Lijst van uitdrukkingen en gezegden P-U
Van Wikipedia
|
|
[bewerk] paal
-
- Ergens paal en perk aan stellen.
- Orde op zaken stellen
-
- Voor paal staan.
- voor schut staan
-
- Als een paal boven water staan.
- Aan geen twijfel onderhevig zijn
-
- Als puntje bij paaltje komt.
- Als het er op aan komt
[bewerk] pad
-
- Van het padje af zijn.
- In de war zijn, malende. Maar ook: prettig gestoord zijn.
[bewerk] Pampus
-
- Voor Pampus liggen
- Niet meer verder kunnen. (afgeleid van de ondiepte voor Amsterdam in de Zuiderzee).
[bewerk] pakken
-
- Bij de pakken neerzitten
- Ontmoedigd zijn.
[bewerk] pan
-
- In de pan hakken
- Een vijand dodelijk overweldigen.
[bewerk] pap
-
- Ik kan geen pap meer zeggen
- Ik ben meer dan verzadigd.
-
- Hij heeft een vinger in de pap
- Hij heeft invloed.
-
- Hij lust er pap van
- Hij kan er niet genoeg van krijgen.
-
- Pappen en nathouden
- Situatie min of meer ongewijzigd te laten zonder een beslissing te nemen of daadwerkelijk een probleem op te lossen.
-
- Daar heeft hij geen pap (of kaas) van gegeten
- Hij heeft er geen verstand van.
[bewerk] pas
-
- Iemand de pas afsnijden.
- Iemand in de weg zitten.
-
- Pas op de plaats maken
- Geen voortgang maken. Zich inhouden.
-
- Te pas en te onpas
- Om de haverklap, of het nu zin heeft of niet.
[bewerk] Pasen
-
- Wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
- Nooit.
[bewerk] Paus
-
- Roomser dan de paus zijn
- Iets overdreven goed doen
-
- Is de paus katholiek?
- een antwoord op een domme vraag
[bewerk] Peil
-
- geen peil op kunnen trekken
- Ergens niks uit kunnen opmaken. Ergens niet van op aan kunnen.
[bewerk] peper
-
- Een gepeperde rekening
- Een hoge rekening
-
- Hij heeft peper in zijn achterwerk
- Hij heeft een hoog tempo.
[bewerk] perk
-
- Binnen de perken blijven.
- Zich aan de regels houden.
[bewerk] pet
-
- Daar heb ik geen hoge pet van op
- Ik geloof niet dat hij/zij tot veel in staat is/zijn.
-
- Ik vind het pet
- Ik vind het een bijzonder slechte zaak.
-
- Dat gaat me boven de pet
- Dat is te ingewikkeld voor mij.
-
- Als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen.
- Dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd.
-
- Gooi het maar in m'n pet, dan zoek ik het morgen wel uit.
- Daar heb ik nu geen tijd voor, misschien morgen.
- Ergens met de pet naar gooien
- Een taak bijzonder slordig uitvoeren
-
- Zij hielden het onder de pet.
- Zij brachten het niet in de openbaarheid.
-
- Met de pet rondgaan.
- Geld inzamelen.
-
- Dat is huilen met de pet op.
- Bedroevend resultaat.
[bewerk] Piet
-
- Een Pietje precies
- Iemand die de dingen altijd heel precies wil doen.
-
- Hij deed mee voor Piet Snot.
- (ook: Hij stond erbij voor Piet Snot.)
- Hij deed mee zonder toegevoegde waarde, en zonder erkenning.
-
- Een hoge Piet.
- Iemand van hogere rang of stand.
-
- Een hele Piet.
- Iemand die meetelt.
[bewerk] pijp
-
- De pijp aan Maarten geven
- Opgeven
-
- De pijp uitgaan
- Sterven
[bewerk] plaat
-
- De plaat poetsen
- Ervandoor gaan
- Term uit de geschiedenis, als iemand er zo snel vandoor ging dat hij zijn geweer niet meer op kon bergen en achter hem aan sleepte. De metalen plaat op het holster werd zo gepoetst.
- Term uit de geschiedenis, als iemand er zo snel vandoor ging dat hij zijn geweer niet meer op kon bergen en achter hem aan sleepte. De metalen plaat op het holster werd zo gepoetst.
-
- Een plaat voor je hoofd hebben
- Kortzichtig zijn, niet open staan voor de omgeving
-
- Op je plaat gaan
- Vallen
[bewerk] plas
-
- Er een plasje overheen doen.
- Ergens een kleine wijziging in aan (laten) brengen, die wel duidelijk laat zien dat de afzender iemand van belang is.
[bewerk] pleister
-
- Het is een pleister op een zere wonde.
- Het is bedoeld om het leed wat te verzachten.
[bewerk] poep
-
- We zullen ze eens een poepie laten ruiken.
- We zullen iets doen dat hen zal verbluffen (vooral toegepast in situaties waar sprake is van competitie).
[bewerk] poot
-
- De poten onder iemands stoel wegzagen
- Iemands positie verzwakken
-
- Op zijn poot spelen
- Boos uitvallen.
-
- Op hoge poten.
- Haastig
-
- Pootje lichten.
- Iemand doen struikelen.
-
- Geen poot aan de grond kunnen krijgen.
- Geen schijn van kans blijken te hebben.
[bewerk] pot
-
- Je kan van mij de pot op.
- Je doet maar waar je zin in hebt
-
- De hond in de pot vinden.
- Er is niets meer te eten.
[bewerk] potje
-
- Op ieder potje past wel een dekseltje.
- Voor iedereen bestaat er een geschikte levenspartner
-
- Hij kan een potje bij hen breken.
- Van hem wordt veel getolereerd.
-
- Hij maakt er een potje van.
- Hij gaat niet geordend te werk.
[bewerk] punt
-
- Als puntje bij paaltje komt.
- Als het er op aankomt om de consequentie te trekken en actie te ondernemen.
-
- De puntjes op de i zetten.
- De laatste details afwerken
-
- Dat is geen punt.
- (ook: Daar maken we geen punt van. )
- Dat is geen probleem. ((Dat is helemaal geen argument.))
[bewerk] put
-
- In de put zitten
- Depressief zijn
-
- een bodemloze put
- dat kost ontzettend veel geld
[bewerk] recht (juridisch)
-
- Het recht in eigen hand nemen.
- Eigenmachtig optreden
[bewerk] recht (wiskundig)
-
- Recht praten wat krom is.
- Door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien.
[bewerk] regen
-
- Van de regen in de drup.
- Een verandering in de situatie, waarbij het ene probleem is opgelost, maar een nieuw probleem is ontstaan, zodat de situatie per saldo niet verbeterd is.
-
- Na regen komt zonneschijn.
- Je zal niet altijd pech hebben
-
- Regen in mei, dan is april voorbij.
- De natuur kiest vanzelf de goede volgorde
[bewerk] rekening
-
- Iemand de rekening presenteren
- Iemand de kosten ten laste brengen (ook figuurlijk).
-
- Het kind van de rekening
- Degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben
[bewerk] rij
-
- Ze niet alle vijf op een rijtje hebben
- Een verstandelijke afwijking of psychische stoornis hebben (alle vijf = de zintuigen)
[bewerk] rijk
-
- Een rijke stinkerd
- Een rijk iemand (herkomst: rijken werden in de kerk begraven en dat gaf geurproblemen)
-
- Het rijk alleen hebben
- Ergens geheel alleen kunnen doen wat men wil, niet te hoeven overleggen.
[bewerk] roer
-
- Het roer omgooien.
- Beleidsverandering.
[bewerk] roet
-
- Roet in het eten gooien
- De plannen dwarsbomen
[bewerk] Rome
-
- Zo oud als de weg naar Rome
- Heel oud (kan gezegd worden van iets dat als nieuw idee of ontwikkeling wordt gepresenteerd).
-
- Er zijn vele wegen die naar Rome leiden
- Er zijn meerdere manieren om iets te doen
-
- Rome is niet in één dag gebouwd
- Relativeren: Leer geduld te hebben
[bewerk] roos
-
- In de roos schieten
- Precies het doel bereiken. Komt van het met pijl en boog op een doelwit schieten.
-
- Een lulletje rozewater
- Een weinig dynamisch persoon.
[bewerk] rijtje
-
- Ze niet allemaal op een rijtje hebben.
- Niet bij zijn volle verstand zijn.
[bewerk] schaap
-
- Zijn schaapjes op het droge hebben
- Financieel zich nergens meer zorgen over hoeven te maken.
-
- Nu heb je het schaap aan het schijten
- Nu komen er problemen van.
[bewerk] schaats
-
- Een scheve schaats rijden.
- Een misstap begaan. Een morele regel overtreden
[bewerk] schot
-
- Buiten schot blijven
- Niet worden aangetast. Bijvoorbeeld: Het onderwijs blijft bij de nieuwe bezuinigingen buiten schot.
-
- Een schot voor de boeg
- Een uitspraak of vraag als eerste aanzet tot een gesprek of discussie (eigenlijk: een waarschuwingsschot).
[bewerk] schijf
-
- Over heel veel schijven gaan
- Veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien.
[bewerk] schip
-
- Tussen wal en schip vallen
- Van hulp verstoken blijven omdat men niet aan de criteria voldoet van één van de categorieën waarvoor voorzieningen beschikbaar gesteld worden.
-
- Zijn schepen achter zich verbranden
- Het zichzelf onmogelijk maken om zich nog terug te trekken. Bijvoorbeeld: iemand verklaart dat hij ontslag zal nemen als aan zijn eisen niet wordt voldaan.
-
- Zijn schip is binnen.
- Hij heeft zijn fortuin gemaakt.
-
- Schoon schip maken.
- Grote opruiming houden en alles helder maken!
-
- Het schip ingaan.
- Groot risico nemen, leidend tot verlies.
[bewerk] schoen
-
- De stoute schoenen aantrekken
- Iets doen wat moed vergt. (Het woord stout wordt gebruikt in de oude betekenis dapper).
-
- Iemand iets in de schoenen schuiven
- Iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking.
-
- Met lood in de schoenen
- Met heel veel tegenzin of angst (iets doen)
-
- Naast zijn schoenen lopen
- Teveel eigendunk hebben.
-
- Waar de schoen (of het schoentje) wringt
- Waar iemand hinder van ondervindt. Bijvoorbeeld in: "Na lang praten kwam de directeur er achter waar nu eigenlijk de schoen wrong".
-
- Wie de schoen past, trekt hem aan
- De persoon in kwestie hoeft zich alleen schuldig te voelen over de kritiek, toch wordt iedereen erop aangesproken.
[bewerk] schoorsteen
-
- Daar moet de schoorsteen van roken
- Dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan.
[bewerk] servet
-
- Te groot voor een servet en te klein voor een tafellaken.
- Geen kind meer, maar nog te jong voor volwassen zaken.
[bewerk] Sfinx
-
- Een sfinx zijn
- typisch zijn
[bewerk] sigaar
-
- De sigaar zijn
- Ongeluk hebben (veelal door een anders toedoen)
-
- Een sigaar uit eigen doos presenteren
- Iemand iets aanbieden dat in feite door de ontvanger zelf is betaald.
[bewerk] Sinterklaas
-
- Voor Sinterklaas spelen
- Alle wensen vervullen, alles voor iedereen betalen
-
- Ik ben Sinterklaas niet
- Niet alles voor niks doen
[bewerk] slak
-
- Op iedere slak zout leggen
- Aanmerkingen maken op elke onbetekenende afwijking
-
- Een slak op de goede weg, wint het van een haas op de verkeerde weg
- Je kunt beter iets langzaam en goed doen, dan snel en niet goed
-
- Zo snel als een slak op een teerton.
- Erg langzaam
[bewerk] slapen
-
- De slaap der rechtvaardigen slapen
- Een schoon geweten hebben
-
- Hij stond te slapen.
- Hij lette niet op.
[bewerk] slof
-
- Uit zijn slof schieten.
- Kwaad uitvallen.
-
- Iets op zijn sloffen aankunnen.
- Iets heel gemakkelijk kunnen uitvoeren.
[bewerk] sloot
-
- Van de wal in de sloot belanden.
- Van een slechte situatie terecht komen in een situatie die nóg slechter is.
[bewerk] smetten
-
- Van vreemde smetten vrij.
- Onafhankelijk, bevrijd.
[bewerk] snor
-
- Zijn snor drukken.
- Zijn werk niet doen
-
- Dat zit wel snor
- Dat komt wel goed
[bewerk] soep
-
- In de soep lopen
- Volledig mislukken (van een plan)
-
- Hij maakt er een soepie van
- Hij gaat niet ordelijk te werk.
[bewerk] sok
-
- Van de sokken gaan, raken, vallen.
- Bewusteloos vallen.
-
- Iemand van de sokken slaan.
- Iemand vellen, neerslaan.
-
- Iemand van de sokken rijden, lopen.
- Iemand ondersteboven rijden of lopen.
-
- Een held op sokken.
- Iemand die zich dapper voordoet, maar in werkelijkheid niets durft. Een bangerik.
-
- Een beer op sokken.
- Een goedzak.
-
- Je kunt niet met twee voeten in één sok.
- twee onverenigbare zaken kunnen niet worden gecombineerd.
[bewerk] sop
-
- Het sop is de kool niet waard.
- De zaak is zo onbelangrijk, dat het verspilling zou zijn om er veel tijd of woorden aan te besteden.
-
- In zijn sop gaar laten koken.
- Zijn kritiek en protesten negeren.
-
- Het ruime sop kiezen.
- Op zee gaan.
[bewerk] spaander
-
- Waar gehakt wordt, vallen spaanders.
- Waar werk verricht wordt, worden ook wel wat fouten gemaakt
[bewerk] spek
-
- De kat op het spek binden.
- Iemand volop de gelegenheid geven zich te vergrijpen aan wat hij wil, maar beslist niet mag hebben.
-
- Voor spek en bonen meedoen.
- Iemand niet serieus laten meedoen, een kind aan een spelletje bijvoorbeeld.
[bewerk] speld
-
- Een speld in een hooiberg.
- Iets dat vrijwel onvindbaar is.
-
- Er geen speld tussen kunnen krijgen.
- Niets tegen in kunnen brengen.
-
- Zo stil dat je een speld kunt horen vallen.
- Bijzonder stil.
[bewerk] spiering
-
- Een spierinkje uitgooien om een kabeljauw te vangen.
- Een klein verlies accepteren om daarmee kans te maken op een grote winst.
[bewerk] spijker
-
- Spijkers op laag water zoeken.
- Kritiek hebben op onbenulligheden.
-
- De spijker op de kop slaan.
- de kern van de zaak benoemen.
[bewerk] stap
-
- Grote stappen, gauw thuis.
- Een taak uitvoeren zonder zich er druk over te maken of ieder detail correct wordt aangepakt.
-
- De eerste stap zetten
- Initiatief nemen
[bewerk] stapel
-
- Te hard van stapel lopen.
- Iets te snel aanpakken.
[bewerk] steek
-
- Ik zie geen steek.
- Ik zie niets.
-
- Iemand in de steek laten.
- Iemand aan zijn lot overlaten.
-
- Een zondagse steek houdt geen week.
- De zondag is geen werkdag maar de dag des Heeren.
-
- Een steek(je) laten vallen.
- Een fout maken.
[bewerk] steen
-
- Steen des aanstoots
- Iets waaraan men zich ergert
-
- Steen en been klagen
- Luid en heftig klagen
-
- Steenrijk
- Uitzonderlijk rijk
- Historisch: in de vroege middeleeuwen konden enkel kapitaalkrachtigen zich een stenen huis permitteren; de standaard was toen hout.
[bewerk] stoel
-
- Niet onder stoelen of banken steken
- niks verbergen, er openlijk voor uitkomen.
[bewerk] stomheid
-
- Met stomheid geslagen.
- Plotseling geen woord meer kunnen zeggen.
[bewerk] storm
-
- Een storm in een glas water.
- Jezelf druk maken om (bijna) niets.
[bewerk] straat
-
- Het personeel werd op straat gezet.
- Het personeel werd ontslagen.
[bewerk] stuk
-
- Een stuk in de kraag drinken.
- Zich dronken drinken.
-
- Dat is een stuk!
- Dat is een aantrekkelijk persoon.
[bewerk] tafel
-
- Iets ter tafel brengen
- Voorstellen om iets te bespreken
[bewerk] teen
-
- Op zijn/haar tenen getrapt zijn.
- Zich snel beledigd voelen.
[bewerk] tegenslag
-
- Een tegenslag.
- Een onverwacht nadelig feit of voorval.
[bewerk] tellen
-
- Uitgeteld zijn
- Geen energie meer over hebben. Niet verder kunnen. Waarschijnlijk afgeleid van de tien tellen die een bokser krijgt in een wedstrijd om weer overeind te komen.
-
- Op je tellen passen.
- Voorzichtig zijn.
[bewerk] (ver)tering
-
- De tering naar de nering zetten.
- De uitgaven beperken tot het bedrag van de inkomsten.
[bewerk] teugel
-
- De teugels laten vieren.
- Minder strenge discipline laten heersen.
[bewerk] thuis
-
- Niet thuis geven.
- Het verwachtingspatroon niet kunnen nakomen.
[bewerk] tien
-
- Een tien met een griffel en een zoen van de juffrouw.
- In de volksmond: De beste beloning voor een 19e eeuws schoolkind.
[bewerk] (ge)tij
-
- Het tij keren
- Een ontwikkeling stoppen. Bijvoorbeeld ten aanzien van het toenemen van zinloos geweld. Zie getij
[bewerk] tijd
-
- Goed bij de tijd zijn.
- Snugger.
[bewerk] tong
-
- Over de tong gaan.
- Overal het onderwerp van gesprek zijn.
[bewerk] toon
-
- Een toontje lager zingen
- Minder pretentieus optreden (bijvoorbeeld: Laat hem eerst maar eens een poosje bij ons stage lopen, dan zal hij wel een toontje lager zingen).
-
- De boventoon voeren.
- Het hoogste woord hebben
[bewerk] toren
-
- Hoog van de toren blazen
- Praten alsof men heel belangrijk is. Historisch: Het trompetsignaal van de toren geblazen werd verder gehoord.
[bewerk] touw
-
- Aan de touwtjes trekken
- De werkelijke macht hebben. (in de context van een organisatie)
-
- De touwtjes in handen hebben
- De controle hebben
-
- Er is geen touw aan vast te knopen
- Er is niets van te begrijpen
-
- Op touw zetten
- Een actie of iets dergelijks tot stand brengen of in gang zetten.
-
- In touw zijn
- Actief (als in: "hij was al vanaf 5 uur 's morgens in touw")
[bewerk] trekken
-
- Aan zijn/haar trekken komen.
- Dat meemaken of verwerven wat men graag wil.
[bewerk] trommel
-
- Een paar mensen optrommelen
- Een paar mensen laten komen
[bewerk] Turk
-
- Rijden als een Turk
- Slecht en roekeloos rijden
-
- Een renegaat is nog erger dan een Turk
- Een vroegere vriend is een veel gevaarlijker vijand dan iemand die altijd een vijand is geweest.
-
- Zo zwart zien als een Turk
- Er erg vuil uitzien
-
- De Grote Turk
- De sultan van Turkije
-
- Aan de Turken overgeleverd zijn
- Slecht behandeld, bedrogen, mishandeld worden
-
- Aangaan als een Turk
- Heftig uitvaren, razen, tieren
[bewerk] ui
-
- Het was uien.
- Het ging bijzonder slecht, het viel bijzonder tegen.
-
- Ga op het dak zitten met een bos uien, dan kan je gaan zitten stinken
- Bekijk het maar, zoek het maar uit
[bewerk] uit
-
- We zijn er uit.
- We hebben de oplossing gevonden.
[bewerk] uithangbord
-
- Ik ben geen uithangbord.
- Ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan.
[bewerk] uitpakken
-
- iemand die behoorlijk kan uitpakken.
- iemand die ongeremd zijn toorn kan uiten.