Paleis op de Koudenberg
Van Wikipedia
Het Paleis op de Koudenberg werd in de 11e en de 12e eeuw in Brussel gebouwd op de Koudenberg en was achtereenvolgens een verblijf van de hertogen van Brabant en de Bourgondische hertogen.
Reeds ten tijde van Lambert II Balderik (11de eeuw) stond hier al een kleine burcht. Uit deze periode dateert ook de naam “Coudenberg”. Vooral Jan I en na hem Jan II en Jan III maakten er een volwaardige residentie van. Filips de Goede (1430 – 1467) gaf de aanzet tot de bouw van een imposant paleis om van hieruit het hele rijk der Nederlanden te beheren. Hier vergaderde ook de Orde van het Gulden Vlies. Eveneens werd Karel V hier in 1515 meerderjarig verklaard. Tijdens de 16e eeuw groeide Brussel uit tot de Princelijcke Hoofstadt van ’t Nederlandt. Onder Karel's regering werd een monumentale hofkapel gebouwd achter de Grote Zaal van Filips de Goede. Op 25 oktober 1555 deed hij er troonsafstand ten voordele van zijn zoon Filips II. De eigenlijke glansrol voor dit verdwenen paleis kwam er met de aartshertogen Albrecht en Isabella. Het complex met bijbehorende tuinen en vijvers was in heel Europa vermaard. Albrecht Dürer verklaarde dat hij nergens een dergelijke pracht en rijkdom had gezien.
In 1731, tijdens de regeerperiode van landvoogdes Maria Elisabeth van Oostenrijk, werd het paleis verwoest door een reusachtige brand. Heel het paleis ging in vlammen op; enkel de muren van de hofkapel en van de Magna Aula bleven overeind. Ook deze ruïnes verdwenen met de herinrichting van de wijk na 1775. Tegenwoordig ligt op deze plaats opnieuw de koninklijke wijk met het Koningsplein, de kerk van Sint-Jacob-op-Koudenberg en het standbeeld van Godfried van Bouillon, en even verderop het Koninklijk Paleis.
Tot op onze dagen zijn enkel de fundamenten en de kelders overgebleven. Op de plaats waar vroeger de kapel stond staat nu het Hôtel Belle-Vue, waar nu de administratie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd is. Via dit gebouw kan je afdalen om een bezoek te brengen aan deze onderaardse ruimtes.
