Taiga
Van Wikipedia
voor de Russische stad, zie Tajga |
Taiga is een bioom dat wordt gekenmerkt door uitgestrekte, koude en vochtige naaldwouden. Het Russische woord тайга́, dat naaldwoud betekent, is afkomstig uit het Mongools.
De gebieden die met taiga worden aangeduid vormen samen het grootste bosgebied op aarde: het omvat grote delen van Scandinavië, Canada en Rusland. Het is het noordelijkste gebied waar bomen, en de soorten die daarvan afhankelijk zijn, kunnen overleven.
Tachtig procent van de bomen in de vochtige bosgebieden van de taiga bestaat uit dennen, sparren, zilversparren en lariksen; bomen die in tegenstelling tot de meeste loofbomen uitstekend tegen de strenge winters bestand zijn. Echter ook loofbomen als berken, enkele soorten populier, wilgen en lijsterbes komen er voor.
Venen en de hierbij behorende planten komen ook in deze zone veel voor, en bedekken het grootste deel van de binnenlanden van Canada en noordelijk Rusland. In de grond ligt veel koolstof in de vorm van plantenresten opgeslagen. Er wordt wel gevreesd dat bij het warmer worden van deze gebieden methaan vrij zal komen, wat het broeikaseffect versterkt [1].
Ze zijn een van de belangrijkste zuurstofbronnen ter wereld. Ook ligt hier veel kooldioxide opgeslagen.
Een aanzienlijk aantal vogels, zoals de Siberische lijster, goudlijster en zwartkeellijster, migreren naar dit gebied om profijt te trekken van de lange zomer en de overvloed aan insecten in dit seizoen.
Zowel sommige zaadetende vogels als roofvogels blijven ook in de winter in dit gebied. Voorbeelden zijn de kruisbek, steenarend, raaf en de ruigpootbuizerd.
Relatief weinig zoogdieren zijn in staat de strenge winters te overleven. Soorten die dat wel kunnen zijn o.a. de muis, lynx, bever, sneeuwhaas, lemming, kariboe en verschillende leden van de marterachtigen als de veelvraat en de boommarter.
De neerslag bedraagt 40-85 cm/jaar, in de de vorm van regen, sneeuw en mist.
De bodem van de taiga is door de vegetatie erg zuur: wanneer de van de bomen gevallen naalden composteren, scheiden ze een zuur af dat andere planten dan naaldbomen hindert in hun groei. Dit verschijnsel staat bekend als allelopathie. Een dergelijke zure bodem kan ook ontstaan in andere biomen, zoals gematigde loofbossen of gemengde bossen onder specifieke klimaatomstandigheden.
De sleutel tot de ontwikkeling van het taigabioom is de lange winter, de lage temperatuur die planten- en dierenleven beperkt, en de blootstelling aan de zon in de zomer.
Oostsiberische lariks (Larix gmelinii) in de regio rond de Kolyma in noordoost Siberië |
geelkleurige Amerikaanse lariks (Larix laricina) met groenkleurige Zwarte spar erachter in noordelijk Minnesota (VS) |
||
oud gemengd fijnsparbos in de gemeente Andebu in de Zuid-Noorse provincie Vestfold |
witte spar (Picea glauca) langs de Denali Highway in Alaska (VS) |
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden in de categorie Taiga van Wikimedia Commons. |
Categorieën: Siberië | Bos | Plantkunde | Biotoop