Johan Barthold Jongkind
Van Wikipedia
Johan Barthold Jongkind (3 juni 1819 – 9 februari 1891) was een Nederlandse kunstschilder.
[bewerk] Biografie
Hij werd geboren te Lattrop in Overijssel. Hij stierf in het psychiatrisch asiel Saint-Rambert, nabij Grenoble.
Zijn vader Gerrit Adrianus, een belastingbediende, wou zijn zoon voorbestemmen tot de notarisstudie, toen hij 15 jaar werd, terwijl Johan echter de zee op wou. Toen zijn vader een paar jaar later stierf, liet de jongeman zijn studie schieten en trok hij, verwenst door zijn moeder Willemyne Jacoba van der Burgt, naar de Tekenacadémie van Den Haag, in 1837.
Daar kreeg hij tot leermeester Andreas Schelfhout, de voor hem gedroomde landschapschilder van zee, schepen, molens en hemel. Deze zorgde er zelfs voor, dat Jongkind een jaarlijks vernieuwbare studiebeurs toegezegd kreeg.
Toen, in 1845, de Franse kunstschilder Eugène Isabey naar Den Haag kwam, prees Schelfhout zijn leerling bij de Franse meester aan. Deze nodigde Jongkind naar Parijs, om er in zijn atelier te werken. Een jaar later ging hij er heen.
In Parijs ontmoette hij een ander Hollands kunstschilder Marinus Kuytenbrouwer. Samen trokken ze naar het atelier van François Picot.
Jongkind kende algauw enig succes in de Franse Salons en won de waardering van Théodore Chassériau. Het Parijse al te vrolijke nachtleven werkte echter nefast op een al te lichtzinnig artiest.
In 1849 haalde Isabey een ontredderde Jongkind uit de tavernes van Montmartre en bracht hem naar de Normandische kusten van Étretat, Fécamp en Honfleur. Daar hielp de Belgische Eugène Smits, samen met Isabey, aan het materiële, morele en physieke herstel van de depressieve Hollander.
Alhoewel hij, in 1852, met een medaille beloond werd in het Parijse Salon, was hij toch weer in een complete chaos hervallen. Nu was het een onbekend schilder Sano die zich over hem ontfermde. Het Salon van 1855 weigerde hem echter ook maar enige vermelding en daarbij onthield men hem in Holland een verdere pensioenuitkering, ingevolge zijn voortdurende ontsporingen.
Totaal ontgoocheld keerde Jongkind naar Rotterdam terug, maar zijn familie negeerde de ongelukkige. Hij verbleef tot 1860 te Klaaswaal, in Overschie. Hier vond hij zijn kanaaltjes, oude straatjes, oneindige vlakten, wind en wolken terug, die hij weer vastlegde in uiterst sfeervolle aquarellen en doeken. Doch van zijn drankprobleem raakte hij niet af.
Nadat zijn Parijse vrienden, in Parijs, een groot aantal achtergebleven werken van hem in veiling hadden gebracht, in het Hotel Drouot, op initiatief van Sano, Smits, Adolphe Cals, de kunsthandelaars Martin, Lebrun en de mecenas Graaf Dorian, konden zijn schulden niet eens vereffend worden.
Bij een nieuwe hulpverkoop, op 17 april 1860, weer onder impuls van Martin en Graaf Dorian, kreeg veilingmeester Boussaton zelfs de inbreng van werken van Théodore Rousseau, Camille Corot, Narcisse Diaz, Philippe Rousseau, Charles-François Daubigny, Félix Ziem, Constant Troyon, Jules Breton en Alexandre Cals. Nu bracht die actie 6000 frs. op. Hierop haalde Cals Jongkind terug uit Rotterdam.
Bij zijn terugkeer in Parijs, maakte hij kennis met Gustave Courbet. De 22-jarige Claude Monet werd hem voorgesteld door Eugène Boudin, die hij al kende uit zijn Normandisch verblijf. Monet zou later verklaren, dat ...C'est à lui que je dois l'éducation définitive de mon oeuil.
Niettegenstaande alle vaak herhaalde belangstelling, hulp en waardering van meerdere artistieke vrienden, bleef Jongkind van zijn leven een zodanige dronkemanspuinhoop maken, dat hij er gezichtsproblemen aan overhield, terwijl hij nauwelijks veertig was.
Bij Martin ontmoette hij Joséphine Fesser-Borrhee een Hollandse in Namen geboren tekenlerares, die in 1839 in Frankrijk was komen wonen, nabij Nevers. Er groeide de-relatie-van-zijn-leven, die tot zijn dood zou duren. Hij vond enigszins zijn evenwicht terug, zijn gezondheid verbeterde en hij ging zijn bloeiperiode tegemoet. Het koppel installeerde zich te Saint-Parize-le-Châte, nabij Nevers.
Meermaals zochten beiden het Normandische Honfleur of Saint-Adresse, nabij Le Havre op. Daar creëerde Jongkind, in het gezelschap van Boudin en de jonge Monet, zijn beroemde strandtaferelen met het onovertroffen licht- en wolkenspel en-plein-air. Het officiële Parijse Salon, dat hem negeerde, keerde hij de rug toe en in 1863 exposeerde hij in het ophefmakende Salon des Refusés, naast Édouard Manet, Paul Cézanne, Henri Fantin-Latour, Camille Pissarro en James McNeill Whistler. Zijn naam was gemaakt en hij werd gegeerd bij de grote kunsthandelaren als Brame en Beugniet. De schilder van de ontelbare Hollandse zichten, de Parijse Seinekaden en de stemmige maanhemels was uitgegroeid tot de poëet van de volle natuur en het spelende licht.
Ondanks alle steun, bezorgdheid, hulpvaardigheid, waardering en waakzaamheid kon een lichtzinnig zwakke Jongkind geen weerstand opbrengen tegenover een vernietigend drankmisbruik, zeker wanneer Joséphine afwezig was. Men noemde hem, goedmoedig spottend, Monsieur Jonquille. Bij de voorstelling aan Monet's ouders deed hij zelfs denigrerend over Joséphine "Mon femme? Elle n'était pas mon femme! Elle était seulement un bon ange qui s"était collé avec moi pour m'empêcher de me saouler ..." Een voortijdige veroudering viel niet te stuiten. Toen hij de begrafenis van Camille Corot bijwoonde, in 1875, verscheen hij als een afgetakeld vagebond.
Jules Fesser, de zoon van Joséphine, bezorgde het koppel een woning te La Côte-Saint-André, nabij Grenoble in de Isère, in 1878.
Naast zijn physische achteruitgang, stortte hij ook psychisch ineen, onder hevige delirium-crisissen. Op 27 januari 1891 werd hij opgenomen in het psychiatrisch asiel Saint-Rambert en op 9 februari stierf hij er. Hij werd begraven op de begraafplaats van La Côte Saint-André. Joséphine stierf er negen maand later.
[bewerk] Schilderstijl
Samen met de Franse schilder Eugène Boudin was hij een voorloper van het bekende Franse Impressionisme uit de 19e eeuw. Tevens was hij lid van de School van Barbizon.
[bewerk] Externe links
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden in de categorie Johan Barthold Jongkind van Wikimedia Commons. |