Gerande oeverspin
Van Wikipedia
Gerande oeverspin | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||
|
||||||||||||
Soort | ||||||||||||
Dolomedes fimbriatus (Clerck, 1757) |
De gerande oeverspin (Dolomedes fimbriatus) is een spin uit de familie kraamwebspinnen (Pisauridae).
[bewerk] Beschrijving
De gerande oeverspin heeft vrij dikke poten en een dichte, maar zeer korte, fluweelachtige beharing. Het eerste deel van de naam is te danken aan de gele 'randen'; twee duidelijke, donkerbruin omrande gele strepen aan weerszijden van het verder bruine lichaam, soms donkerder tot bijna zwart. Deze spin is net zoals de huisspin (Tegenaria ferruginea) niet erg aaibaar, en wordt zelfs groter dan 2,5 centimeter tegenover de maximale 1,7 cm van de huisspin. Omdat de gerande oeverspin wat 'hoger op de poten staat' is de spanwijdte ongeveer hetzelfde en meestal 5-6 centimeter. Slecht nieuws voor de spinnenhaters, er is ook een grote oeverspin (Dolomedes plantarius), die nog iets groter wordt en de gele strepen mist.
[bewerk] Levenswijze
De gerande oeverspin wordt vaak langs het water aangetroffen, en komt vaak voor langs wateren waarin krabbescheer groeit. Alle oeverspinnen kunnen namelijk in het water duiken en er een tijdje schuilen, maar ook wordt onder water gejaagd op kleine dieren als kikkervisjes, insecten en kleine visjes. Deze soort loert langs de waterkant tot er iets bovenkomt om adem te halen, of kan zelfs over het water lopen om drijvende, in het water gevallen insecten te pakken. Er wordt lucht vastgehouden door de kleine haartjes op het achterlijf, zodat de spin kan ademen onder water, dit geeft een zilver-achtige glans aan het achterlijf. Het grootste deel echter zit de spin zonnend op bladeren op de kant, en is niet zo op water aangepast als de waterspin (Argyroneta aquatica), die zelfs een duikersklok kan spinnen en daarin leeft.
[bewerk] Ontwikkeling
Er wordt geen vangweb gemaakt, maar langslopende of zwemmende prooidieren worden gegrepen en ter plekke leeggezogen. Er kan wel spindraad worden gemaakt, maar enkel voor de eieren, die in een eiercocon gesponnen worden. Omdat de vrouwtjes tot wel 600 eitjes kunnen leggen, is deze ronde cocon erg groot en kan niet, zoals bij veel wolfspinnen, op de rug meegedragen worden; het vrouwtje moet de bal wekenlang meezeulen en zich verstoppen waarmee de familienaam wordt verklaard. Als de jongen uitkomen vormen ze een grote bal spinnetjes en blijven zo de eerste dagen zitten tot ze verveld zijn. Bij verstoring lost de bal op en rennen de kleine spinnetjes, spiderlings genoemd, alle kanten uit maar komen al snel weer bij elkaar. Na een tijdje verlaten de spiderlings het nest en laten zich aan een draad wegzweven. De vrouwtjes beschermen de cocons met hun leven en vervoeren de eicocon vaak met de palpen.
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Dolomedes fimbriatus op Wikimedia Commons. |