Jom Kipoeroorlog
Van Wikipedia
Jom Kipoeroorlog | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() |
|||||||||
|
|||||||||
Strijdende partijen | |||||||||
![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() |
||||||||
Commandanten | |||||||||
Moshe Dayan David Elazar Ariel Sharon Shmuel Gonen Benjamin Peled Israel Tal Rehavam Zeevi Aharon Yariv Yitzhak Hofi Rafael Eitan Abraham Adan Yanush Ben Gal |
Saad El Shazly Ahmad Ismail Ali Hosni Mubarak Mohammed Aly Fahmy Anwar Sadat Abdel Ghani el-Gammasy Abdul Munim Wassel Abd-Al-Minaam Khaleel Abu Zikry Mustafa Tlass[1], [2] |
||||||||
Troepensterkte | |||||||||
415.000 soldaten; 1.500 tanks; 3.000 pantserwagens; 945 artillerie eenheden;[1] 561 vliegtuigen; 4 helicopters; 38 schepen.[2] | Egypte: 800.000 soldaten (300.000 ingezet); 2.400 tanks; 2.400 pantserwagens; 1.120 artillerie eenheden; 690 vliegtuigen; 161 helicopters; 104 schepen Syrië: 150.000 soldaten; 1.400 tanks; 800/900 pantserwagens; 600 artillerie eenheden; 350 vliegtuigen; 36 helicopters; 21 schepen; Irak: 60.000 soldaten; 700 tanks; 500 pantserwagens; 200 artillerie eenheden; 73 vliegtuigen; |
||||||||
Slachtoffers | |||||||||
- 2.656 doden - 7.250 gewonden |
- 8.528 doden - 19.540 gewonden |
De Jom Kipoeroorlog, ook bekend als de Oktoberoorlog of de Ramadanoorlog, begon op Jom Kipoer 6 oktober 1973 en duurde tot 22 of 24 oktober, afhankelijk van het oorlogsfront. De oorlog werd geïnitieerd door een coalitie van Egypte en Syrië die een aanval inzetten tegen Israël. Ook Algerije, Irak, Koeweit, Libië, Marokko, Saoedi-Arabië, Soedan en Tunesië stuurden soldaten, tanks en/of gevechtsvliegtuigen naar de strijd.
Inhoud |
[bewerk] De oorlog
Op 6 oktober 1973, dat jaar Jom Kipoer (Grote Verzoendag), de heiligste dag van de joodse kalender, deden Syrië en Egypte een gecoördineerde verrassingsaanval op Israël. Het gemobiliseerde aanvalsleger had, inclusief materieelreserve, een omvang die te vergelijken is met de organieke sterkte van de gezamenlijke parate NAVO-troepen die destijds in Duitsland gelegerd waren. Op de Golanhoogvlakte verdedigden de Israëliers zich met 180 tanks tegen een overmacht van 1400 Syrische tanks; langs het Suezkanaal moesten minder dan 500 Israëlische manschappen in de Bar-Levobservatielinie het tegen 80.000 Egyptenaren opnemen.
De eerste twee dagen moest Israël terrein prijsgeven, maar na het mobiliseren van zijn reserves dreef het land de aanvallers terug tot diep in Syrië en Egypte. Twee weken na het begin van de oorlog kwam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in actie (resolutie 339) en voorkwam daarmee een verpletterende militaire nederlaag voor Israël.
Bij de Egyptisch-Syrische coalitie sneuvelden in totaal 35.000 soldaten, meer dan 15.000 raakten gewond, 8300 werden krijgsgevangen genomen. De Egyptische luchtmacht verloor 235 vliegtuigen en de Syrische 135. Aan Israëlische zijde sneuvelden 2688 soldaten en werden er ongeveer 7000 gewond. 314 Israëliërs werden krijsgevangen genomen, en tientallen raakten zoek (17 van hen zijn tot het jaar 2003 nog niet gevonden). Het Israëlische leger verloor 102 vliegtuigen en ongeveer 800 tanks.
Hoewel het Israëlische leger uiteindelijk de overhand kreeg, wordt de oorlog zowel aan Arabische als aan Israëlische kant meestal als een militaire nederlaag voor Israël gevoeld.
[bewerk] Andere deelnemende landen
Behalve Egypte, Jordanië, Syrië en Irak waren ook andere Arabische landen bij de oorlog betrokken: deze stuurden wapens en financierden de oorlogvoerende Arabische naties. De totale omvang van deze logistieke hulpverlening is onbekend.
Saoedi-Arabië en Koeweit verleenden financiële steun en stuurden enkele eenheden naar het oorlogsgebied; Marokko zond drie brigades naar de frontlinies. Ook de Palestijnen stuurden soldaten; Pakistan leverde zestien piloten.
Van 1971 tot 1973 stuurde de Libische leider al-Qadhafi Mirage-vliegtuigen, en kende hij aan Egypte ongeveer 1 miljoen dollar steun toe. Algerije stuurde soldaten en enkele tientallen tanks. Soedan stuurde 3000 soldaten en Tunesië 1000, die de Egyptenaren hielpen in de Nijldelta. Ook de leider van Oeganda, Idi Amin, stuurde soldaten om tegen Israël te vechten. Cuba zond ongeveer 1500 soldaten met een aantal tanks en helicopters.
[bewerk] Egypte na de oorlog
Ondanks de zware verliezen was de verrassingsaanval voor Egyptenaren een eerherstel na de nederlaag die zij tijdens de Zesdaagse Oorlog hadden geïncasseerd. Toen Israël zich later uit Port Saïd terugtrok, trokken de Egyptenaren in een grote overwinningsparade de stad binnen. Israël bleef zich steeds verder uit de Egyptische gebieden terugtrekken, waarbij de Egyptenaren ook akkoord gingen met steeds grotere bufferzones.
Uiteindelijk werd in 1978 te Camp David een verdrag getekend, op basis waarvan Israël zich terug zou trekken naar de internationale grens en de gehele Sinaï gedemilitariseerd gebied zou worden. Een tweede verdrag dat men daar tekende, regelde de Palestijnse zelfbeschikking naast Israël, maar daar voelde de Palestijnse leiding niet voor. Een jaar later werd een vredesverdrag ondertekend. Twee ondertekenaars, Menahem Begin en Anwar Sadat, kregen hiervoor Nobelprijzen voor de vrede. De Verenigde Staten waren de sponsors van alle verdragen.
De inkomsten uit de olievelden en de toeristensector in de Sinaï, de verminderde militaire uitgaven en de financiële steun die Egypte ieder jaar sinds de terugtrekking uit het schiereiland van de Verenigde Staten ontvangt, vormen belangrijke bijdragen in de economie van Egypte tot heden ten dage (2004).
[bewerk] Israël na de oorlog
Direct na de Jom-kipoeroorlog kwam in Israël een protestbeweging op gang, die onafhankelijk onderzoek eiste naar de vraag hoe de verrassingsaanval mogelijk was. Nog vlak na de oorlog won de Arbeiderspartij onder leiding van premier Golda Meïr de verkiezingen; dat was de laatste keer tot 1999 dat de socialisten een overtuigende verkiezingsoverwinning binnen zouden slepen.
De protesten bleven toenemen. Uiteindelijk werd de juridische commissie Agranat opgericht. In 1974, nadat de tussenresultaten van de commissie Agranat gepubliceerd werden, traden premier Golda Meïr en de minister van defensie Moshe Dayan af. Weliswaar waren de onderzoeksresultaten van de commissie niet nadelig voor hen, maar de protesten in het land namen alleen maar toe. Yitzhak Rabin en Shimon Peres, die minder belangrijke posten hadden bezet in de impopulaire regering van Meïr, werden respectievelijk minister-president en minister van defensie. Opperbevelhebber David ("Dado") El'azar werd gedwongen om af te treden. Hij stierf drie jaar later aan een hartaanval.
[bewerk] Gevolgen
Door de Arabische landen werd een olie-embargo ingesteld voor de Verenigde Staten en Nederland, wat leidde tot de oliecrisis van 1973.
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe links
- overzicht en kaarten van het conflict, universiteit van California te Berkeley