West-Fries
Van Wikipedia
Het West-Fries is een verzamelnaam voor een aantal Nederlandse dialecten die gesproken worden in de provincie Noord-Holland, meer bepaald in de regio West-Friesland, ook bekend onder de oude naam "Westflinge".
Ook de polders benoorden het oude West-Friesland (Wieringermeer, Anna Paulowna), de kuststrook van Den Helder tot Castricum (oa. Egmond, Zijpe), het voormalige eiland Wieringen en het eiland Texel kunnen tot het gebied waar West-Fries gesproken wordt gerekend worden.
Inhoud |
[bewerk] Naam
De naam "West-Fries" slaat natuurlijk in de eerste plaats op de regio "West-Friesland", maar verwijst ook naar het Fries. De dialecten van de regio vertonen dan ook allerlei Friese kenmerken. Men gaat ervan uit dat tot ver in de middeleeuwen het Fries, dan wel Oudfries of Middelfries, de omgangstaal was in het huidige West-Friesland. Pas vanaf de 16e en 17e eeuw is de spreektaal meer onder invloed van het Hollands komen te staan. Volgens sommigen zou het Fries echter tot in de 19e eeuw stand hebben gehouden in een eigen vorm, de Westfriese taal.
De huidige dialecten kennen nog altijd een Friese invloed, het zogenoemde "Friese Substraat". Daartegenover zou dan een Hollands Superstraat staan. Het West-Fries wordt ook wel een Fries-Hollandse dialect genoemd en als zodanig ingedeeld bij Nederfrankische dialecten (ofwel Frankisch in het Nederduitse taalgebied). Het West-Fries is in de eerste plaats verwant aan Zaans en Waterlands (en daarmee ook met het Volendams). Op grotere schaal kan het West-Fries, dat als Ingvaeoons beschouwd kan worden, in verband worden gebracht met Zeeuws, Westvlaams en zelfs het Engels. Ook de Hollandse dialecten gelden als Ingvaeoons.
Het is niet verbazend dat de naam "West-Fries" nogal eens verwarring oplevert. Zo mag bij "West-Fries" en "Westfries" niet gedacht worden aan de etnologische term Western Frisian voor de Friese taal annex het Westerlauwers Fries (zie onder West Fries voor deze en andere begrippen samengesteld uit de woorden 'west' en 'Fries').
[bewerk] Pluriformiteit
Het West-Fries niet een strak en eenduidig dialect te noemen. Het bestaat uit diverse dialecten die evenwel op bepaalde punten sterk overeenkomen. Het West-Fries verschilt van dorp tot dorp en het is zeker niet ondenkbaar dat een spreker uit het ene deel van West-Friesland een spreker uit een ander deel niet zal verstaan. Een belangrijk onderscheid valt te maken tussen:
Het Wierings en het Tessels zijn in vele opzichten veel conservatiever dan de dialecten op het oorspronkelijke vasteland. Ook het Enkhuizens is conservatiever en sluit dan ook meer aan bij het Eiland-West-Fries.
Het Land-West-Fries valt op zijn beurt ook weer onder te verdelen in verschillende dialectgroepen. Jan Pannekeet doet in zijn uitgebreide studie naar het West-Fries een voorstel om het Land-West-Fries te splitsen in drie hoofdgroepen. Dit zijn: "Drechterlands" of "Oostelijk West-Fries", gesproken in de regio rond Drechterland. het "Mid-West-Fries" ter hoogte van de lijn Medemblik - Hoorn en "Westelijk West-Fries" voor de regio rond Schagen en Langedijk.
Ook binnen deze groepen zouden weer grenzen getrokken kunnen worden. Iemand uit Schagen zou een spreker uit Wieringerwaard of Callantsoog dan ook vrij gemakkelijk aan uitspraakkenmerken herkennen. Het hoeft geen betoog dat voor iemand die zelf niet uit de regio komt dergelijke accentverschillen zo goed als onhoorbaar zijn.
Er zijn nog een paar dialecten die door eigen ontwikkelingen sterk afwijken van de rest, zoals het Derpers, dat in Egmond aan Zee wordt gesproken. Dit dialect kenmerkt zich vooral door ontronding, een proces dat ervoor heeft gezorgd dat veel West-Friese u-klanken in dit dialect e of i geworden zijn. Het verder in heel West-Friesland gebruikelijke "Durp" (dorp) is in het Derpers op deze manier dus "Derp" geworden.
[bewerk] Gemeenschappelijke Kenmerken
Ondanks het pluriforme karakter van de West-Friese Streektaal zijn er een aantal belangrijke gemeenschappelijke kenmerken. De West-Friese dialecten zijn wel sterk door Hollandse beinvloed, maar kennen allen tezamen ook eigen ontwikkelingen, die het West-Fries een eigen taalgeschiedenis bezorgen.
Een oud voorbeeld van zo'n ontwikkeling is de ontronding in woorden die wij in het moderne Nederlands terugzien als "brug", "mug", "knuppel". Alle West-Friese dialecten kennen hier de afwijkende vormen "breg", "meg" en "kneppel". Deze klankontwikkeling komt al uit het Oudfries. Een ander, bekender kenmerk dat West-Friese dialecten bindt is het ontbreken van het voorvoegsel "ge-" bij voltooide deelwoorden. Ook hierbij valt de overeenkomst met het Fries op. Het reeds genoemde Friese substraat is dan ook een van de meest typische eigenschappen van het West-Fries. Dit substraat is in het Eiland-West-Fries sterker aanwezig dan in het Land-West-Fries.
Gemeenschappelijke kenmerken vertonen de West-Friese dialecten zowel in fonetiek en morfologie als in de syntaxis. Zo kennen de West-Friese dialecten een gezamenlijke klankwet die van de oorspronkelijke e in woorden als "kerstmis", "derde" en "hersens" een a maakt: karsemis, darde, harses. De Ndl. "aa" klinkt in West-Friese dialecten nogal eens als een "ee"-klank: "schaap" is zo in het Land-West-Fries skeip. In woorden als "zoon" en "zomer" duikt in het West-Fries een eu op: seun, seumer. Dit laatste kenmerk wordt wel getypeerd als Ingvaeoons. Een heel bekend fenomeen is de uitspraak sk- waar het Standaardnederlands een "sch-" kent: skitterend, skool (soms: skoel).
Ook in woordvorming of Morfologie blijken de West-Friese dialecten verbonden. Woorden als "eterstijd" zijn in het Standaardnederlands ongewoon, maar komen in het West-Fries in regionaal verschillende vormen als eterstaid en eterstied voor. Een ander opvallend kenmerk is het veelvuldig gebruik van het achtervoegsel "-igheid", iets dat West-Friese sprekers ook kenmerkt als ze AN proberen te spreken.
Verder typisch zijn werkwoordsvormen als: ik gaan, ik staan. De meeste Land-West-Friese dialecten behouden ook in de tweede persoon de vorm jai kenne, jai loupe (vgl. Fries jo kinne), waar het Eiland-West-Fries zich meestal van "jee kent" bedient. In dit voorbeeld is het Land-West-Fries dus conservatiever dan het Eiland-West-Fries.
In de syntaxis zijn vooral zinnen als "ik heb mijn huis schilderen laten" vs. AN "ik heb mijn huis laten schilderen" typisch.
Het Tessels is op Wikipedia vrij gedetailleerd omschreven.
[bewerk] Woordenlijst
- boet (schuur)
- studderen (werkjes doen, bezig zijn)
- pulletjes (eendenkuikens)
- bul (stier)
- pittig (knap, leuk, vlot)
- peêuwen (janken)
- kniertig (gierig)
- loof, louf (moe)
- stroffelen (struikelen)
- glouwen (gluren)
- boskip, boeskip (boodschap)
- kneteren (modder die in profiel van schoen zit in huis uitlopen)
- kluft, Wierings: klucht (steilte, helling)
- aârs (anders)
- boekie-zoek (in de war)
- stadig-an (stilaan)
- vezélf (natuurlijk)
- nôh! (kenmerkende uitroep aan begin van zin)
- dink? (kenmerkende uitroep aan einde van zin)
Het woord "warskippertje" (log'e, afgeleid van "waardschap") werd door de sprekers van het West-Fries uitverkozen tot mooitste dialectwoord.
[bewerk] Status
Het West-Fries wordt nu nog vooral in "lichte" vorm gesproken: de sprekers ervan bedienen zich voornamelijk van een regionaal gekleurd Standaardnederlands, een regiolect. De zware, meest zuivere vorm van dialect heeft zich vooral in buitengebieden, zoals Texel, alsook in geisoleerde dorpen op het vasteland, weten te handhaven. Vooral in schrift leeft het dialect in haar conservatieve vorm nog voort. De huidige spreektaal mag dan veel van haar oorspronkelijke, Friese kleur verloren hebben, al bij al kan het West-Fries toch als een levend dialect beschouwd worden, dat wel naar het Hollands toegroeit, maar een eigen positie behoudt.
Recent bewijs voor het levende karakter van het West-Fries is het woord "bruut", dat onder Westfriese jongens de betekenis van "tof" en "cool" heeft gekregen - elders in Nederland heeft het woord "bruut" deze betekenis (nog) niet, zodat we kunnen spreken van een West-Friese Jongerentaal (zie: sociolect).