Slag bij Azincourt
Van Wikipedia
De Slag bij Azincourt (door de Engelsen Agincourt genoemd) werd geleverd op 25 oktober 1415 tijdens de Honderdjarige oorlog tussen het leger van koning Hendrik V van Engeland en dat van Karel VI van Frankrijk. Het Engelse leger triomfeerde over de zwaar geharnaste Franse cavalerie. Deze laatste gleed uit in de modder en leed zware verliezen in de storm van pijlen die op hen neer regende.
Inhoud |
[bewerk] Wat voorafging
Op 13 augustus 1415 landde Hendriks leger van 8000 boogschutters en 2000 man cavalerie bij Harfleur. Het belegeren van deze stad kostte Hendrik een derde van zijn leger. Hierna trok hij op 7 oktober richting Calais dat hij zo snel mogelijk, via de kust wil bereiken.
Zijn zoektocht om een veilige oversteekplaats over de Somme, de Canche en de Ternoise te vinden bracht hem op de hoogvlakte van Azincourt. Tussen de bossen van Azincourt en Tramecourt stuitte hij op 24 oktober op het Franse leger van maarschalk d'Albret, dat hem de weg versperde, ruim 20.000 man sterk. Bovendien was het Engelse leger hongerig, vermoeid en door ziekte geteisterd.
[bewerk] De slag
De slag werd uitgevochten in een open doorgang tussen de twee genoemde bossen. De nacht van de 24ste rustten beide legers, maar de Engelsen genoten slechts weinig beschutting tegen de zware regen. Vroeg op de morgen van de 25e stelde Hendrik zijn leger op (ongeveer 1000 bereden cavalerie, 6000 boogschutters, en een paar duizend man overig voetvolk). De Engelse linkerflank stond onder aanvoering van Camoys, de rechter onder de hertog van York, en het centrum onder Hendrik zelf. Hierbij vormde elke groep zijn eigen kleine leger, met de (afgestegen) cavalerie in het midden, boogschutters op de flanken en vooruitgeschoven groepjes boogschutters. Op bovenstaande schets van het terrein is de aanvangspositie van het Engelse leger rechts onder weergegeven.
De Fransen stelden zich op in drie rijen, met flinke tussenruimte. Hoewel ze drie tot vier maal zo talrijk waren als de Engelsen, verhinderde het terrein hen hiervan ten volle gebruik te maken. Door de zware regenval was de grond uitermate modderig, waardoor zij ook hun artillerie niet in stelling konden brengen. Hun kruisboogschutters bevonden zich achter de ridders en andere cavalerie.
Gedurende de eerste drie uur na zonsopgang bleef het rustig. Toen Hendrik merkte dat de Fransen niet van zins waren aan te vallen, beval hij zijn leger verder in de doorgang tussen de bossen op te rukken. De Engelse boogschutters groeven de stokken uit (verdedigingsmiddel tegen riddercharges) en openden het treffen met volleys pijlen. De Franse ridders, ongedisciplineerd en zorgeloos ondanks de lessen van Crécy en Poitiers, werden op deze wijze snel tot actie geprikkeld, en hun cavalerie steeg te paard voor een charge, alleen om in verwarring teruggedreven te worden.
De Franse maarschalk leidde de voorste lijn, afgestegen, met hun zware harnassen door de modder naar de Engelse linie. Ondanks de modder en de Engelse pijlen bereikten zij de Engelse linie, waar ze in handgemeen raakten met de Engelse afgestegen cavalerie. De dunne Engelse verdedigingslinie werd teruggedreven, en koning Hendrik zelf bijna tegen de grond gewerkt. De Engelse boogschutters kozen dit moment om door gaten in de nu vormeloze Franse linie te dringen; de zwaar bepantserde Fransen hadden geen antwoord op deze licht bepantserde soldaten en werden gedood of gevangengenomen.
De tweede Franse linie verging het als de eerste. Volgens sommige bronnen volgde de derde Franse lijn het voorbeeld van de eerste twee, volgens anderen bleef deze lijn op de plaats stand houden.
[bewerk] Verliezen
De slotscène werd gevormd door een halfhartige aanval van een groep vluchtelingen. Koning Hendrik, bang dat zijn grote groep gevangenen zou kunnen ontsnappen, gaf opdracht deze te doden. Een deel van de Franse gevangenen werd levend verbrand in een hut waar ze toevlucht hadden gezocht. De slachting stopte toen de aanvallers vertrokken.
De Engelsen zouden 13 cavaleristen (inclusief de hertog van York Edward van Norwich, kleinzoon van Edward III van Engeland) en ongeveer 100 man infanterie verloren hebben. Zoals in die tijd gebruikelijk werd zijn lichaam gekookt om zo zijn gebeente naar Engeland mee te kunnen nemen.
De Fransen verloren 5000 edelen, inclusief de Franse maarschalk, 3 hertogen (onder wie Antoon van Bourgondië, hertog van Brabant en Limburg), 5 graven en 90 baronnen (o.m. Jan van Alençon); 1000 anderen werden gevangengenomen, onder wie hertog Karel van Orléans.
[bewerk] Literatuur
In de literatuur wordt deze slag uitvoerig beschreven in :
- William Shakespeare: "Henry the Fifth".
- Hella S. Haasse: "Het woud van verwachting".
[bewerk] Zie ook
- Slag bij Bannockburn
- Slag bij Crécy
- Honderdjarige Oorlog
- Geschiedenis van Engeland
- Geschiedenis van Frankrijk