Waterplant
Van Wikipedia
De waterplanten hebben zich aangepast aan een tijdelijk of continu submers (onderwater) bestaan. Ze groeien in een dusdanig vochtige omgeving waar andere planten niet kunnen overleven.
Zoals hun emers (bovenwater) groeiende tegenhangers zijn ze afhankelijk van licht, koolstof, mineralen, spore-elementen en vitaminen. Door deze behoeftes spelen ze een belangrijke rol in het evenwicht van natuurlijke wateren. Ze nemen koolstof (uitgestoten door vissen en bacteriën) op voor hun fotosynthese en vervangen deze door zuurstof. Ze onttrekken nitraten, fosfaten en andere elementen uit het water en gebruiken dit voor hun groei.
Verder zijn ze belangrijk voor het voortbestaan van diersoorten. Ze voorzien deze van voedsel, schuilplaatsen en broedgelegenheden.
Volgende onderverdeling wordt algemeen aanvaard:
- Moerasplanten
- "Echte" waterplanten
[bewerk] Moerasplanten
De moerasplanten kan men terugvinden in vochtige gebieden, oevers, tijdelijke wateren en overstromingsgebieden. Typerend aan vele moerasplanten is dat ze zich hebben aangepast aan een droge periode (vb. het uitdrogen van een rivierbedding) en een periode van gedeeltelijke of volledige onderdompeling. Voor sommige soorten is deze afwisseling noodzakelijk voor het bestaan.
Deze periodes mogen in het belang van de plant geen extreme waarden overschrijden:
- De mate van de vloedperiode: indien de planten te diep onder de waterspiegel komen te staan zal er groeivertraging of afsterving voorkomen omwille van een tekort aan zonlicht.
- De mate van de droge periode: indien deze periode te lang of te intens is kunnen de planten uitdrogen.
De moerasplanten verkrijgen hun voedingsstoffen zowel via de bladeren als de wortels (waarbij de laatste zeer duidelijk als hoofdleverancier fungeren).
Voorbeelden van inheemse moerasplanten zijn pijlkruid en waterpest.
[bewerk] "Echte" waterplanten
De "echte" waterplanten kunnen in rustig, traag stromende permanente rivieren of meren gevonden worden. Indien het waterbestand uitdroogt zal het voortbestaan van deze planten onmogelijk zijn. Deze planten hebben zich aangepast om een submers leven mogelijk te maken.
De wortels dienen enkel tot verankering van de plant. De stengels kunnen tot tien meter lang worden en zijn soepel en buigbaar. De drijvende bladeren kunnen hierdoor meeëvolueren met de waterstand waardoor de lichtopname nooit in het gedrang komt. Andere soorten drijven, onafhankelijk van de bodem, net onder of boven het wateroppervlak. In beide gevallen zullen de voedinggstoffen hoofdzakelijk via het blad verkregen worden.
Voorbeelden van waterplanten zijn fonteinkruid, watervorkje, lotus, Grof hoornblad en het inheemse eendenkroos.