Berend Tobia Boeyinga
Van Wikipedia
Berend Tobia Boeyinga (Noord-Scharwoude, 27 maart 1886 - Amsterdam, 6 november 1969) was een Nederlands architect die vooral van belang is vanwege zijn gereformeerde kerkgebouwen.
Als zovele architecten begon Boeyinga -zoon van een gereformeerde dominee- zijn opleiding in de praktijk, als timmerman, later tekenaar en opzichter. Zo was hij twee jaar verbonden aan het bureau van Eduard Cuypers, dat door de langdurige aanwezigheid van architecten als Johan Melchior van der Mey, Pieter Kramer en Michel de Klerk als de kraamkamer van de Amsterdamse School geldt. Bij de laatste zou Boeyinga tussen 1917-1921 als aankomend architect de bouw van diens befaamde woningblokken aan het Spaarndammerplantsoen begeleiden.
Na de voltooiing van zijn studie met een groots ontwerp voor een regeringszetel in Amsterdam, vroeg de directeur van de Gemeentelijke Woningdienst, Ir. Arie Keppler, hem om het ontwerp en de bouw van de tuindorpen in Amsterdam-Noord op zich te nemen. In die periode kwamen de tuindorpen Oostzaan en Nieuwendam gereed. Deze projecten gelden als hoogtepunten van de Amsterdamse School architectuur, in een landelijke variant, en zijn inmiddels gedeeltelijk rijksmonument.
Ontevreden over de betrekkelijke anonimiteit als gemeentelijk ambtenaar, en onvoldoende geharnast tegen de ontwikkelingen in Amsterdam die de Gemeentelijke Woningdienst zouden marginaliseren ten faveure van de nog op te richten dienst Stadsontwikkeling, vestigde hij zich in 1926 als zelfstandig architect. Een markant kerkontwerp voor een prijsvraag, die hij overigens niet won, had hem wel inmiddels zijn eerste opdracht bezorgd voor de bouw van een gereformeerde kerk. Er zouden nog vele volgen.
Zijn belangrijkste werk bouwde hij meteen het jaar erna, met de kerk aan de Kloppersingel in Haarlem. Hierbij baseerde hij zich op de ideeën van gereformeerd voorman Abraham Kuyper betreffende de eredienst. De ruimte was waaiervormig opgebouwd met de kansel als centrum. De versnijdingen van de hoog opgaande dakpartijen leverden een bijzondere kapconstructie op, -later opgenomen in een standaardwerk over houten constructies-. De paraboolvormige gewelven gaven het interieur een bijzondere wijding. De plaatsing van beelden van o.a. Luther, Calvijn en Kuyper bij de entree leverden stof tot felle discussie over de wenselijkheid ervan. Sinds de kerk op 23 maart 2003 door een dramatische brand volledig werd verwoest zijn deze beelden het enige dat van het gebouw resteert.
Vele andere kerken volgden in deze jaren; Bergen (NH) Bergen op Zoom, Rotterdam, later onder meer in Diemen, IJsselmuiden, Almelo en Wageningen. Ook nadat Boeyinga de Gereformeerde Kerk vanwege de kwestie Geelkerken verliet bleef hij kerken voor de gereformeerden ontwerpen.
Voor de Vrije Universiteit van Amsterdam bouwde hij begin jaren dertig het befaamde laboratorium aan de De Lairessestraat. Vanaf die tijd begon Boeyinga zich zeer intensief met de opleiding voor architecten bezig te houden. Eerst als docent, later directeur van de opleiding voor Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht (VHBO), die later Academie van Bouwkunst zou gaan heten. Hij regelde en restaureerde het gebouw aan het Waterlooplein in Amsterdam, waar deze opleiding nog steeds gevestigd is.
Na de Tweede Wereldoorlog legde Boeyinga zich toe op grote restauratiewerken van onder meer de Cuneratoren in Rhenen en de St. Eusebiuskerk in Arnhem, die zwaar gehavend waren door de oorlog. Een van zijn laatste nieuwe werken was de Pniëlkerk uit 1954 aan de Bos en Lommerweg in Amsterdam. Een bijzonder gebouw vanwege zijn betonnen constructie en de gevelbekleding met in betontegels gevatte glazen bouwstenen, waar zacht licht doorheen valt. In 2003 werd in deze, tot theater om te bouwen, kerk een tentoonstelling gehouden over Boeyinga en diens werk.