Napels geel
Van Wikipedia
Napels geel is een bleek, maar warm geel schilderspigment. De chemische aanduiding is lood(II)-antimonaat, een oxide van lood en antimoon, Pb(SbO3)2 of Pb(SbO4)2. Het roodgehalte van het geel varieert met de verhouding tussen het antimoon en het lood. De stof komt als het mineraal bindheimiet in de bodem voor. Sinds de 16e eeuw wordt het pigment ook synthetisch gemaakt. De oudste recepten zijn van Cipriano Piccolpasso, die zeven verschillende productiemethoden beschreef in zijn boek Li tre libri dell'arte del Vasaio, dat hij schreef tussen 1556 en 1559.
Napels geel is een van de oudste pigmenten; het is ver voor het begin van de jaartelling al ontdekt. Zo gebruikten de Assyriërs het al om aardewerk te glazuren. In Mesopotamië en het oude Egypte was het de enige bekende kleur geel. In combinatie met blauw werd er groen glazuur mee gemaakt.
Het pigment werd gedurende de renaissance veel gebruikt, maar voor de 16e eeuw was het pigment in Europa niet bekend. Glasartiesten vanuit het oostelijke Middellandse-Zeegebied zouden, volgens onderzoek door Joris Dik aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, de kennis over dit pigment naar Venetië hebben gebracht. De uit Italië geëxporteerde stof kreeg in noordelijk Europa de naam 'Napels geel'.
Het pigment heeft een goede dekkingsgraad en is zeer stabiel. Het is beter in olieverf te gebruiken dan in in water oplosbare verf. In olieverf droogt het bovendien vrij snel. Het pigment is echter bijzonder giftig. Er zijn alternatieve pigmenten in de handel met vrijwel dezelfde kleurwaarden, bijvoorbeeld een mengsel van zinkwit met cadmiumsulfide (dit laatste is echter ook een giftige stof).