Actief/passief (taalkunde)
Van Wikipedia
Actief en passief (ook wel de bedrijvende vorm en de lijdende vorm genoemd)in de taalkunde zijn complementaire waarden van een grammaticaal kenmerk van het werkwoord dat aangeeft welk van de argumenten van het predicaat gepresenteerd wordt als het subject van de zin. De termen worden ook gebruikt voor de morfemen die het kenmerk uitdrukken, alsook voor de werkwoorden, woordgroepen en zinnen die een dergelijk morfeem bevatten.
Inhoud |
[bewerk] Terminologie
De morfologische categorie actief/passief wordt in het Latijn genus verbi (letterlijk 'soort werkwoord') genoemd; de syntactische functie ervan wordt ook wel aangeduid met de Griekse term diathesis. De Engelse term voor actief/passief is voice. De actief heet in het Nederlands ook de bedrijvende vorm en de passief de lijdende vorm.
De afleiding van een passieve zin uit een actieve noemt men passivisatie (zie Kenmerken).
Verwant aan de passief is de antipassief, waarbij niet het subject maar het object onderdrukt wordt.
Onpersoonlijk passief is een passieve zin die is afgeleid van een actieve zin met een intransitief of onovergankelijk werkwoord.
Tot de genera verbi hoort ook het medium (Engels middle voice), dat gebruikt wordt om aan te geven dat de handeling zowel uitgaat van als gericht is op het subject.
[bewerk] Kenmerken
Een passieve zin onderscheidt zich van een actieve door een gereduceerde transitiviteit: in de actieve zin gaat de handeling over van het subject op het object (het subject doet iets, het object ondergaat iets), in de passieve zin wordt enkel uitgedrukt dat de handeling ondergaan wordt (en wel door het subject).
Een actieve zin met een transitief werkwoord ondergaat de volgende veranderingen wanneer hij wordt omgezet in een passieve zin:
- het object wordt gepromoveerd, dat wil zeggen: een argument van het predicaat dat in de actieve zin als object (lijdend voorwerp) optreedt, treedt in de passieve zin op als subject (onderwerp).
- het subject wordt gedegradeerd, dat wil zeggen: het argument van het predicaat dat in de actieve zin als subject optreedt, wordt in de passieve zin ofwel weggelaten, ofwel uitgedrukt in een voorzetselbepaling
- het werkwoord wordt passief, dat wil zeggen: het werkwoord wordt gemarkeerd door een passief-morfeem (de morfologische of synthetische passief), ofwel het werkwoord wordt vervangen door een combinatie van een speciaal hulpwerkwoord (het passief-hulpwerkwoord) met een niet-finiete vorm van het werkwoord (veelal een verleden deelwoord)(de analytische passief).
Bij een actieve zin met een intransitief werkwoord blijft de eerste van deze drie veranderingen achterwege; de plaats van het subject kan dan worden ingenomen door een expletief (bijv. het Nederlandse plaatsonderwerp er).
[bewerk] Voorbeelden
- Swahili (morfologische passief)
Actief: mtu alikisoma kitabu Passief: kitabu kilisom-w-a (na mtu) man las boek boek las-PASSIEF met man SUBJECT OBJECT SUBJECT VOORZETSELBEPALING 'De man las het boek.' 'Het boek werd gelezen (door de man).'
- Nederlands (analytische passief)
Actief: Iedereen haat hem Passief: Hij wordt (door iedereen) gehaat SUBJECT OBJECT SUBJECT HULPWW. VOORZETSELBEPALING VERL.DEELWOORD
Actief: Iedereen danste Passief: Er werd (door iedereen) gedanst SUBJECT SUBJECT HULPWW. VOORZETSELBEPALING VERL.DEELWOORD