Honingklieren
Van Wikipedia
Honingklieren of nectariën zijn klieren van planten die nectar uitscheiden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen florale honingklieren, die binnen de bloem liggen en extraflorale honingklieren, die buiten de bloem liggen.
Vrijwel alle delen van bloemen kunnen in honingklieren veranderen. Meestal zitten de honingklieren goed beschut in de bloem, zodat insecten ze alleen via een bepaalde weg kunnen bereiken. Hierdoor komen ze in aanraking met de meeldraden en de stempel, waardoor bestuiving optreed. De buitenste meeldraden van wildemanskruid zijn gemodificeerd tot honingklieren en produceren nectar en geen stuifmeel. Bij Hibiscus en stokroos zitten de nectarklieren op de bovenkant van de kelkbladeren. Ook kroonbladeren kunnen honingklieren bezitten of helemaal in honingklieren veranderen. Bij een aantal plantensoorten heeft de bloemkroon een nectarklier die uitloopt in een spoor, waarin nectar wordt verzameld. Dit komt onder andere voor bij akelei, orchideeën, viooltjes en vlasbekje. Veel plantensoorten in de leliefamilie hebben honingklieren op het vruchtbeginsel. Bij soorten uit het geslacht Prunus komen honingklieren voor op de schotelvormige bloembodem.
Er zijn ook planten met extraflorale nectarklieren. Deze kunnen voorkomen op schutbladeren, steunblaadjes, bladstelen en bladeren. Deze functioneren vaak als aantrekking en beloning voor mieren en wespen, die de plant vervolgens beschermen tegen plaaginsecten. Dit komt onder andere voor bij passiebloemen, waarbij de aangetrokken mieren en wespen de planten beschermen tegen rupsen van vlinders uit het geslacht Heliconius.