Huisvrouwensyndroom
Van Wikipedia
Het huisvrouwensyndroom is een term, uitgevonden door Betty Friedan, om de gevolgen van het huisvrouwenbestaan voor de vrouw zelf te kunnen omschrijven. De term werd voor het eerst gebezigd in het boek The feminine mystique (1963), en later geparafraseerd in het artikel Het onbehagen bij de vrouw (1967) van Joke Smit in De Gids.
In de moderne westerse industriële samenleving van midden vorige eeuw was arbeid gesegregeerd naar sekse, waarbij mannen buitenshuis werkten en vrouwen het huishouden deden. Àls vrouwen al buitenshuis werkten, deden zij dat in typische vrouwenfuncties als typiste, telefoniste, verpleegster, bibliothecaresse. Die carrière eindigde abrupt bij het burgerlijk huwelijk (tot in 1975 gold in Nederland een ontslaggebod voor vrouwelijke ambtenaren in vaste dienst die huwden) dan wel bij zwangerschap. Daarop restte niets anders dan in de slaapwijken thuis het huishouden op zich te nemen. De term groene weduwe omschrijft deze situatie.
De gevolgen voor een vrouwenbestaan waren:
- vereenzaming door verlies aan sociale contacten
- depressie door het gevoel minder gewaardeerd te worden
- een gevoel van nutteloosheid
- dwangneurosen
- door het ontbreken van economische zelfstandigheid: het gevoel een speelbal van de echtgenoot te zijn
- een moedercomplex: in feite is de vrouw een verlengstuk van haar kinderen geworden
- verlies aan tijdsbesef door de sleur en gebrek aan grip op de eigen dagindeling
- twijfel aan de eigen capaciteiten en die van andere vrouwen.
Veel van deze gedrags- en gedachtenpatronen werden voorheen toegeschreven aan frustratie omtrent het vrouw zijn op zich of aan hysterie. Uiterlijke kenmerken waren de voornoemde depressie, zelfverwaarlozing, zelfontkenning, alcoholisme en zelfs zelfmoord of moord op de kinderen (het Medeacomplex).
Vrouwenorganisaties uit de Tweede Golf van de feministische beweging hebben zich erg op deze groep vrouwen gericht. Via FORT-groepen trachtten zij de vrouwen tot een besef omtrent de gedeelde achtergestelde situatie en de daarmee gepaard gaande gevoelens te brengen en een collectieve uitweg te vinden.
Het hierboven beschreven vrouwenlevenspatroon gold voor het overgrote deel van de middenklasse - in de lagere klassen werkten de meeste vrouwen ook. Vaak uit geldnood en vaak in deeltijds buitenshuis.