Purper (verfstof)
Van Wikipedia
Purper is een purperrode verfstof die in de Griekse Oudheid door de Feniciërs, de Hebreeërs, de Romeinen en de Grieken werd gewonnen uit de purperslak Murexslak, ook wel geschreven als Murrexslak, (een zeeslak). Uit de purperslak wonnen volgens de overlevering de Feniciërs als eerste hun vermaarde verfstof Thyreens purper. Deze purperrode verfstof was het teken van rijkdom, smaak en aanzien en werd de traditionele koningskleur. Purperen stoffen worden dikwijls zelfs expliciet aangeduid als "Tyrisch purper" — een verwijzing naar de stad Tyrus. Purper betekent o.a. phoinix in het Grieks (er waren vele namen voor deze kleur) en hieraan ontlenen de Feniciërs (Phoeniciërs) hun naam. Tegenwoordig weten we dat de Minoïsche beschaving op Kreta al een millennium eerder purper won.
De kleurstof (het was dus géén pigment) werd gewonnen uit een kliertje van de slak; de afgescheiden substantie is oorspronkelijk een vuil geel, maar de stof kleurt door een proces van oxidatie — versneld door een enzymreactie onder invloed van zonlicht — binnen enkele minuten purper. Vele kliertjes werden in een pot samengevoegd, met zout gemengd en dan door koking in urine ingedikt om de (meestal wollen) stof in het mengsel te verven. De stank die de in de open lucht door slaven continu bewaaierde rottende massa opleverde, wordt door klassieke schrijvers omschreven als onbeschrijflijk, maar die werd denkelijk mede veroorzaakt door de gewoonte de resten van de slak op een al even rottende hoop naast de productieplaats te werpen. De bergen schelpen liggen er nu nog. De tegenstelling tussen de smerige fabricage en het "goddelijke" resultaat was een cliché metafoor in de klassieke dichtkunst, zowel voor de menselijke geslachtsgemeenschap als voor de onderliggende basis van iedere politieke macht.
De kleur varieerde doordat er verschillende soorten van het geslacht gebruikt werden: M. trunculus leverde meer roze tinten en M. brandaris meer violette. Het woord werd in het Grieks gebruikt voor de kleur van lippen, maar Aristoteles noemt in zijn Meteorologica de violette kleur van de regenboog ook purper. De naam duidde dus kennelijk een vrij grote sector van de kleurencirkel aan. De koelere tinten waren het meest geliefd en het duurst. Er waren veel recepten in omloop voor het fabriceren van goedkopere imitaties. Die waren echter eenvoudig te herkennen aan de geringe verzadiging: het originele purper wordt omschreven als een bijzonder felle tint, die geen enkele andere verfstof in felheid zou benaderen tot in het midden van de 19e eeuw de kunstmatige kleurstoffen ontwikkeld zouden worden.
Het purper werd na verloop van tijd een dergelijk prestige toegemeten dat in de Romeinse periode op straffe des doods enkel de keizer, senatoren en priesters de Tyrische kleur (vermoedelijk de meer violette tint) mochten dragen. Alleen de princeps droeg een volledig purperen mantel. Het zich met zo'n mantel hullen door een ander was een daad van openlijke rebellie, een teken dat men een poging wilde wagen tot usurpatie en had dezelfde lading als tegenwoordig een kroning. Jezus Christus droeg tijdens de kruisdraging een purperen mantel. Overigens werd het verbod meestal niet gehandhaafd tegen vrouwen en omsloeg men ook godenbeelden met purperen mantels zodat de purperfabricage niet te lijden had. In de hele Oudheid zal de roem van het purper en de vaardigheid waarmee de Feniciërs de stoffen met die kleur bewerkten, onaangetast blijven. In de Middeleeuwen behield de kleur in het Byzantijnse Rijk zijn status, maar er was een vrij grote export van purperen stoffen. Een donkerrode of scharlaken kleur werd toen gebruikelijk voor geestelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders: vanaf 1463 is het de voorgeschreven kleur voor kardinalen.
Overigens: voor het verkrijgen van één pond verfmassa moeten zo'n 30.000 purperslakken opgedoken worden. Die leveren maar vier gram zuivere kleurstof op. De geverfde stof was dan ook tien tot twintig keer zo duur als een hoeveelheid goud van hetzelfde gewicht. Slaven doken met een steen de diepte in, niet ongelijk aan de huidige methode om natuurlijke parels naar boven te halen. Het sterftecijfer onder hun was hoog: hun skeletten zijn te vinden tussen de schelpen. Tegenwoordig wordt de zuivere kleurstof nog in kleine hoeveelheden gewonnen tegen een marktprijs van 2000 euro per gram. Hoewel de kleurstof al in 1903 gesynthetiseerd werd (6,6-dibromoindigo), is er geen industriële productie.
Men gebruikte aluin als beitsmiddel om de purperen verfstof beter te laten aanhechten op de wollen en linnen weefsels.
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe links
- Feniciërs, zij stichtten alleen kuststeden (met stukje over Thyreens purper)
- De purperslak (Nucella lapillus)