Kiesdrempel
Van Wikipedia
Bij verkiezingen volgens een systeem van evenredige vertegenwoordiging is er soms een kiesdrempel. Dit betekent dat partijen die minder dan een bepaald percentage van de stemmen (de kiesdrempel) halen, geen enkele zetel in het verkozen orgaan krijgen. Op deze wijze hoopt men in het algemeen een al te sterke versplintering, waarbij vele kleine partijen optreden, te voorkomen.
In België geldt sinds de parlementsverkiezingen van 2003 een kiesdrempel van 5%. Deze kiesdrempel wordt bepaald per kiesomschrijving, die momenteel samenvalt met de provincie. Voor de provincie Brabant had men vanwege Brussel een uitzondering gemaakt (kiesomschrijving per arrondissement), met het gevolg dat de regeling door het Arbitragehof ongrondwettelijk (- schending van het gelijkheidsbeginsel -) werd genoemd. Dit is sindsdien een doorslaggevend argument voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde.
In Duitsland en Polen geldt eveneens een kiesdrempel van 5%. Een nog hogere kiesdrempel van 10% geldt in Turkije.
Nederland kent formeel geen kiesdrempel, al is er wel een regel dat een partij die geen reguliere zetel heeft gehaald ook geen kans op een restzetel maakt, wat dus (voor de Tweede Kamerverkiezingen) equivalent is aan een kiesdrempel van 0,667%.
Ook als er wettelijk geen kiesdrempel bestaat, is een de facto kiesdrempel het aantal stemmen dat men per kiesomschrijving moet behalen om één zetel te behalen. Verkeerdelijk wordt aangenomen dat die feitelijke kiesdrempel altijd overeenkomt met het aantal stemmen gedeeld door het aantal zetels (bij 10 zetels bijvoorbeeld 10%), maar dat is niet zo. De feitelijke kiesdrempel hangt af van het gebruikte kiessysteem en van het aantal deelnemende partijen: als je geconfronteerd wordt met één partij die alle andere stemmen haalt, is het het moeilijkst om je eerste zetel te halen; als de andere stemmen gelijk verdeeld zijn over partijen die even zwak zijn als jezelf, is het het makkelijkst. Zo zijn er telkens twee feitelijke kiesdrempels: onder een bepaald percentage kun je nooit een zetel halen, boven een ander percentage ben je zeker één zetel te halen, ertussenin hangt het af van de uitslag voor de andere partijen.
Een voorbeeld: bij vijf zetels en de toepassing van de delerreeks D'Hondt is de "bovenste" feitelijke kiesdrempel (zeker zijn van één zetel) 16,67% (en niet 20%). Immers: als ik als kleinste partij geconfronteerd word met één partij die alle andere stemmen wegkaapt (de voor mij meest ongunstige positie en dus de "bovenste" feitelijke kiesdrempel), dan zal deze partij meer dan vijf keer groter moeten zijn dan ik (of meer dan 5/6e van alle stemmen moeten halen) om de vijfde en laatste zetel binnen te halen. Als ik als kleinste partij meer dan 1/5e van de stemmen van de grootste haal (of 1/6e van het totaal), dan ben ik zeker de laatste zetel te halen.
In hetzelfde voorbeeld maar met de delerreeks Imperiali is de "bovenste" feitelijke kiesdrempel 25% (méér dan 20%). Met andere woorden: een uitslag die perfect in zetels kan omgezet worden (20% en 80% stemmen -> 1 en 4 zetels) zal Imperiali toch omzetten in een andere zeteluitslag; Imperiali wordt daarom wel gezien als een systeem van niet-evenredige vertegenwoordiging.
Veel kleinere en nieuwe partijen zijn tegen de kiesdrempel, omdat deze het hun moeilijk maakt om zetels te vergaren. Er kunnen door dit systeem wel coalities met een kleiner aantal partijen aangegaan worden. Soms gaan partijen een combinatie aan om ervoor te zorgen dat stemmen die anders niet mee zouden tellen terecht komen bij politiek gelijkgezinden.