Oliemolen
Van Wikipedia
Oliemolens zijn molens speciaal gebouwd om uit oliehoudende zaden (raapzaad, koolzaad, aardnoten en lijnzaad) olie te persen.
In Nederland werden oliemolens met name in de Zaanstreek gebruikt voor de fabricage van verf, een samenstelling van lijnolie met diverse pigmentpoeders. In de landelijke gebieden in het oosten en zuiden werd uitsluitend voor lokaal gebruik olie gewonnen uit ter plaatse geteelde gewassen voor bakken en braden van voedsel en als brandstof voor olielampjes.
Inhoud |
[bewerk] Aandrijving
In de Zaanstreek werden voornamelijk windmolens gebruikt, in de landelijke gebieden met name watermolens en rosmolens.
De watermolens in Twente en Oost-Noord-Brabant zijn vaak uitgevoerd als zogenaamde dubbele watermolen: een graanmolen met eigen rad op de ene oever en een oliemolen met eigen rad op de andere oever van een beek of riviertje.
Voorbeelden van zo'n dubbele molen (die nog compleet in bedrijf zijn) zijn de Oostendorper Molen in Haaksbergen en de Collse Molen bij Eindhoven.
[bewerk] Proces
Het proces van het olieslaan bestaat uit twee hoofddelen: het fijn maken van het zaad onder grote draaiende kantstenen (zie bovenste foto) en het persen van het warm gemaakte meel in een slagblok met behulp van heien en wiggen (zie onderste foto).
Helaas is veel kennis over het olieslaan in de afgelopen eeuw verloren gegaan; op diverse oliemolens in Nederland zijn echter enthousiaste molenaars hard aan het werk om de oplossingen voor bepaalde problemen weer te reconstrueren en dit heeft ook al de nodige successen opgeleverd.
[bewerk] Fijnwrijven op de ligger
Op industriële oliemolens, waarvan in Nederland nog een aantal resteert, vindt het proces van olieslaan plaats in twee cycli, te weten voorslag en naslag. Nadat het meel op de ligger (door sommigen doodbed genoemd) is fijngewreven door de kantstenen, wordt dit meel door middel van een afloopschuif in de voorslagsmeelbak geschoven. De schuif is ook op te trekken zodat die het proces van het fijnwrijven niet stoort; de bovenkant van de meelbak is een (horizontale) schuif die, als hij dicht is, onderdeel is van de ligger.
[bewerk] Het verwarmen
Van het voorslagsmeel in de meelbak wordt een afgepaste hoeveelheid genomen en op het voorslagsvuister gestort. Dit vuister is een uit steen gemetseld oventje dat een dikke, daarop liggende plaat gietijzer verwarmt. Meestal wordt het vuister gestookt met hout of turf. Als het voorslagsmeel op het vuister ligt, wordt verwarmd tot ongeveer 35-40 graden. Het meel wordt ondertussen omgeroerd met een door de molen aangedreven roermes, zodat het niet aanbrandt. Is het meel warm genoeg dan wordt het in de bulen (ofwel zakken) gedaan. Deze worden in de haren gelegd die in de 'laad' van het voorslagsblok worden gestoken. Haren zijn oorspronkelijk omslagen van paardenhaar waarin de met vermorzeld, verwarmd zaad gevulde bulen werden gelegd om in de 'laad' uitgeperst te worden.
[bewerk] Het voorslaan
Het voorslagsblok is een zeer dik houten deel, bijvoorbeeld 75 x 75 x 300 cm groot, waarin een uitsparing, de laad, van bijvoorbeeld 180 x 20 cm en ongeveer 50 cm diep is uitgehakt. Naar beneden toe wordt de laad iets smaller. In de laad staan twee vaste en twee losse jaagijzers, dit zijn zeer zware, dikke ijzeren platen waartussen de haren met daarin de bulen worden gezet. Verder bevat de laad de slagbeitel en de losbeitel. Door het aanslaan van de wigvormige slagbeitel zet men meer druk op de haren met daarin de bulen; door aanslaan van de contrawig, de losbeitel, heft men deze druk weer op.
Door aanslaan van de slagbeitel met behulp van de erop vallende slaghei loopt de druk in de voorslagslaad flink op, waardoor de haren met daarin de bulen zwaar samengeperst worden. Er vloeit olie uit het zaad en de buul krijgt een platte vorm. Is er genoeg olie uit het zaad geperst dan wordt de druk met de losbeitel opgeheven en men kan nu de haren, resp. de bulen uit de laad nemen.
[bewerk] Het stropen
Na even uitlekken gaan de bulen, waarin nu een vrij harde koek, een voorslagskoek zit, naar de strooptafel waar de buul van de koek afgestroopt wordt. Hierbij worden ze op een houten steun gezet, die de kaak heet; vandaar: aan de kaak stellen (hierbij komt de koek 'aan het licht' vandaar de uitdrukking: iets aan de kaak stellen. Na het afstropen gaan de bulen weer terug naar het voorslagsvuister. Meestal worden in het proces 4, soms 6 bulen gebruikt; de paren blijven daarbij steeds gekoppeld.
[bewerk] Het maken van naslagsmeel
De voorslagskoeken worden nu in een stamperpot geworpen. Stamperpotten, ook wel appelpotten genoemd, naar hun vorm, zijn ronde, gietijzeren potten die gevat zijn in een slagblok waarvan de vorm en afmetingen vergelijkbaar zijn met die van het voorslagsblok. Soms heeft het voorslagsblok al een paar appelpotten, maar dat is niet altijd zo. Het naslagsblok heeft vrijwel altijd een of meerdere paren appelpotten. Boven deze potten hangt een stamper die regelmatig in deze pot valt (onder zijn eigen gewicht) waardoor de inhoud van de pot eerst verbrijzeld en vervolgens fijngestampt wordt. De fijngestampte voorslagskoeken worden met iets water gemengd, dat men nog even, door middel van het stampen, goed doormengt.
[bewerk] Weer verwarmen en naslaan
Vervolgens wordt het nu verkregen naslagsmeel op het naslagsvuister verhit. Het naslagsvuister lijkt op het voorslagsvuister, maar het vuur wordt harder gestookt zodat de gietijzeren plaat heter is, en het meel dat erop wordt gestort ook een hogere temperatuur heeft (50-60 graden). Is het meel heet dan gaat het in de naslagsbulen die half zoveel inhoud hebben als de voortslagsbulen. Dit houdt ook in, dat het naslaan twee maal zo snel zou moeten gebeuren als het voorslaan. Hoe dit is geregeld lees je hieronder bij Efficiency en Aandrijving.
De laad van het naslag is kleiner en smaller dan die van het voorslag. Bovendien is de inrichting zo, dat een hogere druk kan ontstaan die wel kan oplopen tot 350 bar (maar dit is waarschijnlijk vrij extreem). In elk geval zijn druk en temperatuur bij het naslag hoger dan bij het voorslag, zodat de laatste resten olie nog uit het meel gewonnen kunnen worden. De koeken die hierbij ontstaan, de naslagskoeken, zijn een goed veevoer omdat ze niet te veel vet meer bevatten (enkele procenten) en rijk zijn aan eiwit.
[bewerk] Efficiency en Aandrijving
Vroeger werkte een industriële oliemolen continu: meestal waren er zes personen in dienst die elk een werkdag van 16 uur maakten. Het was dus belangrijk dat men alle processen goed op elkaar afstemde; niet alleen voor een goede productie maar ook voor een goede werksfeer. Nu worden alle heien en stampers aangedreven door een en dezelfde as, de wentelas. Door in die as spaken te steken, die aangrijpen onder de vuist, een uitsteeksel dat zit op alle heien en stampers, kan men die laatste optillen. De wentelas draait echter door en de spaak draait zo ver omhoog en weer van de vuist af, dat hij die op een gegeven moment niet meer ondersteunt en... de hei of stamper ploft omlaag, om met een klap in een stamperpot of op een slag- of losbeitel terecht te komen. (in een oliemolen was het een lawaai van belang. Veel oude olieslagers waren dan ook doof, een beroepsziekte dus).
Door op dezelfde plaats van de wentelas meerdere spaken te zetten, kan men ervoor zorgen dat sommige werktuigen per omwenteling slechts 1 keer worden opgetild (en in werking komen), maar andere wel drie keer. Door nu de heien van het naslag drie maal per omwenteling te laten slaan tegen die van het voorslag eenmaal, zorg je ervoor dat het proces van naslaan snel gaat ten opzichte van het voorslaan. Er was al genoemd dat je per naslagcyclus maar de halve hoeveelheid meel kunt verwerken, in vergelijking tot het voorslag. Precies de helft? Nee, want eigenlijk moet je er de olie weer aftrekken die je er in de eerste cyclus uitgeperst hebt.
En hoeveel olie levert dit 'dubbele' olieslaan nu op? 100 kilo lijnzaad levert ongeveer 27 kilo voorslagsolie en 3-4 kilo naslagsolie bij een oliegehalte van het lijnzaad van 37-38 procent. De totale efficiency van het olieslaan is dan 30 à 31 gedeeld door 37 à 38, ofwel circa 80 procent.
[bewerk] Het Milieu
Vermeldenswaardig is dat dit proces geen afvalstoffen oplevert. De olie zowel als de koeken worden verkocht en de gebruikte energie (wind resp. waterenergie) is gratis en niet vervuilend.
[bewerk] De Olienoot
In Nederland bestaat een tijdschrift, De Olienoot, dat fungeert als contactblad voor met name molenaars, maar ook andere werkelijk geïnteresseerden die zich bezig houden met het olieslaan, met name op molens. Op een aantal oliemolens in nederland kan men het proces van het olieslaan zelf komen bekijken, ruiken en horen.
[bewerk] Ambacht
- De molenaar op een oliemolen wordt meestal 'olieslager' genoemd.