Lumbaalpunctie
Van Wikipedia
Bij een lumbaalpunctie (ook wel ruggenprik) wordt voor onderzoek wat van het vocht, dat om de hersenen en het ruggenmerg zit (de liquor cerebrospinalis), uit het lichaam gehaald. Dit wordt gedaan door met een dunne holle naald van ongeveer 10-15 cm lang tussen de lendewervels door te prikken tot in de liquorruimte en vervolgens daar wat van af te tappen. Meestal worden er 2 of 3 buisjes afgenomen, ieder met enkele druppels voor de verschillende bepalingen.
Het afgenomen vocht kan de arts helpen bij het stellen van een diagnose bij bepaalde ziekten, met name bij meningitis, hersenbloedingen, MS , Lyme-ziekte en andere mogelijkheden.
Voor het verrichten van een lumbaalpunctie zijn er 2 belangrijke mogelijke posities voor de patiënt:
- liggend op de zij, of
- zittend, waarbij men met de armen op de knieën steunt en de rug geheel gekromd is.
Er wordt geprikt op een plaats waar zich in het wervelkanaal geen ruggemerg meer bevindt, zodat dit ook niet geraakt kan worden. Wel lopen er een aantal zenuwen die als ze geraakt worden even een korte scheut in het been kunnen geven. Dat mensen door een ruggenprik in een rolstoel zouden zijn gekomen is een hardnekkige mythe. Het komt wel voor dat een lumbaalpunctie nodig is bij mensen met een ernstige aandoening die tot verlamming leidt. Dit komt dan niet door de prik maar door de aandoening die het onderzoek noodzakelijk maakte.
Na het afnemen van het hersenvocht, moet de patiënt nog minstens een uur blijven liggen voor hij/zij naar huis mag en mag men de eerste uren geen inspannende dingen doen. Enkele mensen zijn echter erg gevoelig voor deze ingreep en zij kunnen wel tot een week na de ingreep hoofdpijn krijgen. Dit berust vaak op het inwendig iets nalekken van het prikwondje in het vlies dat om het hersenvocht heen zit.