Slag bij Poitiers (1356)
Van Wikipedia
De Slag bij Poitiers was een veldslag tussen Engeland en Frankrijk op 10 september 1356. De slag staat ook bekend onder de naam Slag van Maupertuis of Slag van Nouaillé en werd de tweede van drie overwinningen voor Engeland in de Honderdjarige Oorlog.
Engeland werd aangevoerd door de Engelse Prins van Wales,Edward de "Zwarte Prins", en Frankrijk door Jan II. Bij de nederlaag werd Jan II door de Engelsen bij Maupertuis gevangen genomen.
Inhoud |
[bewerk] Verloop
[bewerk] Voorbereidingen
In september 1356 had Koning Jan II een voor die tijd zeer groot leger gemobiliseerd. Volgens tijdgenoten kwamen in Chartres 80 000 man bijeen. Middeleeuwse schrijvers overdreven vaak enorm. De werkelijke sterkte zal ongeveer 16000 man hebben geteld.
Opperbevelhebber was Gautier de Brienne, Hertog van Athene en de Franse koning, vier jonge koninklijke prinsen, de maarschalken Clermont en d'Audrehem, 26 graven en hertogen en 334 baanderheren trokken onde zijn leiding ten strijde.
Omdat het Franse leger op feodale basis was georganiseerd bracht ieder van deze 360 magnaten een eigen legertje van ongeveer 150 mensen waaronder de ridders die hen trouw waren verschuldigd mee. Iedere "banneret" had een eigen kolonne met keuken, bagagewagens en tenten. Terwijl de Pauselijke afgezanten probeerden om de twee grote Christelijke koningen van een gevecht af te houden en de Zwarte Prins Zuid-Frankrijk plunderde en platbrandde trok het Franse leger langzaam zuidwaarts. Veel opgeroepen edelen voegden zich nog bij het leger, anderen kwamen te laat voor de campagne. Frankrijk had een zwakke en onbekwame koning die door de steden niet met geld werd gesteund en geen discipline kon handhaven. Tot overmaat van ramp was Jan II niet in moderne oorlogsvoering zoals de inzet van boogschutters met pantserdoorborende pijlen geïnteresseerd. Bij de Loire stuurde Jan de hulptroepen terug. Alleen de ridders van Frankrijk zouden het gevecht aangaan en alleen zij zouden in de glorie delen. Zo zette het Franse leger de achtervolging van het brandschattende Engelse leger in.
[bewerk] De slag
Op zaterdag 17 september was er een schermutseling bij la Chaboterie. De Franse verkenners werden door de Engelse voorhoede vernietigend verslagen en de op losgeld beluste Engelsen en hun Zuid-Franse bondgenoten achtervolgden de vluchtende Fransen tot in de wijde omgeving.
Door de ongedisciplineerde achtervolging was het verband van de Engelse kolonne verbroken. Om te kunnen hergroeperen moest de Zwarte Prins niet ver van Poitiers zijn kamp opslaan. Daar kreeg hij op zondagochtend het enorme en schitterend uitgedoste Franse leger in zicht.
Op zondag werd in principe niet gevochten. Deze "godsvrede" werd ook door Kardinaal Talleyrand de Périgord, een aristocratische geestelijke met prebenden in Engeland èn Frankrijk afgedwongen. De kardinaal wist de Zwarte Prins met zijn legersterkte van slechts 8000 man ervan te overtuigen dat onderhandelen nu verstandiger was dan strijd leveren. De Engelse Prins bood in ruil voor zijn aftocht een wapenstilstand van zeven jaar, de vestingstad Calais, het graafschap Guines aan de kanaalkust, al zijn gevangenen en al zijn recente veroveringen aan, maar de Franse Koning eiste dat de Zwarte Prins zèlf in gevangenschap zou gaan. Terwijl de kardinaal vruchteloos tussen de beide kampen heen en weer reed, bouwden de Engelsen versterkingen op een voor hen gunstige plaats.
Misschien wilden de Koning en de Zwarte Prins geen vrede en waren zij beiden op een confrontatie uit. Na veel onderlinge ruzies besloten de Fransen die zondagavond wat hun tactiek zou zijn. De Engelsen hadden zich op een steile en beboste helling verschanst en konden met de cavalerie moeilijk worden aangevallen. Rechts van hun linies waren moeilijk begaanbare wijngaarden en links liep een riviertje, de Fransen zouden dus te voet naderen waarbij 300 ruiters waaronder de drie ervaren aanvoerders Gautier de Brienne, de Clermont en d'Audrehem de eer van de ridderschap hoog zouden houden terwijl de onervaren koning, de 20-jarige Filips I van Orléans, de 17-jarige Lodewijk Hertog van Anjou en de 16-jarige Jan Hertog van Berry vier frontaal aanvallende bataljons zouden leiden. Aan het dekken van de flanken had niemand gedacht.
Op maandag 18 september vielen de Fransen in de vroege ochtend aan.Een "regen van pijlen die de zon verduisterde" verwondde zoveel paarden en ruiters dat er in de Franse gelederen al vanaf het eerste ogenblik een verschrikkelijke chaos heerste.De gewonde paarden wierpen hun ruiters af en vertrapten de gevallen ridders die door hun zware harnassen niet konden opstaan. Gautier de Brienne en de Clermont werden gedood en d'Audrehem werd gevangen genomen.
Nu rukten de door de jonge prinsen aangevoerde ridders op maar zij konden zich moeilijk een weg banen door de vele gewonde paarden en dode mannen die voor de Engelse linie lagen. Toen het vaandel van de Dauphin in Engelse handen viel troken de vier prinsen zich, misschien op bevel van de Koning die zijn zonen wilde redden maar misschien ook op initiatief van hun lijfwacht, terug in de gelederen van de Hertog van Orléans. Deze troepen werden daardoor aanmoedigd om het hazepad te kiezen. Nu greep de Franse koning zelf in in het gevecht. Met de strijdleus "dood of de overwinning" stortte zijn bataljon zich op de vijand. Nu de boogschutters in dit zevende uur van de slag veel van hun pijlen hadden verschoten hadden de Fransen een kans om alsnog te overwinnen.
De Franse koning was herkenbaar aan de standaard, de "Oriflamme" die achter hem werd gedragen en de Engelse Sir John Chandos raadde zijn meester om met de reserve-cavallerie onder de Captal de Buch de Franse koning aan te vallen. Deze was, zo was Chandos' redenering, "te moedig om te vluchten", en het doden of gevangennemem van de koning zou de slag beslissen.
[bewerk] Nederlaag
De lijfwacht van de koning verweerde zich dapper; volgens de "chronique des quatre premiers Valois" struikelden de mannen over hun eigen darmen en stond de gewonde koning omringd door afgehouwen ledematen met zijn strijdbijl te zwaaien. Aan zijn zijde stond zijn veertienjarige zoon Filips, later Filips de Stoute genoemd, die volgens Chandos herald zijn vader dapper bijstond en voor iedere onverwachte slag waarschuwde.
De Oriflamme werd door de "volmaaktste ridder", de keus was op Geoffroy de Charny gevallen, gedragen maar de dappere Charny viel met zijn vaandel dood aan de voeten van zijn koninklijke meester neer.
Toen Denis de Morbeque, een Franse ridder uit Artois die aan de Engelse zijde vocht zich daarop tot de koning richtte en deze vroeg om zich over te geven zodat hij naar de Prins van Wales geleid kon worden gaf de uitgeputte vorst de strijd op.
Het Franse leger nam nu massaal de vlucht en probeerde, achtervolgd door de Engelsen, de veilige muren van het drie kilometer verder gelegen Poitiers te bereiken. Op het slagveld bleven 2426 dode Franse edelen achter. Één aartsbisschop, dertien graven, vijf burggraven, eenentwintig baronnen en 2000 ridders en schildknapen werden met hun koning en zijn jongste zoon gevangen genomen.
[bewerk] Gevolgen
Het enorme prestigeverlies van de ridders, menigeen sprak ook over verraad, en de reusachtige losprijs voor al deze gevangenen stortte Frankrijk in een diepe crisis. Veel boeren kwamen in opstand en Frankrijk had geen politieke of militaire leiding meer. Geen van de ontkomen edelen deed in de dagen na verloren slag een poging om de impopulaire koning te bevrijden. Opmerkelijk is dat de Franse ridders bij hun volgende confrontaties met de Engelsen steeds weer voor dezelfde tactiek kozen en ook in bij Crécy en Azincourt door de Engelse boogschutters werden afgeslacht.
De slag bij Poitiers was een enorme nederlaag voor Frankrijk en voor de Orde van de Ster (Frankrijk) die juist was opgericht om meer discipline in het leger te kweken.