George Grosz
Van Wikipedia
George Grosz (Berlijn, 26 juli 1893 – Berlijn, 6 juli 1959), geboren als Georg Gross, was een Duitse kunstenaar. Hij meldde zich in 1914 als oorlogsvrijwilliger maar werd in mei 1915 al ongeschikt verklaard voor de militaire dienst. Hierna ontwikkelde hij zich tot pacifist. Hij stelde op karikaturale wijze het militarisme, de schijnheilige burgerlijke moraal en de ontreddering in de grootstad aan de kaak. Omstreeks 1920 was hij betrokken bij het Berlijnse dadaïsme, waarvoor hij onder meer maatschappijkritische en politieke collages maakte. Hij leunde toen aan bij het communisme.
In reeksen lithografieën als Ecce Homo toonde hij de schrijnende contrasten in de republiek van Weimar: vette burgers en werklozen, rechters en prostituees, priesters en moordenaars, generaals en arme soldaten. De stijl is elementair en bijtend. Onder invloed van het kubisme bracht hij zowel in zijn grafisch werk als op zijn schilderijen diverse kleine taferelen op een plat vlak samen om een beeld te geven van het pandemonium van zijn tijd. Vanwege het nietsontziende realisme wordt zijn werk tot de Neue Sachlichkeit gerekend.
Grosz werd gerechtelijk vervolgd wegens godslastering, onder meer omdat hij in Ecce Homo een Christus aan het kruis had afgebeeld die een gasmasker droeg. De nazi's stelden werk van hem tentoon als entartete Kunst. In de jaren 1930 emigreerde Grosz naar de Verenigde Staten, waar hij rustiger en conventioneler werk maakte. Het interessantst in deze periode zijn apocalyptische visioenen van Hitlerduitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog, beïnvloed door Jeroen Bosch en Pieter Brueghel. Ook maakte hij een aantal schilderijen met dunne mannetjes, de zogenaamde stickmen.