Accusatief
Van Wikipedia
Naamvallen |
---|
Nominatief |
Genitief |
Datief |
Accusatief |
Vocatief |
Ablatief |
Locatief |
Instrumentalis |
De accusatief (Latijn accusare = aanklagen), accusativus of vierde naamval is de naamval voor het lijdend voorwerp (direct object). Dit is de zaak in een zin waarop de door het werkwoord uitgevoerde handeling direct betrekking heeft:
- Jan slaat Piet (Piet is lijdend voorwerp)
Bij zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden enz. is er geen verschil tussen nominatief en accusatief in het Nederlands. Er wordt alleen nog bij de persoonlijke voornaamwoorden onderscheid gemaakt tussen het onderwerp in de nominatief en het (lijdend) voorwerp in de accusatief.
- Ik zie Jan
- Jan ziet mij
Het woord ik staat in de nominatief, de vorm mij (of me) is een accusatief. Zelfs voor de voornaamwoorden is in het Nederlands de accusatief echter samengevloeid met de datief tot één vorm voor zowel lijdend, meewerkend als voorzetselvoorwerp. Alleen in het geval van hen en hun wordt het onderscheid officieel nog gemaakt. Zie voor deze kwestie het lemma Datief.
Inhoud |
[bewerk] Ontwikkeling
De accusatief is een van de acht oorspronkelijke naamvallen van de Proto-Indo-Europese taal en komt nog in een aanzienlijk aantal talen van deze familie voor, bijvoorbeeld in IJslands, Duits, Russisch, Litouws enz, vaak ook in combinatie met een aantal voorzetsels.
Naast de functie van het aangeven van het lijdend voorwerp geeft de naamval soms ook een beweging aan. In het Duits is dat nog goed te zien in combinatie met het voorzetsel in:
- in diesem Haus (in dit huis) (datief)
- in dieses Haus (dit huis in) (accusatief)
In sommige niet-Indo-Europese talen, zoals Fins wordt hier een aparte naamval voor gebruikt, de illatief.
In bijvoorbeeld het Latijn kwam de accusatief ook voor in een constructie met de onbepaalde wijs van het werkwoord. Men noemt dit de accusativus cum infinitivo. In het Nederlands is een dergelijke constructie tamelijk gekunsteld, maar wel begrijpelijk:
- ik geloof hem een wolf te zijn. (acc. + inf)
- ik geloof dat hij een wolf is.
[bewerk] Oude accusatiefvormen in het Nederlands
De oude accusatiefvormen van het lidwoord waren:
- accusatief mannelijk enkelvoud: den, enen
- accusatief vrouwelijk enkelvoud: de, een
- accusatief onzijdig enkelvoud: het, een
- accusatief meervoud: de, /
Tegenwoordig kan men deze accusatiefvormen nog herkennen in enkele staande uitdrukkingen:
- aan den toog
- op den duur
- in den regel
Dit is omdat achter de meeste voorzetsels in het Nederlands de accusatief volgt. Dit is in het moderne Nederlands van belang omdat daaruit de regels voortvloeien voor het onderscheid tussen hen en hun.
Ook de n in een wens als goedenavond gaat op een accusatief terug (..ik wens u enen goeden avond..). In vele dialecten wordt nog de zogenaamde accusativus temporalis gesproken, zoals die ook in het Latijn bestaat: "hij komt den zaterdag"
Uiteraard zijn enkel mannelijke accusatiefvormen nog te herkennen. Merk verder op dat het zelfstandig naamwoord geen speciale uitgang kreeg, dit in tegenstelling tot de -e uitgang van de datief.
Lange tijd hebben schoolmeesters en taalkundigen samengespannen om het onderscheid tussen nominatief en accusatief in het Nederlands kost wat kost in stand te houden. Men meende dat een taal met naamvallen 'beter' of 'hoogstaander' was dan een taal waarin dat ontbrak. Daartoe was in de schrijftaal de n van den verplicht. Dit leidde tot groot leed onder schoolkinderen en plaatste een aanzienlijke hinderpaal op het pad van de sociale ontwikkeling van de gemiddelde Nederlander. Men moest namelijk om foutloos Nederlands te kunnen schrijven weten of een woord nu mannelijk of vrouwelijk was. In het zuidelijk deel van het taalgebied was dat niet zo'n probleem omdat men daar dialecten sprak waarin dat nog duidelijk was. In het noorden moesten mensen het in een boekje opzoeken of een muntje opwerpen. Bij de spellingswijziging van 1946/1947 is de -door velen gehate- buigings-n facultatief geworden. Daarmee verdween vrij spoedig zowel het onderscheid nominatief-accusatief alsook het onderscheid mannelijk-vrouwelijk uit de geschreven taal. In de gesproken taal was dat in een groot deel van het taalgebied al eeuwen eerder gebeurd.
[bewerk] Accusatief in het Latijn
In het Latijn werd de accusatief vooral gebruikt om een lijdend voorwerp uit te drukken, maar het kon ook nog verschillende andere functies hebben zoals na een voorzetsel of bij samengestelde werkwoorden waarbij de accusatief afhankelijk is van het voorvoegsel van het regerend werkwoord.
- vb.: Transgressi sunt flumen : ze zijn de rivier overgestoken.
Daarnaast werd de accusatief ook gebruikt in een Accusativus Cum Infinitivo.
- vb.: audio eum epistulam scribere: ik hoor dat hij een brief schrijft
De accusatief kon ook een richting aangeven, maar dit is enkel bij steden en kleine eilanden en in enkele vaste uitdrukkingen (vb. domum: naar huis).
De accusatief van uitgebreid kan zowel op tijd als ruimte slaan. Een accusatief van uitgebreidheid heeft aan hoe hoog, breed iets is of hoever iemand of iets verwijderd is. Bij de tijd legt ze nadruk op de duur of hoe oud iemand is of hoe lang iets geleden is.
- vb.: via viginti pedes lata: een weg die twintig voet breed is.
Weinig voorkomend is de accusatief van uitroep, van betrekkin, van inwendig voorwerp en de bijwoordelijke accusatief.
[bewerk] Accusatief in het Oudgrieks
Het gebruik van de accusativus in het Grieks lijkt erg op dat in het Latijn, hoewel er talloze verschillen zijn.
Zo kan het lijdend voorwerp (hier gedefinieerd als het object van een transitief werkwoord, dat bij passivering onderwerp wordt) ook wel in een andere naamval staan.
Een ander verschil is dat in het Grieks een naamwoord in de accusativus vaak een bijwoordelijke (adverbiale) betekenis krijg, vaak te vertalen met 'wat betreft'. Dit gebruik van de accusativus wordt wel de accusativus respectus of accusativus limitationis genoemd.