Naamval
Van Wikipedia
Naamvallen |
---|
Nominatief |
Genitief |
Datief |
Accusatief |
Vocatief |
Ablatief |
Locatief |
Instrumentalis |
Een naamval of casus is een middel waarmee in flecterende talen of agglutinerende talen de grammaticale rol van een woord in de zin kan worden aangegeven. Dit middel is morfologisch van aard, wat wil zeggen dat de vorm van het betrokken woord wijzigingen ondergaat, meestal in de vorm van een naamvalsuitgang.
Talen met naamvallen zijn bijvoorbeeld het Latijn, het Russisch, het Duits en in mindere mate het Nederlands. Ook het Engels heeft nog resten van een naamvalssysteem. In al deze talen gaat dit systeem terug op dat van het Proto-Indo-Europees, dat acht naamvallen kende (zie het tabelletje hiernaast). De term naamval wordt vaak in engere zin gebruikt voor vormen die afstammen van deze oorspronkelijke acht, maar kan ook in wijder verband toegepast worden in de analyse van andere taalgroepen.
[bewerk] Gebruik van naamvallen
Sommige talen, zoals het Arabisch, hebben slechts een paar naamvallen. Andere, zoals het Fins, hebben er juist veel meer of, zoals het Chinees, juist helemaal geen.
Talen die geen of niet in alle gevallen naamvallen gebruiken, gebruiken hiervoor in de plaats vaak voorzetsels of een vaste woordvolgorde. Een voorbeeld van naamval versus voorzetsel aan de hand van het Nederlands en het Duits:
- Das Auto meines Bruders
- De auto van mijn broer
- Tod den Spammern!
- Dood aan de spammers!
Het Duits gebruikt hier een naamval om de functie van mein Bruder (genitief) en die Spammer (datief) aan te geven. Het Nederlands gebruikt in plaats daarvan een voorzetsel: in de eerste zin van, in de tweede aan.
In veel talen worden naamvallen en voorzetsel in combinatie gebruikt. Het Nederlandse voorzetsel met had bijvoorbeeld in het verleden de datief, in het Duits is dat voor het overeenkomstige mit nog steeds het geval. In zekere zin is dit gebruik wat dubbelop, vaak is bij het weglaten van de naamvalsuitgang de betekenis nog steeds duidelijk. Dat is precies de weg waarlangs het Nederlands zijn uitgangen verloren heeft.
Er zijn echter ook voorzetsels die in combinatie met meer dan een naamval voorkomen. In het Russisch heeft het voorzetsel s bijvoorbeeld ofwel de betekenis met ofwel vanaf. In het eerste geval gaat het gepaard met de instrumentalis in het tweede met de genitief.
Een voorbeeld van naamval versus woordvolgorde aan de hand van het Nederlands en het Latijn:
- Cornelia slaat Marcus
Het Nederlands kent in dit geval geen naamvalsonderscheid. In plaats daarvan wordt hier een vaste woordvolgorde gebruikt. Aan Cornelia en Marcus is niet te zien welke functie ze hebben in de zin. Je kan niet zeggen Marcus slaat Cornelia als je bedoelt dat Cornelia Marcus slaat. In het Latijn is het anders. De volgende twee zinnen betekenen hetzelfde:
- Cornelia Marcum castigat (Cornelia slaat Marcus)
- Marcum Cornelia castigat (Cornelia slaat Marcus)
Dit kan omdat in het Latijn de functie van woorden uit de naamvalsvorm ervan blijkt. De nominatief-uitgang -a bij Cornelia wijst er in dit geval op dat Cornelia onderwerp is in deze zin. De accusatief-uitgang -um bij Marcum wijst erop dat dit woord lijdend voorwerp is. Hierdoor is de woordvolgorde dus niet meer van belang. Zou je willen zeggen dat Marcus Cornelia slaat, dan wordt het:
- Marcus Corneliam castigat (Marcus slaat Cornelia)
- Corneliam Marcus castigat (Marcus slaat Cornelia)
Dit werkt ook bij meer gecompliceerde zinnen:
- Cornelia Marco librum antiquum dat (Cornelia geeft Marcus een oud boek)
- Marco dat librum Cornelia antiquum
- Antiquum Cornelia dat librum Marco
- Librum Marco Cornelia antiquum dat
- Enzovoorts...
Alle mogelijke woordvolgordes (in dit geval 120) zijn in deze zin mogelijk, zonder dat de betekenis verandert. De nadruk in de zin kan echter wel verschillend zijn. De nominatief-uitgang -a geeft aan dat Cornelia onderwerp is, -um (accusatief) dat librum (boek) en antiquum (oud) lijdend voorwerp zijn en -o (datief) dat Marco meewerkend voorwerp is. Hierdoor maakt de volgorde waarin ze staan niet meer uit. Overigens zijn lang niet alle mogelijke volgordes gebruikelijk in het Latijn, al ze zijn wel allemaal correct. Bij gecompliceerdere zinnen kan de woordvolgorde wel degelijk van belang zijn, maar die blijft oneindig veel vrijer dan de Nederlandse. Daardoor kan het Latijn veel meer met inversies werken dan het Nederlands
[bewerk] Naamvallen in het Nederlands
Het Nederlands heeft het stelselmatige gebruik van naamvallen grotendeels verloren. Persoonlijke voornaamwoorden zijn daarop een uitzondering:
- Ik zie hem.
- Hij ziet mij.
Hem en mij zijn de accusatiefvormen van hij en ik.
Voor de rest moeten we het vooral van de volgorde en de voorzetsels hebben. Toch zijn er nog een aanzienlijk aantal overblijfsels in het Nederlands:
- De heer des huizes = de heer van het huis
- Het jaar der jaren = het jaar van de jaren
- Het beste lied aller tijden = het beste lied van alle tijden
- 's Morgens ga ik naar school, 's middags kom ik terug.
- U bent één mijner vrienden. = U bent één van mijn vrienden.
- Woordenboek der Nederlandsche taal = Woordenboek van de Nederlandse taal
Zoals je ziet komt de genitief nog het meeste voor in het Nederlands, maar er zijn ook voorbeelden van de datief en de accusatief te vinden in wat vaste of staande uitdrukkingen genoemd worden.
- Van harte!
- Op den duur
- Ik ben slecht ter been
- Iemand in koelen bloede vermoorden
Ook in (achter)namen komen we naamvallen nog wel eens tegen:
- Peter van den Berg
- Wilko ter Witte
- Jan den Appel
[bewerk] Overzicht van naamvallen
Naamval | Betekenis | Voorbeeld | Talen (bijvoorbeeld) |
---|---|---|---|
Abessief | afwezigheid van iets | zonder het huis | Fins |
Ablatief (1) | indirect | het huis betreffend | Latijn, Sanskriet |
Ablatief (2) | beweging ergens vandaan | van het huis weg | Fins, Latijn, Turks, Tamil |
Absolutief | subject van onovergankelijke werkwoorden; object van overgankelijke werkwoorden | het huis | Baskisch |
Accusatief | direct object | het huis | Arabisch, Nederlands, Esperanto, Latijn, Grieks, Duits, Engels, Russisch, Tsjechisch, Pools, Roemeens |
Adessief | dichtbij | bij het huis | Fins |
Allatief | beweging ergens heen | naar het huis | Fins |
Comitatief | samen met | met het huis | Ests, Hongaars |
Datief | richting, ontvanger; indirect object | aan het huis | Duits, Latijn, Russisch, Hindi, Pools, Roemeens, Tsjechisch, Nederlands, Grieks |
Dedatief (Respectief) | verwantschap | met het huis verbonden | Quenya |
Elatief | beweging ergens uit | het huis uit | Fins, Ests, Hongaars |
Ergatief | subject dat een overgankelijk werkwoord uitvoert | het huis | Baskisch, Inuktitut |
Essief | kenmerk | zoals het huis | Fins, Middel-Egyptisch |
Genitief | bezit, betrekking | des huizes | Arabisch, Nederlands, Duits, Hebreeuws, Latijn, Grieks, Pools, Roemeens, Tsjechisch, Engels |
Illatief | beweging naar binnen | het huis in | Fins |
Inessief | binnenin | in het huis | Fins, Ests, Hongaars |
Instrumentalis / Instructief | benutten van iets | door het huis | Russisch, Fins, Sanskriet, Pools, Tsjechisch |
Locatief | plaats | in/bij het huis | Sanskriet, Lets, Pools, Turks, Xhosa, Latijn, Russisch, Tsjechisch |
Nominatief | onderwerp (subject) | het huis | vrijwel elke taal |
Obliek | omvattend | het huis betreffend | Hindi |
Partitief | een aantal | bij huizen | Fins |
Possessief | bezit | het huis toebehorend (des huizes) |
Quenya |
Postpositionalis | voor bepaalde achterzetsels | het huis aan ... | Hindi |
Prepositionalis | na bepaalde voorzetsels | ... aan het huis | Russisch |
Prolatief | medium, door middel van | d.m.v. het huis | Ests |
Terminatief | einde van een beweging of tijd | tot aan het huis | Ests |
Translatief | verandering naar iets | verandert in het huis | Fins, Hongaars |
Vocatief | aanspreekvorm | huis! | Latijn, Grieks, Sanskriet, Pools, Bulgaars, Tsjechisch |