Hen of hun
Van Wikipedia
Het onderscheid tussen de naamvalsvormen hen en hun van het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud is bedacht door Christiaen van Heule in zijn werk De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst (1625). Het kunstmatige doch thans betrekkelijk algemeen aanvaarde onderscheid levert veel sprekers (en schrijvers) van het Nederlands problemen op. Kortweg is hen de accusatiefvorm en hun de datiefvorm of genitiefvorm (bezittelijk voornaamwoord). Dit onderscheid tussen een datief- en accusatiefvorm komt in het Nederlands alleen voor bij de derde persoon meervoud. Ter vergelijking: mij/me, jou/je, hem, haar, ons, jullie kunnen alle zowel als accusatief als als datief worden gebruikt.
Inhoud |
[bewerk] Hen
Hen moet (in de systematiek van Van Heule) worden beschouwd als een accusatief, en wordt gebruikt
- na een voorzetsel (achter alle voorzetsels komt in het Nederlands de accusatief);
- als lijdend voorwerp.
Voorbeelden:
- Ik geef het glas aan hen.
Het werk is gedaan volgens hen. - Ik zie hen.
[bewerk] Hun als datief
Hun wordt gebruikt in alle overige gevallen. Dit kan zijn als:
- meewerkend voorwerp, tenzij voorafgegaan door een voorzetsel;
- belanghebbend voorwerp, tenzij voorafgegaan door een voorzetsel;
- ondervindend voorwerp;
- bezittend voorwerp.
Voorbeelden:
- Ik geef hun het glas.
- Ik schenk hun een drankje in.
- Het glas is hun te leeg.
- Hij sloeg hun het glas uit de hand.
[bewerk] Hun als bezittelijk voornaamwoord
Hun is ook het bezittelijk voornaamwoord van de derde persoon meervoud:
- Dat is hun huis.
- Het werk is gedaan volgens hun instructies.
[bewerk] Hun als onderwerp
Zie Hun als onderwerp voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Hun wordt ook wel in sommige dialecten gebruikt als onderwerpsvorm in plaats van zij (3e persoon meervoud). Dit geldt als substandaard en wordt algemeen als incorrect beschouwd.
Hun hebben het gedaan. → Zij hebben het gedaan.
Ook hullie komt dialectisch voor. Het is afgeleid van "hunlieden", en valt daarmee in dezelfde categorie als "jullie" (uit "gijlieden, jijlieden"). In de standaardtaal is hullie incorrect.
[bewerk] Henzelf en hunzelf
Bij hen en hun horen ook de woorden henzelf en hunzelf. Deze worden gebruikt als versterkte vorm van hen en hun:
- Ze willen geen autogordels om, maar dat is gevaarlijk voor henzelf.
- Ik heb hunzelf geen cent gegeven, maar alles aan hun ouders toevertrouwd.
Als de schrijver het woorddeel -zelf sterk wil benadrukken, dan kan hij of zij het ook los schrijven van hen of hun:
- ... dat is gevaarlijk voor hen zélf.
- Ik heb hun zélf geen cent gegeven.
Deze spelling kan echter in sommige zinnen tot dubbelzinnigheid leiden, zoals uit het laatste voorbeeld blijkt: Geef ik het zelf? Of geef ik het hunzelf?
Henzelf en hunzelf zijn niet de wederkerende of wederkerige voornaamwoorden van hen en hun. Daarvoor gebruiken we zichzelf (wederkerend) en elkaar (wederkerig):
- De minnaars geven elkaar een kusje. Ze geven elkaar de schuld. (wederkerig)
- De directeuren geven zichzelf een bonus. Ze geven zichzelf de schuld. (wederkerend)
Het wederkerend gebruik van hunzelf (ze geven hunzelf een bonus) is dialect.
[bewerk] "Ze" als alternatief
De onverbogen vorm ze vindt in het hele Nederlandse taalgebied steeds meer ingang, aanvankelijk in de spreektaal, maar langzaamaan ook in de schrijftaal. Het kan een manier zijn om de hen/hun-discussie te vermijden.
Voorbeelden:
- Ik geef ze een snoepje. (in plaats van hun)
- Ik heb ze gisteren gezien. (in plaats van hen)
Ook de enkelvoudsvorm 'ze' (om te verwijzen naar een vrouwelijk wezen) wordt tegenwoordig wel eens gebruikt als objectsvorm, in plaats van 'haar'.
Na een voorzetsel is de vorm 'ze' echter nog niet echt gebruikelijk.
Een voorstel van P.C. Hooft om ook voor de derde persoon enkelvoud een aparte vorm in te voeren voor de datief - hum - heeft nooit zijn ingang gevonden in de Nederlandse taal.