Mélissa Russo
Van Wikipedia
Zaak-Dutroux |
Daders Slachtoffers
Overig |
Mélissa Russo is een van de slachtoffers van de bende van Marc Dutroux. Ze werd op 24 juni 1995 ontvoerd en op 17 augustus 1996 dood teruggevonden.
Inhoud |
[bewerk] Ontvoering
Mélissa Russo werd op 24 juni 1995 ontvoerd in Grâce-Hollogne, een deelgemeente van de Belgische stad Luik, samen met haar vriendinnetje Julie Lejeune. Ze was op het moment van haar verdwijning acht jaar oud. Hoewel Marc Dutroux dit zelf altijd ontkent heeft, is hij schuldig gevonden aan de ontvoering van Julie en Mélissa. Mogelijk was hij vergezeld van een medeplichtige. Sommigen vermoeden dat Bernard Weinstein, die later zelf door Dutroux werd vermoord, die medeplichtige was. Dutroux zelf heeft altijd volgehouden dat de meisjes hem "gebracht" werden, tot zijn grote verrassing, waarna hij ze maar opsloot.
Het parket van Luik startte onder leiding van Martine Doutrèwe een onderzoek op naar de verdwijning, maar de parlementaire onderzoekscommissie inzake de zaak-Dutroux heeft dat onderzoek zwaar bekritiseerd. Doutrèwe vertrok twee weken na de verdwijning met vakantie, en in november 1995 vertelde het parket van Luik effectief aan de ouders van beide meisjes dat ze zich er beter bij neerlegden dat hun dochters waarschijnlijk overleden waren. Julie en Mélissa zouden vanaf dat ogenblik nog vijf maanden leven.
[bewerk] Gevangenschap
Mélissa Russo en Julie Lejeune werden opgesloten en gevangen gehouden in een piepkleine bunker onder het huis van Dutroux in Marcinelle, zonder ventilatie of natuurlijk licht. Dutroux heeft hen vermoedelijk verteld dat hun ouders geen losgeld wilden betalen in ruil voor hun bevrijding en dat hij hen opsloot om hen te beschermen tegen woedende "grote meneren". Dit is wat hij ook Sabine Dardenne en Laetitia Delhez verteld heeft, de twee meisjes die hun opsluiting overleefden. Op die manier wilde hij zijn slachtoffers aan hem binden en onderwierpen ze zich aan hem. Julie en Mélissa werden tijdens hun gevangenschap seksueel misbruikt.
[bewerk] Onopgehelderde dood
Mélissa Russo en Julie Lejeune zijn na negen maanden in gevangenschap vermoedelijk omgekomen van honger en dorst, maar de precieze omstandigheden van hun dood zijn nooit opgehelderd. Dutroux werd in de winter van 1995 gearresteerd voor de opsluiting van drie jonge volwassenen en verdween achter de tralies. Hij gaf zijn echtgenote Michelle Martin de opdracht Julie en Mélissa in zijn afwezigheid eten te geven, maar Martin verklaarde dat ze "bang" was van de kinderen en liet hen aan het lot over in de bunker. Toen Dutroux eind maart 1996 uit de gevangenis werd ontslagen, was Mélissa volgens hem nog in leven terwijl Julie de dag ervoor overleden was. Hij gaf Mélissa een bad en probeerde uitdroging tegen te gaan door water in haar lichaam in te spuiten, zo verklaarde hij. Ze zou enkele uren later gestorven zijn.
Experts kwamen eensgezind tot de conclusie dat het onmogelijk was dat twee achtjarige meisjes, al enorm verzwakt door vijf maanden van misbruik en opsluiting, nog eens vier maanden konden overleven zonder water en voedsel. Wie Julie en Mélissa dan mogelijk in leven heeft gehouden, weet niemand. Na hun dood werden Julie en Mélissa in vuilniszakken gestopt en tijdelijk ingevroren. Ze werden begraven in de tuin van Michelle Martin in Sars-la Buissière.
[bewerk] Emotie
Op 17 augustus 1996, vier dagen na het arrest van Dutroux en twee dagen na de bevrijding van Sabine en Laetitia, werden de lichaampjes van Julie en Mélissa op aanwijzingen van Dutroux zelf opgegraven. Het stoffelijk overschot van Bernard Weinstein werd in diezelfde tuin gevonden.
De ouders van Julie en Mélissa veroordeelden meteen het onderzoek naar de verdwijning van hun kinderen. De foto's van de meisjes gingen de hele wereld rond en werden in België het symbool van het lijden van Dutroux' zes slachtoffers. Hun gemeenschappelijke begrafenis op 22 augustus 1996 werd een officieuze dag van nationale rouw en legde alle openbare leven in België plat. Mélissa Russo ligt begraven op het kerkhof van Grâce-Hollogne, naast Julie Lejeune.