tekende Frankrijk de Vrede van Frankfurt en werd de oorlog beëindigd. Op 21 mei zette het regime van Versailles de aanval in op de Commune van Parijs, die werd neergeslagen na een week van harde gevechten (Semaine sanglante, Bloedige week), waarbij tegen de 20.000 mensen om het leven kwamen.
Frans-Duitse Oorlog | |
1870-1871 | |
Aanleiding | |
---|---|
Leopold van Hohenzollern | Emser Depesche | |
Veldslagen en belegeringen | |
Wœrth | Wissembourg | Colombey | Straatsburg | Mars-La-Tour | St. Privat | Beaumont | Sedan | Metz | Parijs | Belfort | Le Mans | St. Quentin | |
Vrede | |
Vrede van Frankfurt |
Bismarck was aanvankelijk zeer tegen territoriale eisen geweest, maar de Generale Staf was het hier niet mee eens, en had de keizer en de meerderheid van de bevolking achter zich. Men wilde de Fransen straffen voor hun "valsspelerij" nadat de Duitsers "de rechtmatige overwinning" hadden behaald. Bovendien had Bismarck geen gebiedsafstand van Oostenrijk geëist in 1866, terwijl de meeste Duitse politici vonden dat Pruisen best een beloning verdiende na een lange oorlog. Frankrijk werd gedwongen om het industrieel belangrijke Elzas-Lotharingen aan Duitsland af te staan en dit werd als een vernedering opgevat in Frankrijk. Belangrijk is dat deze vernedering decennialang heeft bijgedragen aan revanchegedachten tegenover Duitsland en mede van invloed is geweest op het uitbreken van de latere Eerste Wereldoorlog.
In ruil voor de triomfmars over de Champs Élysées, mocht Frankrijk wel de tot Elzas behorende, maar Franstalige stad Belfort en het omliggende gebied behouden.
Frankrijk moest ook aan Duitsland een oorlogsschatting betalen van 4 miljard goudfrank, ruim het dubbele van de jaarlijkse staatsbegroting. Zolang die schatting niet betaald was, zouden Duitse troepen het grootste deel van Noord-Frankrijk bezet houden, waarbij de bezettingskosten gedragen zouden worden door het bezette gebied. Het was een groot succes voor de nieuwe premier Adolphe Thiers dat de republikeinse regering in korte tijd erin slaagde voldoende geld bij de Franse bourgeoisie te lenen, zodat de schatting binnen drie jaar kon worden afbetaald, waarna de Duitse troepen Noord-Frankrijk (natuurlijk uitgezonderd Elzas-Lotharingen) ontruimden.