Geschiedenis van Orange
Van Wikipedia
De stad Arausio, het latere Orange, werd rond 35 tot 30 v.Chr. gesticht door de veteranen van het IIe Gallische Legioen. De naam Arausio werd afgeleid van de naam van een plaatselijke Keltische watergod. De volledige naam was Colonia Julia Firma Secundanorum Arausio, ofwel de Juliaanse kolonie van Arausio, gesticht door soldaten uit het tweede legioen. In 77 liet keizer Vespasianus het kadaster van Arausio op marmer vastleggen.
De daarop volgende eeuwen floreerde de stad, en in 460 was St.-Eutropius er bisschop.
Volgens de overlevering werd in 793 de stad door een hoveling van Karel de Grote, Guillaume au Cornet, op de Saracenen veroverd. Hij werd graaf van Orange (zie Oranje (land) en stichtte er aan het eind van zijn leven een klooster en liet het al zijn bezittingen na.
In 1096 nam de graaf van Orange deel aan de Eerste kruistocht. In 1150 laat de laatste prinses van Orange, Tiburge, het prinsdom aan het huis des Baux na. In 1208 wordt onder Guillaume des Baux de kathedraal Nôtre-Dame de Nazareth ingewijd. Nadat de bevolking tot op de helft was teruggebracht door de pest van 1348, gaf Raymond V des Baux ruim toegang tot de stad aan de joden.
In 1393 gaat het prinsdom over in handen van de familie de Châlon en 1530 sterft Philibert, de laatste van dat huis en erft René van Nassau (ook genoemd René van Châlon), de zoon van Philiberts zuster Claudia het prinsdom. Zijn devies was: Châlon-Orange Maintiendrai). Hij was Heer van Breda en Prins van Oranje. Deze sterft ook zonder nageslacht en zo komt het prinsdom aan zijn neef Willem de Zwijger. De stad wordt hiermee allengs betrokken in de geloofsstrijd die zich overal in Europa openbaart.
In 1562 vindt er een strafexpeditie plaats tegen de protestanten die zich in de stad verschanst hebben. Het prinsdom blijft echter in handen van de Oranjes en Prins Maurits versterkt de stad tot een moderne burcht. Het rampjaar 1672 heeft ook voor Orange gevolgen. In 1673 slaagt Lodewijk XIV er in het kasteel volledig te verwoesten.
In 1702, na de dood van Stadhouder Willem III, gaat het prinsdom over op de prinsen van Bourbon-Conti en dat betekent in 1703 het einde van het Protestantisme. Lodewijk XIV neemt de stad in en zij moeten allemaal vertrekken. Bij de vrede van Utrecht in 1713 wordt de aanhechting bij Frankrijk voorgoed erkend. In 1731 wordt het prinsdom opgenomen in de Franse provincie Dauphiné en houdt het op als onafhankelijke staat te bestaan.