Kasteel Arkelstein
Van Wikipedia
In het buurtschap Loo in Overijssel bouwde bisschop Jan van Arkel in 1361 aan de Schipbeek het kasteel Arkelstein. Het kasteel werd in de 80-jarige oorlog gesloopt. Opgravingen in 1938, toen de laatste resten werden verwijderd en het terrein werd geëgaliseerd ten behoeve van landbouwgrond, brachten aan het licht dat het ging om een kasteel met een dubbele gracht waarover een ophaalbrug lag. Het terrein binnen de grachten zou 80 x 120 meter groot zijn, en er zou een rechthoekig huis van 9 x 15 meter en een vierkante toren van 5,20 x 5,20 meter hebben gestaan. In 2007 brachten radarmetingen echter aan het licht dat onder de grond het fundament van een kasteelruïne ligt van 106 bij 136 meter met dikke muren en mogelijk vier ronde hoektorens, dat na de werkzaamheden in 1938 nog nagenoeg intact lijkt te zijn gebleven.[1]
[bewerk] Geschiedenis
Om invallen vanuit Gelre in het Oversticht te verhinderen werd in de Middeleeuwen de Overijsselse landweer gebouwd. Dit was een versterkte grens, bestaande uit grachten en wallen die met doornstruiken beplant waren. Bij de doorgangen in de landweer werden versterkingen gebouwd. Kasteel Arkelstein was zo’n versterking. Men gaat ervan uit dat er bij Loo eerst een houten versterking heeft gestaan. Dat gebeurde met medeweten en misschien ook in opdracht van de bisschop Jan van Arkel. In de Croniken van den Stichte van Utrecht ende van Hollant van Johannes de Beke wordt daarover het volgende gezegd: In den jaer ons Heren M CCC LX toech bisscop Jan mit heercracht in Zallant tusschen Wegstapel ende (Batman), daer dede hi opslaen ene borch van houte, die hi namaels van stene maken dede endti hiet Arkelsteyne.[2] In tegenstelling tot wat Johannes de Beke schreef was de houten versterking waarschijnlijk al in 1347 gebouwd.
De naam Arkelstein komt voor het eerst voor in 1361 in de oprichtingsakte van het stenen kasteel[3]. Het kasteel werd weliswaar in opdracht van Jan van Arkel gebouwd, maar omdat hij door de strijd met roofridders en het Graafschap Holland krap bij kas zat, werd de bouw waarschijnlijk door Deventer, Kampen en Zwolle betaald. Daardoor kregen deze steden veel invloed in het beheer van het kasteel. Er werd bijvoorbeeld vastgelegd dat de slotvoogd van Arkelstein een inwoner moest zijn van een van deze drie steden[4].
In de strijd tussen Gelre en Utrecht is het kasteel meermalen gerepareerd en uitgebreid maar uiteindelijk langzamerhand in verval geraakt; in 1576 was het kasteel al niet meer bewoonbaar[5]. Toch hebben de resten van Arkelstein nog tot in de 18e eeuw bestaan, want topografisch tekenaar Abraham de Haen (1707-1748) maakte er nog melding van in zijn ‘Naem Lijst der adelijke huizen, sloten en kasteelen’[6]. In 1938 verwijderde de Heidemij de laatste restanten van de muren en dempte de grachten. Op dit moment resten alleen de ondergrondse fundamenten.
Op de locatie van het voormalige kasteel staat nu een moderne boerderij met de toepasselijke naam Arkelsteyn Hoeve.