Winkel (zaak)

Van Wikipedia

Winkelend publiek op een zaterdagmiddag in een winkelcentrum in Delft

Een winkel is een plaats waar koopwaar wordt verkocht.

Het woord winkel komt van hoek (vergelijk: winkelhaak en het Duitse Winkel). Etymologisch gezien wijst deze vroege betekenis op de hoek waar de koopwaar was opgesteld. Sommigen zien verbanden met de hoeken van straten, waar de winkels zich later vaak bevonden. De steunberen en muren van kathedralen en grote kerken vormen een hoek waar vroeger de marktkramen werden opgesteld. De marktkraam werd daarom ook wel winkel (hoek) genoemd.

[bewerk] Winkelen

Winkelen is het bezoeken van winkels, bijvoorbeeld op een vrije dag. Op zaterdag gaan veel mensen in Nederland 'winkelen'. Ze bezoeken dan bijvoorbeeld een winkelcentrum, winkelhart of winkelstraat, een plek waar veel winkels bij elkaar zijn.

Vooral in de grote steden zoals Den Haag, Rotterdam en Amsterdam zijn de winkels op zondag ook geopend. In veel andere steden geldt de koopzondag.

Veel winkels hebben een koopavond, de grotere steden vaak op donderdagavond, de dorpen eromheen dan vaak op vrijdagavond, maar hier zijn uitzonderingen op.

[bewerk] Andere termen voor 'winkel'

Een grote winkel noemt men wel (afhankelijk van wat er wordt verkocht): supermarkt of warenhuis.
Een winkel op de markt wordt kraam genoemd.
Een winkel waar medicijnen worden verkocht noemt men een apotheek.
Een winkel waar lichaamsverzorgende artikelen worden verkocht noemt men een drogisterij
Een winkel waar planten en bloemen worden verkocht noemt men een bloemisterij, een bloemenstal(letje), een tuincentrum en soms een bloembinderij.
Een winkel waar boeken worden verkocht wordt overwegend boekhandel genoemd.
Een winkel waar kantoorartikelen worden verkocht wordt kantoorboekhandel genoemd.
Een winkel waar haren van eigenaar verwisselen wordt een kapper of kapsalon genoemd.
Een winkel waar tijdschriften of versnaperingen worden verkocht wordt kiosk genoemd.
Een winkel waar frituurwaren worden verkocht noemt men een cafetaria, hoewel dit als een enkelvoud bedoeld is. Soms spreekt men zelfs van snackbar. In België heet deze winkel een frituur of frietkot.
Een winkel waar kleding wordt verkocht wordt wel prozaïsch een boutique of boetiek genoemd.
Een winkel waar auto's worden verkocht wordt dealer genoemd. Niet te verwarren met de vertegenwoordiger die partikulieren verdovende middelen levert.
Een winkel waar sleutels worden verkocht wordt vaak een schoenmaker genoemd.
Een winkel waar huizen worden verkocht heet een makelaar.
Een winkel waar erotische artikelen worden verkocht noemt men een sexshop.
Een winkel waar de duurdere sieraden worden verkocht heet juwelier en voor de eenvoudigere bezoekt men een bijouterie.
Winkeleigenaren geven hun zaak niet zelden eufemistische namen, zoals: -paleis, -paradijs, -eldorado, -hal, -hemel.

[bewerk] Trivia

Winkels waar spullen worden verkocht die door anderen zijn afgedankt noemt men kringloopwinkels.
Winkels waar overtollige zaken worden verkocht heten dumpwinkels, knakenwinkel en tegenwoordig ook (factory) outletwinkels.
Er zijn ook winkels waar goederen niet worden verkocht, maar gratis worden aangeboden: de zogenaamde weggeefwinkels.
Sinds een aantal jaren wordt in een aantal landen jaarlijks de internationale Niet-Winkeldag georganiseerd, om aandacht te vragen voor de nadelen van het westerse consumptiepatroon.
Goede Nederlandse winkels noemen zich om duistere redenen shop.
Een winkel op of bij een kampeerplaats noemt men wel een campingwinkel of kampwinkel.
Een rijdende winkel heette SRV, tegenwoordig Springer.
De fictieve dierenwinkels uit Jiskefet en Monty Python zijn legendarisch.
Een winkel die wel bij een winkelketen is aangesloten, maar toch zelfstandig opereert heet een franchisewinkel.
Samen winkelen mondt niet zelden uit in (echtelijke) ruzie, omdat (generaliserend gesproken) mannen en vrouwen een onverenigbaar verschillende voorstelling hebben van inkopen doen.