Sociale psychologie
Van Wikipedia
“Sociale psychologie” is de wetenschappelijke studie naar hoe (menselijke) gedachten, gevoelens en gedragingen worden beïnvloed door werkelijke of ingebeelde anderen (Allport, 1985). Doordat ook de invloed van ingebeelde anderen wordt bestudeerd, omvat de sociale psychologie ook de sociale invloed zonder anderen, zoals bijvoorbeeld het geval is wanneer iemand televisie kijkt of culturele normen volgt.
Sociale psychologen verklaren doorgaans menselijk gedrag als een resultaat van een interactie tussen persoonlijke factoren en de sociale situatie. Kurt Lewin (1951) stelde dat deze interactie als een formule beschouwd kan worden, waarbij gedrag een functie is van de persoon en de omgeving, B=ƒ(P,E) (Behavior = ƒ(Person, Environment). De sociale psychologie heeft een voorkeur voor experimentele studies.
Een nadeel van het vakgebied is dat de theorieën soms erg specifiek kunnen zijn. De accuraatheid hiervan is vrij hoog, maar de voorspellende waarde vrij laag.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
De discipline sociale psychologie ontstond in de Verenigde Staten aan het begin van de 20e eeuw. De eerste gepubliceerde studie die tot dit veld gerekend wordt is van Norman Triplett (1898) over sociale facilitatie. Tijdens de jaren ‘30 vluchtten veel Gestalt psychologen naar de Verenigde Staten om Nazi Duitsland te ontvluchten. Onder hen was Kurt Lewin. Zij zorgden voor de ontwikkeling van de discipline, zodat het los stond van de dominante disciplines van dat moment, het behaviorisme en de psychoanalyse. De onderwerpen die in die tijd veel bestudeerd werden, zoals perceptie, cognitie en attitudes, zijn nog steeds belangrijke onderzoeksgebieden binnen de sociale psychologie.
Tijdens de WWII bestudeerden Amerikaanse sociaal psychologen beïnvloeding en propaganda voor het leger van de Verenigde Staten. Na de oorlog kwam het accent te liggen op verschillende maatschappelijke probleemgebieden, zoals bijvoorbeeld racisme. In de jaren ’60 ontstonden enkele nieuwe onderzoeksgebieden, waaronder cognitieve dissonantie, de weerstand die omstanders hebben om in te grijpen en agressie. Hierna ontstond echter een crisis in het veld, toen in de jaren ’70 onder leiding van Kenneth Gergen het sociaal constructivisme zijn intreding deed. Deze stroming vindt dat met experimenten niet het werkelijk gedrag van mensen achterhaald kan worden, terwijl dit de basis is van de sociale psychologie.
Sociale psychologie ontwikkelde zich echter verder in de jaren ’80 en ’90. Moderne onderzoekers zijn geïnteresseerd in een grote variëteit aan onderwerpen, maar attributie-processen, sociale cognitie en onderzoek naar het zelf-concept zijn gebieden waar veel onderzoek op verricht wordt. In Nederland is de sociale cognitie sterk vertegenwoordigd, evenals onderzoek naar sociale rechtvaardigheid, emoties en de nauw gerelateerde discipline van de organisatiepsychologie.
[bewerk] Methoden en technieken bij de Sociale psychologie
Een aan de huidige wetenschap ten grondslag liggende vorm is de op het determinisme (= de natuur is wetmatig en ordelijk opgebouwd) steunende wetenschappelijke methode. De deterministische achtergrond betekent dat men uitgaat van oorzaak-gevolg relaties, er is geen plaats voor het toeval. Daarbij hanteert men de empirische benadering; dit in tegenstelling tot de rationele benadering (studeerkamermethode). Empirisch wil zeggen dat men op een geordende wijze data opzoekt.
Hoewel er vaak heel erg ingewikkeld gedaan wordt over wetenschappers en wetenschapsbeoefening, en men vaak opkijkt naar de wetenschap, is het fundamentele onderscheid tussen wat men gewoon doet en wat een wetenschapper doet gelegen in het methodisch handelen.
De vier wegen waarlangs men informatie opdoet kent iedereen en gebruikt feitelijk ook iedereen. Alleen noemt men het zelden wetenschap wat men doet en bij ontbreken van een goede methode is het dan ook vaak niet wetenschappelijk verantwoord.
De vier wegen zijn:
- verzamelen van documenten en voorwerpen
- mensen vragen om informatie
- observeren van mensen
- experimenteren
Bij de eerste drie wegen zal ieder uit eigen ervaring voorbeelden kunnen opnoemen. De vierde lijkt verder af te staan. Wanneer men echter naar de huiselijke situatie kijkt waarin men vader of moeder in een goede stemming brengt om daarna iets van hem of haar gedaan te krijgen, dan heeft men eigenlijk de experimentele situatie in een notendop. Men wijzigt variabelen, houdt andere onder controle, en hoopt op een bepaalde reactie van de afhankelijke variabele (vader of moeder). Wanneer men al deze vormen nu op een zodanige wijze doet dat het controleerbaar en herhaalbaar (methodisch) is, is men wetenschappelijk bezig.
[bewerk] Thema's uit de sociale psychologie
Thema's uit de sociale psychologie zijn: Hoe komen stereotype beelden over groepen in de samenleving tot stand, en hoe beïnvloeden deze beelden ons gedrag? Waarom binden mensen zich aan groepen en organisaties, en wat zijn de gevolgen voor de persoon en de organisatie? Hoe kunnen mensen overtuigd worden door een reclame of een campagne? Wat is de invloed van culturele verschillen op taalgebruik, denken, gevoelens, en communicatie tussen mensen?
[bewerk] Belangrijke onderzoeken
Enkele bekende en invloedrijke experimenten en studies in de sociale psychologie zijn:
- Milgram’s gehoorzaamheidsexperiment: Mensen hebben een neiging om autoriteiten te gehoorzamen. In dit experiment ging die gehoorzaamheid zelfs zover, dat meer dan 60% van de proefpersonen bereid was om de opdracht van een onderzoeksleider op te volgen om een andere proefpersoon (eigenlijk een acteur) een schok van 450 volt te geven.
- Het conformiteit experiment van Asch (1955). Asch deed een aantal studies waarin hij liet zien hoe groot de kracht van conformiteit kan zijn. In zijn meest bekende studie moesten proefpersonen aangeven welke van drie lijntjes de grootste was. Hoewel iedereen dit zelf zonder veel problemen kon, bleek dat erg veel proefpersonen een fout antwoord gaven als een aantal andere proefpersonen (eigenlijk acteurs) eerst een fout antwoord hadden gegeven. De proefpersonen conformeerden zich dus aan het groepsstandpunt, terwijl ze eigenlijk wisten dat dit onjuist was.
- Muzafer Sherif's (1954) Robbers' Cave experiment. In dit onderzoek werd een groep jongens in twee groepen opgedeeld, die competitieve opdrachten tegen elkaar moesten uitvoeren. Dit leidde tot veel agressie en vijandigheid tussen de groepen. Door de groepen later weer te laten samenwerken om bepaalde doelen te halen werd deze agressie langzaam minder.
- Leon Festinger's cognitieve dissonantie onderzoek. Proefpersonen die $1 kregen om te liegen tegen een ander dat een uiterst saaie taak eigenlijk heel leuk was, vonden deze taak uiteindelijk ook leuker dan proefpersonen die $20 kregen om te liegen. De redenering hierachter is dat degene die liegen voor $20 beseffen dat ze dit doen omdat ze veel geld krijgen. Degene die liegen voor $1 vinden dat bedrag zo laag, dat ze zichzelf voor de gek houden en zeggen dat de taak eigenlijk helemaal niet zo saai was (cognitieve dissonantie).
[bewerk] Referenties
- Allport, G. W. (1985). The historical background of social psychology. In G. Lindzey & E. Aronson (Eds.), The handbook of social psychology. New York: McGraw Hill.
- Asch, S. E. (1955). Opinions and social pressure. Scientific American, pp. 31-35.
- Bandura, A., Ross, D. & Ross, S. A. (1961). Transmission of aggression through imitation of aggressive models. Journal of Abnormal and Social Psychology, 63, 575-582.
- Festinger, L. (1957). A theory of cognitive dissonance. Stanford, CA: Stanford University Press.
- Festinger, L. & Carlsmith, J. M. (1959). Cognitive consequences of forced compliance. Journal of Abnormal and Social Psychology, 58, 203-211.
- Lewin, K. (1951). Field theory in social science: Selected theoretical papers. D. Cartwright (Ed.). New York: Harper & Row.
- Milgram, S. (1975). Obedience to authority. Harper and Bros.
- Sherif, M. (1954). Experiments in group conflict. Scientific American, 195, 54-58.
- Triplett, N. (1898). The dynamogenic factors in pacemaking and competition. American Journal of Psychology. 9, 507-533.