Oude Dryas
Van Wikipedia
Subperiode | Epoch | Etage | Tijd geleden (jaar)1 | |
---|---|---|---|---|
Holoceen | Preboreaal | 10.640 - 11.560 | ||
Pleistoceen | Weichsel-glaciaal | Laat | Jonge Dryas | 11.560 - 12.700 |
Allerød | 12.700 - 13.350 | |||
Oude Dryas | 13.350 - 13.480 | |||
Bølling | 13.480 - 13.730 | |||
Oudste Dryas | 13.780 - 13.860 | |||
Meiendorf | 13.860 - 14.500 | |||
Middel | 14.500 - 60.000 |
Het Oude(re) Dryas of Oude(re) Dryas-stadiaal is een periode van koud en droog klimaat (een zogenaamd stadiaal) in de tijdschaal van Blytt-Sernander, die gebaseerd is op pollenonderzoek (het Oude Dryas is pollenzone Ic). Het Oude Dryas duurde ongeveer van 13.480 tot 13.350 jaar geleden (11.530 tot 11.400 voor Christus)1, en is daarmee onderdeel van het Weichsel-glaciaal.
Inhoud |
[bewerk] Naamgeving
De naam Dryas komt van het toendra-plantje Dryas Octopetala (zilverkruid). Het Oude Dryas wordt wel eens gecorreleerd met de Canadese koudere Shulie Lake phase.
[bewerk] Klimaat
Het Oude Dryas komt niet overal ter wereld even duidelijk uit stratigrafisch onderzoek naar voren. Op lagere breedtegraden is de klimaatsverandering minder sterk. In Noord-Europa en Siberië is het duidelijkst sprake van een koudere periode. In sommige andere gebieden bleef het klimaat blijkbaar warm, zodat voor die gebieden de Allerød- en Bølling-interstadialen één lange warmere periode vormen.
Noord-Europa bestond uit een afwisseling van steppe en toendra, afhankelijk van permafrost in de bodem en de breedtegraad. De tijdens het Bølling in Noord-Europa onstane berkenbossen trokken zich tijdens het Oude Dryas weer terug naar het zuiden, tegelijkertijd groeiden de gletsjers in Scandinavië weer aan. Nederland en België bevonden zich in de toendrazone, maar zuidelijker in Europa kwamen open berkenbossen voor in rivierdalen en op hellingen. In nattere omgevingen, zoals langs meren en rivieren kon begroeiing van dwergberk, wilg, duindoorn en jeneverbes voorkomen. Deze afwisseling van toendra en grasland met af en toe wat begroeiing rond meertjes of rivieren strekte zich onafgebroken uit van de Oeral tot Ierland.
Waar de Baltische Zee ligt lag destijds het Baltische ijsmeer, dat direct aan de ijskap grensde. Finland en de Baltische Staten waren bedekt met ijs of het meer gedurende het Oude Dryas. De ijskap strekte zich uit over heel Noord-Scandinavië, alleen Denemarken en Zuid-Zweden waren ijsvrij. Het zuiden van de Noordzee lag droog (het zogenaamde "Doggerland" ter hoogte van de Doggerbank), er worden vaak botten van Pleistocene dieren opgevist van de zeebodem.
[bewerk] Datering
Ook in de ijskernen van Groenland komt het Oude Dryas als een duidelijke relatieve afname van 18O naar voren, daarbij een kleine maar duidelijke onderbreking vormend tussen het Allerød en het Bølling. Omdat de onderbreking slechts kort duurt, is het moeilijk te bepalen welke grenzen eraan gegeven moeten worden, omdat het in de ijskern meer als een puls dan een segment naar voren komt. De duur van het Oude Dryas is in ieder geval te kort voor de resolutie van de C14-methode, zodat een datering met die methode niets oplevert.
Een veel gebruikte aanpak van dit probleem is dat een (gemiddelde) datum wordt genomen en dit als het midden van het Oude Dryas wordt beschouwd. Zo wordt soms gezegd dat het Oude Dryas bijvoorbeeld "gecentreerd is rond 14.100 jaar geleden", of 100 tot 150 jaar duurt "rond 14.250 jaar geleden".
Een tweede aanpak is het vinden van C14 of andere dateringen zo dicht mogelijk bij het einde van het Bølling en het begin van het Allerød, om het Oude Dryas dan tussen deze data te plaatsen. Bijvoorbeeld 12.000 - 11.800 C-14 BP ongecalibreerd, 14.000 - 13.700 bp gecalibreerd.
De derde methode is om het Oude Dryas in een serie nauw samenvallende dateringen te laten vallen, of met bekende gebeurtenissen. Pollen op het eiland Hokkaido (Japan) laten bijvoorbeeld een lariks-piek en sphagnum-afname zien bij 12.400 - 11.800 ongecalibreerd, 14.600 - 13.700 gecalibreerd. In de Witte Zee vond een koude periode plaats tussen 14.700 - 13.400/13.000 jaar BP, wat resulteerde in het aangroeien van de ijskap tot aan het begin van het Allerød. In Canada is de Shulie Lake phase gedateerd op 14.000-13.500 jaar BP. De varve-chronologie van Zuid-Zweden geeft echter weer 14.050 - 13.900 jaar BP.
[bewerk] Flora en fauna
Het aantal soorten was veel groter dan tegenwoordig. Een grote uitsterving vond plaats aan het einde van het Pleistoceen, deze gaat misschien tegenwoordig nog steeds door.
Planten typisch voor de toendra waren de Dryas octopetala (zilverkruid of achtster), de dwergberk (Salix harbacea) en alpenzuurkruid (Oxyria digyna). Planten van het grasland waren alsem, ephedra en duindoorn. Deze planten zijn tegenwoordig ook nog te vinden in de betreffende vegetatiezones, zoals in de toendra in het noorden van Scandinavië.
De uitgestrekte vlakten van Noord-Europa waren het leefgebied van vele soorten kuddedieren: steppebisons (Bison priscus), rendieren (Rangifer tarandus), de uitgestorven megaloceros, elanden (Alces alces), muskusossen (Ovibus moschatus), wilde paarden (Equus ferus), mammoeten (Mammuthus primigenius) en saïga's (Saiga tatarica) trokken in kuddes over de toendra. Wolharige neushoorns (Coelodonta antiquitatis) leefden waarschijnlijk solitair.
Ook kleinere dieren bevolkten de toendra: hazen (Lepus tanaiticus), fluithazen (Ochotona spelaeus), lemmingen (Lemmus obensis en Dicrostonix), steppelemmingen (Lagurus lagurus), woelmuizen (Microtus gregalis), woelratten (Arvicola terrestris), siesels (Spermophilus citellus) en jerboa's (Allactaga jaculus).
Er werd op deze dieren gejaagd door de volgende vleeseters: de bruine beer (Ursus arctos), de holenbeer (Ursus spelaeus), de hyena (Crocuta crocuta), de holenleeuw (Panthera spelaea), de wolf (Canis lupus), de poolvos (Alopex lagopus) en de veelvraat (Gulo gulo).
[bewerk] Mens
Voor meer informatie zie het artikel paleolithicum. |
Een andere jager was de Cro-Magnonmens (Homo sapiens sapiens). Het Oude Dryas valt in het boven-Paleolithicum. Mensen trokken achter de kuddes op de toendra aan voor hun voedsel. In Noord-Europa stond vooral rendier op het menu, in de Oekraïne was de mammoet favoriet. Mensen bouwden hutten om in te schuilen, maakten gereedschappen en hadden de beschikking over vuur. In de Oekraïne werden hutten gebouwd ondersteunend op mammoetslagtanden. De mens was al verspreid over Siberië en Noord-Amerika.
Een andere opvallende vondst uit de Oekraïne zijn twee honden (Canis familiaris, deze twee leken wel op tegenwoordige Duitse doggen), die blijkbaar meegingen op mammoetjacht. De enorme hoeveelheden mammoetbotten die bij nederzettingen gevonden zijn maken duidelijk dat de mammoet zijn langste tijd gehad had. De botten werden ook gebruikt om gereedschappen en sieraden van te maken, er is zelfs een in bot gekerfde sterrenkaart gevonden.
De boven-Paleolithische cultuur was zeker niet overal gelijk. Er zijn veel lokale culturen gedefinieerd: de Hamburgcultuur was al voor het Oude Dryas ontstaan op de vlakten van Noord-Europa. Het Oude Dryas komt overeen met de Havelte groep. Tegelijkertijd ontstond in Denemarken en Zuid-Zweden de Federmessercultuur van rendierjagers. Ten zuiden van de Hamburgcultuur heerste de Magdaléniencultuur. De Oekraïense cultuur die mammoetbotten gebruikte om hutten mee te bouwen wordt Molodovancultuur genoemd.
Bronnen en referenties: |
|