Abdij van Affligem
Van Wikipedia
De abdij van Affligem mag beschouwd worden als de meest imposante abdijstichting van de benedictijnen in de Lage Landen. Als huisabdij van de hertogen van Brabant werd ze Primaria Brabantiae (de voortreffelijkste van Brabant) betiteld. In de rijmkroniek van Sinte-Lutgarde (circa 1200) wordt ze Spiegel voor alle abdijen genoemd.
Inhoud |
[bewerk] Stichtingsgeschiedenis
De abdij is ontstaan uit een eremitische gemeenschap die vermoedelijk op 28 juni 1062 werd opgericht. Haar grote weldoener is paltsgraaf Herman II van Lotharingen († 1085). Via zijn minderjarigheidsvoogd, aartsbisschop Anno II van Keulen (1056-1075), gaf hij toelating aan de eremieten om op zijn domein te Affligem een gemeenschap te stichten. Wellicht is deze paltsgraaf ook de beschermheer van de eerste Sint-Pieterskerk geweest (1083). Op de dag van de kroning van de Duitse keizer Hendrik IV te Rome (31 maart 1084) schonk hij bovendien zijn eigengoed te Affligem voor de formele oprichting van de abdij met een reguliere orde. In 1086 werd de stichting nogmaals rijk begunstigd door de landsheerlijke opvolger van paltsgraaf Herman II van Lotharingen in Brabant, graaf Hendrik III van Leuven. Zodra deze inkomsten voorhanden waren, werd overgegaan tot de formele inwijding door bisschop Gerardus II van Kamerijk.
In de ingewikkelde stichtingsgeschiedenis van de abdij van Affligem onderscheidt men de volgende mijlpalen:
- licentia laicorum: Anno II van Keulen geeft aan de eremieten van Affligem de toelating om een gemeenschap te stichten op het eigengoed van zijn voogdijkind, de minderjarige paltsgraaf Herman II van Lotharingen (midden juni 1062)
- fundatio: stichting van de eremitische gemeenschap op 28 juni 1062
- aedificatio: oprichting van de eerste Sint-Pieterskerk in 1083
- donatio Virdunensis: schenking van het eigengoed ter oprichting van de abdij te Rome op 31 maart 1084 door paltsgraaf Herman II van Lotharingen (het adjectief Virdunensis verwijst naar de herkomst van het allodium uit een onverdeelde nalatenschap van de graven van Verdun).
- libellus dotis: uitvaardiging van de schenkingsoorkonde van graaf Hendrik III van Leuven als landgraaf van Brabant (te dateren tussen 17 en 31 juli 1086).
- dedicatio: ceremoniële inwijding van de abdij op 24 augustus 1086 door bisschop Gerardus II van Kamerijk
- pronuntiatio: de uitvaardiging van de bisschoppelijke inwijdingsoorkonde tijdens een synode te Kamerijk op 16 oktober 1086
[bewerk] Affligem als aartsabdij
De imposante benedictijnenstichting kende de grootste expansie in de eerste eeuw van haar bestaan. De stichting van de priorijen van Neerwaver (circa 1093), Frasnes-lez-Gosselies (1099) en Bornem (1120) volgde kort op haar eigen oprichting. Andere afhankelijkheden of incorporaties werden reeds in de loop van de twaalfde en dertiende eeuw zelfstandig: Sint-Andries bij Brugge, de abdij Maria Laach in het Rijnland, de abdij van Vlierbeek bij Leuven, evenals de benedictinessenkloosters van Vorst en Groot-Bijgaarden.
In de veertiende eeuw was Affligem via gebedsgemeenschappen internationaal verbonden met niet minder dan 62 kloosters. De geschiedschrijving over haar abten is even indrukwekkend. Vanaf de vijftiende eeuw zetelden zij als primaat in de Staten van Brabant. Abt Johannes t'Serjacobs († 1423) werd zelfs kanselier van Brabant en staat bekend als medestichter van de universiteit van Leuven. Abt Goswin Herdinck († 1493) fungeerde als gezant van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk. Van 1569 tot 1801 was de abdij als dotatie geïncorporeerd bij het nieuwe aartsbisdom Mechelen, zodat de aartsbisschoppen de plaats innamen van de reguliere abt.
[bewerk] Bouwgeschiedenis
Tijdens haar negenhonderdjarige bestaan ontsnapte de abdijkerk niet aan oorlogsgeweld. Gelegen op de grens met het graafschap Vlaanderen werd ze in de veertiende eeuw tweemaal verwoest door de Vlamingen. De romaanse basilicale kerk verloor daarbij definitief drie van de oorspronkelijke vijf torens. In 1580 werd de abdij in brand gestoken door de troepen van Willem van Oranje.
Het klooster kende echter een nieuwe bloei onder proost Benedictus van Haeften († 1648). Om het gerestaureerde gebouw te verfraaien deed hij een beroep op de befaamde schilders Peter Paul Rubens en Gaspard de Crayer.
Op het einde van dezelfde eeuw werd de abdij nogmaals geteisterd, ditmaal door de legers van Lodewijk XIV.
Het complex herleefde opnieuw dankzij de monumentale classicistische bouwwerken van de beroemde architect Laurent Benoit Dewez.
[bewerk] Opheffing van de abdij
De werking van de imposante geestelijke instelling werd op brutale wijze stopgezet door de Franse Revolutie. De monniken werden uit de abdij verdreven op 11 november 1796 en de gebouwen grotendeels tot puin herleid. Het grondbezit, dat in 1787 nog een oppervlakte bestreek van 8262 hectare, werd verbeurd verklaard. Tegelijk werd het patronaat opgeheven over de twee overblijvende priorijen en vijfenveertig afhankelijke kerken verspreid over de zuidelijke Nederlanden. Talrijke kunstschatten gingen verloren.
[bewerk] Restauratie
In 1870 slaagde men erin het kloosterleven te Affligem nieuw leven in te blazen, namelijk binnen het statige Bisschoppenhuis, het laatste overblijfsel van de laatbarokke bouwwerken. Dit werd tussen 1920 en 1970 uitgebreid met een vleugel met monumentale kruisgang en een nieuwe abdijkerk. Pas heropgericht, ondernam Affligem reeds in 1892 de stichting van de abdij van Merkelbeek (sinds 1923 gevestigd te Vaals bij Aken). Van hieruit zouden de Affligemse benedictijnen de Duitse kloosters van Kornelimünster en Siegburg herstellen. Sinds 1910 neemt Affligem ook deel in de missie van Pietersburg in Zuid-Afrika. Het is binnen de Liturgische Beweging befaamd met de uitgave van het Volksmisboek (1915) en het Tijdschrift voor Liturgie (1919).