Optie
Van Wikipedia
Effecten | |
Effecten |
|
Markten |
|
Obligatie per coupon |
|
Obligaties naar onderpand |
|
Obligatie naar emittent |
Een optie is een recht om tegen een vooraf bepaalde prijs binnen een eveneens van tevoren afgesproken periode een bepaald goed te kopen of te verkopen. Denk bijvoorbeeld aan het kopen van een huis: wie een koopoptie neemt op een huis heeft dat huis in feite nog niet gekocht, maar verzekert zich al wel voor een veelal korte periode van de mogelijkheid om te kopen. Voor dit recht betaalt de optiekoper normaal gesproken een bedrag aan degene die het recht verleent.
Een optie is een afgeleid product, ofwel een derivaat. De waarde van de optie is gebaseerd op de waarde van het onderliggende product, de looptijd, de bewegelijkheid van de prijs van de onderliggende waarde en de rente.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
Al in de klassieke oudheid kunnen we opties terugvinden. Ten tijde van de Oude Grieken werden ze bijv. verhandeld op het gebruik van olijfpersen. Als de olijfoogst bijzonder goed was waren er veel persen nodig; viel de oogst juist tegen, dan was er weinig behoefte aan deze apparatuur. Hoewel het mechanisme van de optie dus al geruime tijd bekend is moest men eerst tot een vorm van standaardisatie komen voordat ze op een beurs verhandelbaar konden worden. Iemand die een recht heeft om ofwel driehonderd olijfpersen te gebruiken, ofwel nul, kan immers niet handelen met iemand die er maar 25 nodig heeft. Bovendien moest er voor gezorgd worden dat de looptijden van bepaalde rechten gelijk zouden luiden. Na deze normalisering werden opties geschikt voor een beursverhandeling, waarbij het gros van de opties tegenwoordig niet meer noteert op zaken als olijfpersen en huizen, maar veelal gehandeld wordt in opties met aandelen of obligaties als onderliggende waarde. Ook worden opties verhandeld in bulkgoederen als olie en graan, en waarden zoals goud of de AEX index.
[bewerk] Types Opties
Een optie kan gekocht worden, waarmee men voor een bepaalde prijs (de strike of uitoefenprijs) het recht koopt om de onderliggende waarde tegen een bepaalde prijs te kopen (call-optie) of verkopen (put-optie). Men creëert hiermee een long-positie. Het tegenovergestelde van kopen is schrijven, de schrijver heeft niet het recht maar de plicht om te leveren (call-optie) of te kopen (put-optie) tegen de van te voren vastgestelde prijs. Dit wordt een short-positie genoemd.
De basisvormen zijn dus de call-optie en de put-optie, die beide gekocht en geschreven kunnen worden, en dus tot vier verschillende posities kunnen leiden.
[bewerk] Call-opties
Wie een call-optie koopt krijgt daarmee het recht om een bepaalde onderliggende waarde binnen een gedefinieerde periode te kopen tegen een van tevoren vastgestelde prijs. Voor dit recht betaalt de koper een bedrag dat zowel gebaseerd is op de waarde van het onderliggende goed als op verwachtingen omtrent de waarde van dat goed in de toekomst. Het bedrag waartegen de optie wordt verhandeld is de premie.
Wie een call-optie schrijft oftewel verkoopt verleent daarmee aan de koper het recht om een onderliggende waarde tegen een van tevoren vastgestelde prijs te kopen. De uitschrijver ontvangt als compensatie een bedrag per optie. De schrijver van de optie gaat bovendien zelf een verplichting aan de onderliggende waarde ook te leveren als daarom door de optiehouder gevraagd wordt.
Wanneer aan het eind van de looptijd (bij expiratie) van de optie de handelsprijs van de onderliggende waarde onder de afgesproken prijs ligt, zal de optie geen waarde meer hebben. Men kan immers zonder de optie goedkoper aan de waarde komen dan met de schrijver van de optie is afgesproken. Ligt de prijs echter hoger dan de op de optie vastgelegde prijs, dan zal de optiehouder bij de schrijver komen om zijn rechten uit te oefenen.
[bewerk] Put-opties
De koper van een put-optie heeft een recht gekocht om een onderliggende waarde tegen een van tevoren afgesproken koers te verkopen. Iemand die bepaalde aandelen heeft en deze wil houden kan zich door koop van een geschikte put-optie dus "verzekeren" van de waarde van zijn aandelen gedurende de looptijd van de optie. Voor deze verzekering betaalt de koper een bedrag.
De verkoper van een put-optie verplicht zich een onderliggende waarde af te nemen tegen een van tevoren afgesproken prijs. Als vergoeding ontvangt de schrijver van de koper het premiebedrag.
Wanneer aan het eind van de looptijd (bij expiratie) van de optie de handelsprijs van de onderliggende waarde boven de afgesproken prijs ligt zal de optie geen waarde meer hebben. Men kan immers zonder de optie de waarde duurder verkopen dan met de schrijver van de optie is afgesproken. Ligt de prijs echter lager dan de op de optie vastgelegde prijs, dan zal de optiehouder bij de schrijver komen om zijn rechten uit te oefenen.
[bewerk] Expiratie
Voor normale opties zijn gestandaardiseerde looptijden afgesproken. Deze looptijden eindigen altijd op de derde vrijdag van de desbetreffende maand. De "september 2007" opties lopen bijvoorbeeld af op 21 september 2007. Op de expiratiedagen kan er veel handel plaatsvinden omdat grote partijen hun posities afwikkelen. Voor de Nederlandse indexopties verloopt de expiratie tussen 15:30 en 16:00. De aandelenopties kunnen uiterlijk tot het einde van de dag worden uitgeoefend.
[bewerk] Style
Er wordt verschil gemaakt per style naar de momenten waarop de optie uitgeoefend kan worden. Op de Nederlandse beurs genoteerde opties hebben overwegend de American Style. Opties in the OTC-handel hebben over het algemeen de European Style.
- American Style.
De opties kunnen op elk moment gedurende de looptijd uitgevoerd worden. - European Style.
De opties kunnen uitsluitend op de expiratie datum uitgeoefend worden. - Bermudan Style:
De opties kunnen op een aantal van te voren vastgestelde datums uitgeoefend worden.
[bewerk] Waarde van een optie
Om een optie te kunnen kopen moet een bepaald bedrag betaald worden, de optiepremie. De schrijver van de optie berekent de optiepremie op basis van een vijftal factoren. Uitgangspunt is dat het schrijven van opties een winstgevende activiteit dient te zijn, de optiepremie moet dus dekkend zijn tegen mogelijke verliezen. Eigenlijk moet je zeggen, dat de optiepremie zo hoog is dat het risico dat de optie uitgeoefend wordt klein is. En dus: hoe groter het risico, hoe hoger de optiepremie.
Factoren die de optiepremie (mede) bepalen:
- looptijd.
Hoe langer de looptijd, hoe groter de kans dat een bepaald de onderliggende waarde door de strike heen komt, hoe hoger dus de premie. - uitoefenprijs of strike.
Hoe kleiner het verschil tussen uitoefenprijs en koers van de onderliggende effecten, hoe groter het risico, hoe hoger de optiepremie. - prijs van de onderliggende waarde.
Een hoge onderliggende waarde levert een relatief hogere optiepremie. - rentestand.
De rente is van invloed omdat voor het schrijven van de optie een bepaalde zekerheid aangehouden wordt, waarvoor geld nodig is (dat geleend wordt tegen een rente of niet uitgeleend kan worden tegen die rente). - volatiliteit.
Volatiliteit is de beweeglijkheid (omhoog en omlaag) van het aandeel. Hoe volatieler de waarde van de onderliggende effecten, hoe groter de kans dat de optie gedurende de looptijd een keer door de uitoefenprijs heen gaat, hoe hoger de optiepremie.
Een optie heeft een intrinsieke waarde wanneer de beurskoers boven de uitoefenprijs ligt bij een call-optie of wanneer de beurskoers onder de uitoefenprijs ligt bij een put-optie. In de grafiek hiernaast: bij een uitoefenprijs van 20 euro heeft de optie een intrinsieke waarde vanaf die 20 euro. De waarde is echter tot 24 euro nog negatief, omdat de optiepremie 4 euro is. Maar omdat de premie al betaald is, zal de optie vanaf deze koers wel uitgeoefend worden, tot 24 euro om het verlies te beperken, en pas boven 24 euro om de winst te incasseren.
Voor de verhouding tussen de intrinsieke waarde en de koers van de onderliggende waarde worden een drietal termen gebruikt:
- in-the-money
De optie heeft intrinsieke waarde, de koers ligt boven de uitoefenprijs (call-optie). is het verschil groot, dan is de optie deep-in-the-money. - at-the-money
de beurskoers is exact gelijk aan de uitoefenprijs - out-of-the-money
de optie heeft geen intrinsieke waarde, de koers ligt bij een call-optie onder de uitoefenprijs.
[bewerk] Onderliggende waarde
Opties worden gekocht om zich te beschermen tegen schommelingen in de waarde van de onderliggende zaken (of juist om te speculeren op bepaalde schommelingen). Opties zijn er op velerlei verschillende onderliggende waarden, de bekendste zijn de aandelenopties. Een optiecontract vertegenwoordigt honderd aandelen. Er worden ook opties op andere waarden afgesloten. Maar het principe van de put-optie en de call-optie is gelijk, ongeacht de onderliggende waarde.
Voorbeelden van andere onderliggende waarden:
[bewerk] Renteopties
We onderscheiden bij de renteopties de volgende mogelijkheden: caps / caplets, floors / floorlets en collars
- Een cap / caplet vormt voor de koper een maximum aan de stijging van de financieringskosten het aanleggen van een plafond
- De floor / floorlet legt een minimale opbrengst van een liquiditeitsoverschot vast.
- De collar is een combinatie van een cap en floor; de rente kan niet lager dalen dan de floor en niet hoger stijgen dan de cap.
[bewerk] Valutaopties
De valutaoptie wordt gekocht om zich in te dekken tegen fluctuaties op de valutamarkt. Wanneer men goederen in het ene valutagebied produceert en in een ander valutagebied verkoopt kan men zich met valutaopties indekken tegen al te grote schommelingen op de wisselmarkt.
[bewerk] Goederenopties
Er kunnen ook opties afgesloten worden op de prijs van allerlei goederen, variërend van goud tot aardappelen. De term voor deze producten is commodities.
[bewerk] Index-opties
Index-opties zijn opties die gekocht worden op de waarde van een beursindex. Voor Amsterdam zijn bijvoorbeeld AEX-opties in de handel beschikbaar, als onderliggende waarde geldt de AEX-index, de index van de 25 meest verhandelde fondsen op de Amsterdamse beurs. Bij index-opties wordt de onderliggende waarde niet gekocht / verkocht, maar wordt alleen het waardeverschil afgerekend wanneer de optie een intrinsieke waarde heeft. Dit noemt men Cash Settlement.
[bewerk] Handel
De Nederlandse optiemarkt staat bekend als liquide en eenvoudig voor particuliere beleggers. In tegenstelling tot buitenlandse optiebeurzen worden er in alle optieseries bied- en laatprijzen afgegeven. Daardoor is het simpel om te zien wat een optie waard is. en op welke prijzen men kan handelen. De beurs Euronext verplicht professionele handelaren continu hun prijzen ("quotes") af te geven. Dat gebeurt tegenwoordig automatisch met computersystemen.
Ten tijde van het systeem met fysieke handel op de beursvloer namen veel verschillende optiehuizen deel aan de handel. Tegenwoordig zijn veel kleinere partijen in de problemen gekomen door het toegenomen belang van investeringen in software en de krappere spread tussen de bied- en laatprijs. De drie grootste optiehuizen op de Amsterdamse beurs zijn:
- Optiver
- IMC
- Curvalue/Van der Moolen
[bewerk] Risico
Bij handel in aandelen komt het slechts zelden voor dat een aandeel zijn complete waarde verliest. Meestal is het risico beperkt tot enkele procenten of enkele tientallen procenten van het ingelegde vermogen. Bij de handel in opties ligt dat heel anders: door de hefboomwerking van het optiemechanisme komt het heel regelmatig voor dat men bij aankoop en verkoop van opties het gehele ingelegde vermogen kwijtraakt. Bij het uitschrijven van opties is dit nog veel erger: men kan hierbij een verlies maken dat vele malen de totale uitgeschreven waarde bedraagt. Handel uitsluitend in opties is door dit beleggingsrisico niet voor iedereen aan te bevelen.
Het is echter mogelijk om opties te gebruiken om risico's af te dekken. Het is bijvoorbeeld mogelijk voor een handelaar in koffie die een pakhuis vol koffie heeft liggen om put-opties in koffie aan te kopen of callopties uit te schrijven; beide constructies kunnen worden gebruikt om verliezen bij een dalende koffieprijs te beperken.
[bewerk] Margin
Schrijvers van opties worden verplicht de onderliggende waarde (alleen bij Call-opties) of een geldbedrag als dekking aan te houden. Het geldbedrag dat moet worden aangehouden op een gekoppelde (effecten)rekening is afhankelijk van de koers en de volatiliteit (mate van beweeglijkheid van de koers) van de onderliggende waarde, en van de uitoefenprijs (strike) van de optie.
Het minimum aan te houden bedrag kan worden berekend als volgt:
Bij een call optie: (2x koers onderliggende waarde - uitoefenprijs) * volatiliteitspercentage * contractgrootte
Bij een put optie: (2x uitoefenprijs - koers onderliggende waarde) * volatiliteitspercentage * contractgrootte
Margin kan worden beperkt door het aanhouden van de onderliggende waarde in portefeuille. Als iemand 5 geschreven call-opties in aandelen ABC heeft, kan deze volledig worden afgedekt door het aanhouden van 5x contractgrootte (meestal 500) aandelen ABC. Ook het aanhouden van gekochte opties kan onder voorwaarden leiden tot een vermindering van de marginverplichting.
Indien het saldo op de gekoppelde rekening onvoldoende is om aan de marginverplichting te voldoen, zal er een zogenaamde margin call komen. De schrijver van de opties heeft dan 5 werkdagen de tijd om het saldo op zijn rekening te vergroten zodat wel aan de marginverplichting wordt voldaan. Als aan het einde van deze periode het saldo nog steeds niet toereikend is, zullen de desbetreffende posities verplicht gesloten worden.
[bewerk] Optiestrategieën
Zie Optiestrategieën voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
[bewerk] Voorbeeld 1: Bescherming van bezit met put-opties
Je hebt in januari aandelen XYZ in portefeuille. De huidige koers ligt rond de 20 euro, een dik jaar terug heb je ze voor 15 euro gekocht. Een mooie winst, maar je verwacht dat er nog veel meer in zit. Toch bestaat het risico dat de koers daalt; zo zitten koersen nu eenmaal in elkaar: ze dalen en stijgen. Je wilt de stukken niet kwijt, maar besluit een put april te kopen met uitoefenprijs 20, waarvoor je euro 1,50 betaalt.
Als de aandelen inderdaad gaan dalen in koers, dan zal de koers van de gekochte put gaan stijgen. Als de stukken nog maar 15 euro waard zijn, dan zal de put zeker 5 euro waard zijn, simpel gesteld. Daarmee compenseer je voor de waardedaling van je portefeuille. De betaalde premie moet je hier natuurlijk nog van aftrekken: je verdient dus 3,50 bij een koersdaling van 5 euro in de stukken.
[bewerk] Voorbeeld 2: Speculatie door aankoop van put-opties
Je hebt geen stukken in portefeuille maar denkt dat een bepaald fonds in waarde zal dalen. Je koopt een put op die stukken, en zal de waarde van die put zien stijgen als het fonds in kwestie in koers daalt.