Hollands (dialect)
Van Wikipedia
Hollands is samen met het Brabants het meest gesproken hoofddialect van het Nederlands. In Vlaanderen wordt de term vaak gebruikt om te verwijzen naar de Nederlandse taal zoals ze in Nederland wordt gesproken. Buiten Nederland en Vlaanderen wordt de term gewoonlijk gebruikt voor het Nederlands zonder meer. In de Nederlanden verstaat men er de meeste dialecten van Noord-Holland, Zuid-Holland en soms ook Utrecht onder, en vaak ook het Standaardnederlands. Twee andere belangrijke hoofddialecten zijn het Oost-Vlaams en het West-Vlaams (waaronder het Zeeuws).
Meer oorspronkelijk werd er in het gebied van het latere graafschap Holland Fries gesproken. Nederfrankische kolonisten hebben misschien later in de Middeleeuwen vanuit het zuiden die taal langzamerhand verdrongen of er is sprake geweest van een langzame overneming van Frankische vormen. De overgang van het Hollands naar de meer zuidelijke Brabantse en West-Vlaamse dialecten is nog steeds zeer geleidelijk.
In de 16e eeuw kwam de standaardisering van het Nederlands goed op gang. Het stadsdialect van Antwerpen was toen het meest invloedrijk. Holland was toen de meest verstedelijkte provincie. De schrijftaal die de elite van de Hollandse steden gebruikte, richtte zich sterk op de schrijftaal van Antwerpen. De spreektaal echter werd - vermoedelijk, want goede gegevens ontbreken - maar weinig beïnvloed.
Het proces van taalverandering kwam echter in een stroomversnelling toen in 1585 Antwerpen viel. Vele tienduizenden Brabanders en Vlamingen vluchtten naar Holland en vestigden zich in de steden. Een nieuwe spreektaal ontstond die een mengeling moet zijn geweest van de oorspronkelijke Hollandse stadsdialecten en de taal van de migranten. Hoe groot de relatieve bijdrage is geweest, kunnen we nu niet goed meer nagaan: de oorspronkelijke Hollandse dialecten zijn slechts fragmentarisch vastgelegd. De elite bleef echter de Brabantse schrijftaal gebruiken, die in de loop der eeuwen maar heel langzaam aan de spreektaal aangepast werd en eerst voornamelijk veranderde door Hoogduitse en Nedersaksische toevoegingen via de Bijbelvertaling van 1618.
De eerste goede gegevens die we over de spreektaal bezitten, stammen pas uit de 19e eeuw. Op dat moment vinden we in de steden een spreektaal, vooral zich onderscheidend door een specifiek accent, die vrijwel identiek is aan de schrijftaal; op het platteland zijn er echter gebieden die een sterk afwijkend dialect spreken. Het is niet duidelijk of deze situatie het gevolg is van het vernietigen van de oorspronkelijke Hollandse dialecten door de schrijftaal - waarbij de plattelandsdialecten dan de restanten zijn van het originele Hollands - of dat de schrijftaal juist de verandering van de oorspronkelijke spreektaal geremd heeft - waarbij de plattelandsdialecten steeds sterker zijn gaan afwijken.
Dat laatste verschijnsel heeft zich in ieder geval in België voorgedaan: door het vervangen van het Nederlands door Frans als standaardtaal zijn de dialecten daar sterk gaan divergeren. De spreektaal in Holland staat daarom tegenwoordig van alle dialecten zonder meer het dichtst bij het standaard Nederlands. Een volkswijsheid zegt zelfs dat in Haarlem het zuiverste Nederlands te horen valt! (men spreekt daar immers de aa niet als ao uit, zoals in Amsterdam). Taalkundigen zien echter geen gegronde redenen om het Haarlems daadwerkelijk te beschiuwen als het zuiverste Nederlands; de uitspraak wordt dan ook gezien als een misvatting. Waarschijnlijk is het de 19e eeuwse dialectonderzoeker Winkler geweest die deze misvatting in de wereld heeft geholpen.
Dialecten die meer van hun oorspronkelijke mengeling tussen het Fries en Nederfrankisch hebben bewaard vindt men in de provincie Noord-Holland ten noorden van het IJ, in West-Friesland, en in de vissersdorpen IJmuiden, Noordwijk, Katwijk en Scheveningen.
Kenmerken van het Hollands, gedeeld met het Brabants en het Zeeuws, zijn het ontbreken van het reflexivum (hem of z'n eige i.p.v. het Hoogduitse zich - zo ook hem i.p.v. zijn), de vormen docht en brocht voor dacht en bracht en het ontbreken van het woordje du. Het Hollands onderscheidt zich van de andere Nederlandse hoofddialecten door de woorden nou en jou (Zeeuws noe en joe, Brabants nu en u/oe), het samenvallen van de klassen van mannelijke en vrouwelijke woorden, jij i.p.v. gij, de vorming van verkleinwoorden op -ie en -tje (Zeeuws: -(t)je, Brabants -(s)ke) en oorspronkelijk de uitgang -e voor de tweede persoon enkelvoud. Verder treft men in de dialecten van Zuid-Holland-Zuid veel Zeeuwse kenmerken aan, terwijl de dialecten van West-Friesland duidelijke invloed van het Fries tonen - in die streek werd zeker tot in de Middeleeuwen Fries gesproken en later ook de mengtaal Westfries, tot ongeveer de 19e eeuw.
Streektalen in Nederland en Vlaanderen |
---|
Standaardnederlands
Nederfrankisch en Frisofrankisch: Hollands (Zuid-Hollands - Utrechts-Alblasserwaards) - Westfries - Bildts - Stadsfries - Zeeuws - West-Vlaams - Oost-Vlaams - Brabants - Zuid-Gelders - Limburgs Nedersaksisch: Gronings - Stellingwerfs - Drents - Twents - Twents-Graafschaps - Gelders-Overijssels - Sallands - Achterhoeks - Urkers - Veluws |