Luchtgeweer
Van Wikipedia
Een luchtgeweer (soms: luchtdrukgeweer of luchtbuks) is een geweer waarbij de kogel door expansie van een gecomprimeerd gas naar buiten wordt geduwd. Dit is in tegenstelling tot een vuurwapen waarbij de druk ontstaat door de ontploffing van een lading.
Een luchtgeweer wordt gebruikt bij luchtgeweerschieten. Het schieten is een sport met verschillende disciplines zoals: luchtpistool (10m klasse, 15m klasse, 20m klasse ) en met het luchtgeweer (10, 20, 30, 35, 40m klasse). Voor elk van deze klassen zijn er verschillende wapens, hoe minder precies een wapen moet zijn, hoe lichter je het kan maken, dit levert dan weer voordelen bij het schieten.
De meest bekende klasse bij luchtgeweerschieten is de Olympische discipline op 10 meter (indoor). Met luchtgeweren kan ook buiten in wedstrijdverband worden geschoten. Voorbeelden zijn Field Target en daarvan afgeleide klassen, waarbij het bepalen van de afstand tussen schutter en doel (variërend van 10 tot 50 meter) en het 'lezen' van de wind vaardigheidselementen toevoegen aan de wedstrijddeelname.
[bewerk] Het luchtdrukpistool
In elke klasse zijn er weer twee verschillende soorten, de CO2-klasse en de luchtklasse. Bij de CO2-klasse werkt het pistool op druk uit een klein flesje kooldioxide (een CO2-patroon). Hiermee kan het pistool ongeveer 120 schoten afvuren. Deze patronen zijn echter relatief duur (voor een tiental patronen moet je ongeveer acht euro rekenen). Voordeel is wel dat je je pistool slechts één keer hoeft op te spannen om meerdere keren te kunnen schieten. Bovendien is het ook veel kleiner en lichter dan het klassieke systeem met luchtdruk.
Het klassieke luchtdrukpistool heeft als voordeel dat het veel krachtiger en nauwkeuriger is dan een CO2-pistool, maar het is wel een stuk zwaarder (een luchtdrukpistool kan tot rond de 2 kilo wegen). Bovendien moet je na elk schot je pistool opnieuw opspannen (meestal gebeurt dat door de loop naar beneden te drukken) en laden (een nieuw kogeltje in de loop steken).
[bewerk] De techniek
Ook in de techniek is er een groot verschil tussen CO2- en luchtgeweren. Een CO2-pistool werkt meestal juist zoals een revolver met een roulettesysteem, waarbij na elk schot de ring een achtste of een vijftiende van een slag verdraaid wordt. Er zijn natuurlijk nog andere complexere systemen.
Er zijn, zowel voor luchtpistolen als luchtgeweren, een aantal technieken. De ruwste onderverdeling is in veerdruksystemen en gasdruksystemen.
Bij het veerdruksysteem wordt bij het spannen een zuiger, waarachter een stalen veer of een gasveer zit, naar achteren bewogen, waardoor de veer onder spanning komt. In de achterste stand wordt de zuiger vergrendeld. Het systeem is nu "gespannen". Dat spannen kan gebeuren door de loop naar beneden te duwen, maar ook door een aparte hevel te bedienen. Wanneer de trekker wordt bediend, wordt de zuiger ontgrendeld. De veer drukt de zuiger nu met kracht naar voren, waardoor er zeer snel druk achter het kogeltje wordt opgebouwd, en het kogeltje door die druk de loop wordt uitgeduwd. Voordelen van het veerdruksysteem zijn de relatief eenvoudige constructie en de relatieve onderhoudsvrijheid. Nadeel is dat de zich snel verplaatsende zuiger twee reacties veroorzaakt: eerst een terugslag door de ontspanning van de veer en de plotselinge beweging van de massa van de zuiger, en dan een negatieve terugslag wanneer de zuiger plotseling tot stilstand komt aan het eind van de drukkamer. Deze dubbele reactie, die zich uiteraard in zeer korte tijd afspeelt, bemoeilijkt niet alleen het leven van een eventueel gemonteerde richtkijker, maar ook van de schutter. Het nauwkeurig schieten met veerdrukwapens vereist een bijzondere consistentie van de schutter. Eventuele inconsistenties in de schotafwikkeling veroorzaken bij veerdrukgeweren veel grotere onnauwkeurigheid dan bij gasdrukgeweren. Met name om die reden wordt beginners vaak aangeraden om met een veerbuks te beginnen - de leercurve met een veerbuks is veel steiler, en het is veel makkelijker om verbeteringen in de schiettechniek terug te zien in de resultaten. De beste schutters kunnen met een goede veerbuks resultaten bereiken die nauwelijks afwijken van de te bereiken nauwkeurigheid met een gasdruk-geweer, en die voor een doorsnee schutter met om het even welk geweer niet haalbaar zijn. Een algemene stelregel is dat iemand die geleerd heeft goed met een veerbuks overweg te kunnen, ook een betere schutter zal zijn met een gasdrukbuks.
Bij het gasdruksysteem wordt, door het kort openen van een klep, overdruk uit een reservoir gelaten, waardoor achter het kogeltje zeer snel een hoge druk wordt opgebouwd. Het reservoir kan een klein reservoir zijn dat onder druk wordt gezet door het na ieder schot te spannen, maar het kan ook een reservoir zijn dan voldoende lucht bevat voor 200 of meer schoten. In het laatste geval wordt het tijdig sluiten van de klep geregeld door een combinatie van een klepveer en de overdruk in het reservoir die de klep dichtduwt, ofwel doordat er tussen het reservoir en de 'vuurkamer' een regelaar is geplaatst die zich vanuit het reservoir vult tot een vastgestelde druk is bereikt, en die zichzelf dan leegt in de 'vuurkamer'. Dit zorgt voor een zo groot mogelijke consistentie onder uiteenlopende omstandigheden, en wedstrijdgeweren zijn dan ook vrijwel altijd met een regelaar uitgevoerd. Voordeel van het gasdruksysteem zijn de veel vriendelijker mechanische reacties bij het vuren (er is bij een goed afgesteld pistool of geweer nauwelijks merkbare terugslag). Nadelen zijn: de duurdere constructie (er worden hogere eisen gesteld aan de afdichting, en het werken met drukniveaus tot soms 300 bar in het reservoir introduceren een nieuw veiligheidsrisico) en de daardoor veel hogere prijs.
Voor het gasdruksysteem wordt gebruik gemaakt van zowel CO2 als perslucht. CO2 raakt echter meer en meer in onbruik - niet alleen vanwege de prijs van CO2-patronen, maar ook, en vooral, vanwege het feit dat het rendement van CO2 sterker afhankelijk is van temperatuurswisselingen dan het rendement van perslucht. Aangezien consistentie bij het nauwkeurig schieten de meest belangrijke karakteristiek van het luchtpistool of luchtgeweer is, kan het schieten met perslucht bij temperatuursschommelingen (in een opwarmende of afkoelende hal, of buiten) een belangrijk voordeel bieden.
De loop: deze is voor beide systemen hetzelfde, als we door de loop kijken en we houden hem naar het licht, zien we spiraalvormige groeven. De spiraalvorm in de loop dient om de kogel te laten draaien. Wanneer een kogel tegen grote snelheid draait zal hij en veel rechter en preciezer parcours afleggen. De kogeltjes zijn uit lood gemaakt en de loop uit staal. Dit is niet toevallig gedaan... staal is veel harder dan lood, hierdoor kan de kogel geen krassen in de loop trekken. Indien er wel met staal wordt geschoten, worden de trekken en velden in de loop weggevaagd, wat de zuiverheid dus niet ten goede komt.
De kogeltjes: er bestaan veel verschillende kogeltjes maar de meest bekende is toch wel het gewone diabolokogeltje, deze is aan de voorzijde iets zwaarder dan aan de achterzijde en is zo gemaakt dat het niet begint te vliegen, dit is echter een nadeel bij gewone roundlet-kogeltjes. Deze zijn rond en vormen een vleugelprofiel hierdoor wijken ze af van hun koers. Een ander voordeel van diabolo-kogeltjes is dat ze, door de rotatie die ze meekrijgen door de spiraalvormige groeven in de loop, zichzelf als het ware directioneel stabiliseren. Het vinden van de juiste diabolo voor een bepaalde loop is dan ook één van de belangrijkste hoofdbrekens voor de wedstrijdschutter. Een diabolo die het in de ene loop uitstekend doet, kan in een andere loop, zelfs als andere parameters zoals mondingssnelheid gelijk zijn, na 35 meter zomaar ineens tot wilde instabiliteit leiden.