Oliecrisis van 1973
Van Wikipedia
De oliecrisis van 1973 was een wereldwijd tekort aan aardolie. De crisis werd veroorzaakt door een aantal acties van de Arabische olieproducerende landen, gericht tegen het Westen. De Arabische landen verhoogden de olieprijs met 70% en verminderden de olieproductie elke maand met 5%, zodat de prijs per vat explosief steeg. Tegen een aantal landen die Israël direct hadden gesteund bij de Jom Kippoeroorlog werd bovendien een volledige olieboycot ingevoerd. De Verenigde Staten en Nederland waren de voornaamste doelwitten van deze boycot. De oliecrisis met zijn stijgende olieprijzen had wereldwijd grote invloed op de economie, omdat zoveel economische sectoren van olie afhankelijk waren. De crisis leidde tot stagflatie - een combinatie van stagnatie en inflatie. In 1979 ontstond er een tweede oliecrisis.
Inhoud |
[bewerk] De oliecrisis in Nederland
[bewerk] Motieven voor de olieboycot
Naast de Verenigde Staten was Nederland doelwit van de Arabische olieboycot. Dit was te wijten aan de opstelling in het conflict tussen Israël en de Palestijnen, waarin Nederland tot begin jaren zeventig een pro-Israëlisch standpunt innam. Het bleef echter niet bij symbolische steun aan Israël, want in 1973 leverde Nederland in het geheim wapens.
In oktober 1973 waren Egyptische en Syrische strijdkrachten namelijk Israël binnengevallen op Yom Kippur, een joodse feestdag waarop de meeste joden en dus ook veel militairen naar de synagoge gaan, het begin van de Jom Kipoeroorlog. Het leger was totaal verrast door het offensief en leed zware verliezen. De situatie was zo benard, dat werd gevreesd voor het bestaan van de staat Israël. Nederland had zich weliswaar solidair verklaard met Israël, maar toenmalig minister van Defensie Henk Vredeling besloot achter de rug van zijn collega’s in het kabinet om Israël aan extra wapens te helpen, zo onthulde hij later in het televisieprogramma NOVA. Overigens waren wapentransacties vaak geheim.
Al gauw kwamen Arabische inlichtingendiensten op de hoogte van de geheime wapenleveranties aan Israël. Als protest besloten enkele Arabische staten de oliekraan dicht te draaien. Op 17 oktober 1973 kondigde een aantal Opec-landen, waaronder Saoedi-Arabië, Irak en Koeweit, het olie-embargo af. Nederland was diep verontwaardigd over het embargo. Het kabinet-Den Uyl hield vol dat van wapenleveranties geen sprake was; de boycot werd daarop voortgezet.
De Arabische oliestaten hadden ook economische motieven om een oliecrisis te veroorzaken. Naast het embargo tegen Nederland en de VS besloten ze namelijk tot een algehele productiebeperking. Minder olie op de markt, terwijl de vraag van het olieverslindende Westen gelijk bleef, zou de prijs per vat flink opdrijven. Sinds de Tweede Wereldoorlog was de olieprijs nauwelijks gestegen, maar nu vonden de oliestaten het hoog tijd voor verandering. Verhoging van de olieprijs zou hun economieën immers een flinke impuls geven.
[bewerk] Economische gevolgen en maatregelen
De consequenties van de olieboycot werden in Nederland algemeen als ernstig ervaren. Rotterdam voerde - voor de boycot - enorme hoeveelheden olie in. Deze olie was grondstof voor de Nederlandse raffinaderijen en petrochemische industrie. Stagneerde de olietoevoer naar de wereldhaven, dan waren de gevolgen rampzalig. De olie-industrie moest haar productie terugschroeven en – mocht de crisis aanhouden – zelfs personeel ontslaan. Gevreesd werd ook dat olieconcerns zouden uitwijken naar buurlanden, waar de havens van Antwerpen en Le Havre de koppositie van Rotterdam konden overnemen. Daarnaast kreeg de overheid met economische problemen te maken, want door de beperking van het benzineverbruik liep de schatkist miljoenen guldens aan accijnzen mis. Als dat lang ging duren, moest de overheid met ernstige tekorten rekening houden en wellicht tot bezuinigingen overgaan.
Daarnaast noopte het olietekort na het ingaan van de Opec-acties de overheid tot energiebeperkingen. In Nederland werd die winter een aantal autoloze zondagen afgekondigd. De benzine werd bovendien gerantsoeneerd: autobezitters kregen benzinebonnen die ze bij het tanken moesten inleveren. In de Verenigde Staten mochten automobilisten met een oneven nummerbord alleen maar tanken op maandag, woensdag en vrijdag. De anderen, met een even nummerbord, mochten tanken op dinsdag, donderdag en zaterdag.
In de praktijk bleken de doemscenario’s sterk overdreven. Allereerst omdat oliebedrijven weinig reden hadden de Rotterdamse haven halsoverkop te verlaten. De olieboycot - vooral tegen de VS - zou niet lang duren want dat zou de Opec-landen zelf ook veel gaan kosten. De industrie had in Rotterdam grote investeringen gedaan en gespecialiseerd personeel aangenomen; het overplaatsen van de productie naar elders zou ook veel geld kosten. Belangrijker was echter dat de boycot nauwelijks effectief was. Oliestaten konden weliswaar levering aan Nederland verbieden, maar nooit verhinderen dat het land volledig werd afgesneden van olie. Oliemaatschappijen konden terugvallen op olievoorraden in Europa zelf, bijvoorbeeld uit het Noordzeegebied, en op olietoevoer uit landen die niet deelnamen aan de boycot, zoals Venezuela. Van schaarste in Nederland was dus in feite geen sprake.
Toen de regering doorhad dat de maatregelen overbodig waren, werden de beperkingen opgeheven. De maatregelen waren bovendien weinig effectief. Om het rijverbod op autoloze zondagen te omzeilen, ging men al op zaterdag rijden en keerde men zondagavond laat terug, zodat het benzineverbruik helemaal niet afnam. Ook benzine op de bon mislukte. In de grensstreek reden automobilisten naar onze buurlanden, waar benzine niet op de bon was. Veel mensen, die toch al weinig reden, hadden bonnen over. Ten slotte lapten benzinestations in Nederland de rantsoenering aan hun laars: ze leverden brandstof zonder bonnen. De distributieregeling werd nog binnen een maand teruggedraaid.
[bewerk] Politieke gevolgen
Als gevolg van de oliecrisis wordt wel gezien dat de onvoorwaardelijke politieke steun voor Israël verdween. Nederland wijzigde zijn pro-Israëlkoers door op 6 november 1973 een gezamenlijke EEG-verklaring te ondertekenen. Het is echter onwaarschijnlijk dat dit alleen door de oliecrisis werd ingegeven. Algemeen werd op deze manier toegeven aan de eisen als een zwaktebod gezien. Het algemene positieve gevoel richting Israël was in de jaren voor de oliecrisis ook al minder sterk geworden.
Met de EEG-verklaring werden de ‘legitieme rechten van de Palestijnen' erkend. De Palestijnen werden niet langer als vluchtelingen of landlozen beschouwd maar als een volk met politieke rechten. Daarnaast maanden de negen lidstaten van de EEG Israël zich volledig terug te trekken uit de bezette gebieden. De verklaring werd daarom al gauw als een handreiking aan de Arabische staten beschouwd. Desondanks bleef de Nederlandse en Europese politiek, evenals de publieke opinie lange tijd pro-Israël.
[bewerk] Wereldwijde economische gevolgen
Wereldwijd waren de economische gevolgen van de crisis groot, met name door de prijsstijging van olie die er het gevolg van was. De olieprijs daalde na de crisis nooit meer naar het oude niveau, door de onderlinge prijsafspraken van de Opec-landen. Ook de prijs van andere energiebronnen, zoals aardgas en elektriciteit, stegen door deze crisis. Veel landen kregen meer dan voorheen te maken met inflatie en stijging van de staatsschuld. De Japanse economie bijvoorbeeld kromp met 30%, waardoor het land zich gedwongen zag de pro-Amerikaanse politieke koers te verleggen en het tijdens de crisis rond de gijzeling van Amerikaans ambassadepersoneel in Teheran in 1979 olie van Iran bleef kopen. In verschillende Afrikaanse landen ontstond onrust; westerse afzetmarkten voor hun producten krompen, zodat hun schulden zich opstapelden. In België steeg de staatsschuld na 1973 tien jaar lang door; in 1979 was deze verdubbeld en van 1979-1981 verdubbelde nog eens het begrotingstekort. Overheden, zoals de Nederlandse, werden op kosten gejaagd door groeiende werkloosheid. Naast een sterk toegenomen aantal werkloosheidsuitkeringen werden ook vele noodlijdende bedrijven door de overheid gesteund, om in elk geval mensen aan het werk te houden en te helpen.
[bewerk] Hernieuwbare energie
De wereldwijde energiecrisis leidde tot meer belangstelling voor alternatieve energie. Nadien werd meer onderzoeksgeld gestoken in zonne-energie en windenergie. Discussie over de voors en tegens van kernenergie laaiden op. Dit werd echter niet alleen veroorzaakt door de hogere olieprijzen - ook de zorg van het milieu en de uitputting van grondstoffen, zoals verwoord door de gezaghebbende Club van Rome speelde een rol. Na de crisis hebben de westerse landen geïnvesteerd in de opslag van grotere olievoorraden, teneinde de kwetsbaarheid van de economie tegen de actie van een beperkt aantal landen te verkleinen.
De hogere olieprijzen hadden ook een invloed op de auto-industrie. De roep van de consument om een zuiniger auto werd veel groter, vooral in de Verenigde Staten waar tot dan toe er nauwelijks een rem bestond op de grootte van de auto en het benzinegebruik ervan. De boycot werd beëindigd in 1974, na onderhandelingen tijdens een conferentie in Washington. Hetzelfde gold voor vliegtuigen, die in deze periode ook veel zuiniger werden.
[bewerk] Trivia
- In Nederland was de crisis voor kleinkunstenaars een dankbaar onderwerp voor satire. Farce Majeure had veel succes met het liedje Kiele kiele Koeweit.
- De gestegen prijs van plastic was voor de firma geobra Brandstäter aanleiding om kleiner kinderspeelgoed op de markt te brengen. In 1974 werd daarom Playmobil geïntroduceerd.