Berg en Dal (Suriname)
Van Wikipedia
Berg en Dal | ||||
|
||||
Basisgegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Land | ![]() |
|||
District | Brokopondo | |||
Inwoneraantal | ||||
Oppervlakte | km² | |||
Overige informatie | ||||
Postcode | ||||
Netnummer | ||||
Burgemeester | ||||
Adres | ||||
Website | [ ] | |||
Berg en Dal (Sranan: Bergi), is een dorp en voormalige plantage in Suriname; ongeveer 100 km ten zuiden van Paramaribo in het noorden van het district Brokopondo aan de linker oever van de Suriname, aan de voet van de Blauwe Berg.
Inhoud |
[bewerk] Militaire post, goudmijn
De Europeaanse koloniale geschiedenis van Berg en Dal begon 1713 met de aanleg van een militaire post ter bescherming van de verder noordwaarts stroomaf aan de Suriname gelegen plantages tegen aanvallen van de Marrons. Deze wachtpost was op de Blauwe Berg gevestigd, op oude kaarten ook als Armadille Hill (gordeldier-heuvel) of Parnassus Berg (berg van de muze) aangeduid.
Vanaf 1717 werd hier onder bergdirecteur Salomon Herbert Sanders uit Hessen naar goud gegraven. Deze activiteiten heeft gouverneur Hendrik Temming 1722 gestopt, omdat de kosten voor de eigenaar van Suriname en financier van de goudmijn, de Sociëteit van Suriname in geen proportie met de revenuen stonden.
[bewerk] Plantage
Maar de pas in de kolonie aangekomen Temming vond de plaats geschikt, om hier met de aanplant van suikerriet te beginnen. Nog in hetzelfde jaar erkende hij 1500 akker (1 akker = ca. 0,43 ha) aan zichzelf toe- en bij een veiling kreeg hij de in het eigendom van de sociëteit staande gebouwen en de gronden van de goudmijn in zijn bezit. Verder verwierf hij nog 2000 akker aan de overkant van de Suriname. Nog tijdens zijn ambtsperiode (1722-1727) -die in deze tijd meestal met de dood eindigde- bestond de suikerplantage uit een areaal van totaal 5000 akker, die toen van 80 slaven werd bedreven.
Tijdens het bestuur van gouverneur Joan Raye (1735-1737), die met de weduwe van zijn voorgangers Hendrik Temming en Carel Emilius Henry de Cheusses (1728-1734), Charlotte Elisabeth van der Lith in het huwelijk was getreden, werd Berg en Dal in een houtplantage omgezet. Charlotte Elisabeth van der Lith was op dit tijdstip de enige eigenaresse van de plantage. Vanaf 1774, toen haar dochter Johanna Baldina Couderc, geboren Temming van de Gravenstraat 16 in Paramaribo naar Amsterdam verhuisde, werd de plantage Berg en Dal van administrateurs in Paramaribo beheerd. De erven van de 1753 te Paramaribo overleden Charlotte Elisabeth van der Lith verbleven vanaf 1774 in Nederland en Duitsland (tijdperk van het absentisme).
[bewerk] Emancipatie
Op 1 juli 1863 werd de slavernij in Suriname beëindigd (Sranan: keti koti). Als staat van tegemoetkoming werd aan de eigenaren van de slaven voor hun verlies 300 Gulden pro slaaf uitbetaald. Aan de eigenaren van de toen 315 slaven van Berg en Dal waren het dus 94.500 Gulden, die tot in de kleinste mede-eigenaarsaandelen werden uitbetaald. Terzelfder tijd kregen de slaven-huishoudingen voor het eerst achternamen in de moederslijn toegekend. In het geval van Berg en Dal o.m. de namen: Helstone, Herrenberg, Hongerbron, Horb, Lemberg, Muringen, Seedorf en Walden.
[bewerk] Nieuwe eigenaren, zendingspost
Korte tijd daarna- en naar overleg tussen de Nederlandse en de Duitse-lijn namen de nazaten en erven van Charlotte Elisabeth van der Lith het besluit tot verkoop van de plantage Berg en Dal. Via de administrateur in Paramaribo, Guillaume J. A. Bosch-Reitz kwam 1870 het grootste gedeelte- en 1882 bij een vendu de rest van de plantage in het eigendom van de zendingsfirma van de Herrnhuter Brüdergemeine (EBG), Christoph Kersten & Co (CKC) in Paramaribo. Van de zendingsdirectie in Herrnhut werd het besluit tot koop genomen om hier een hoofdzendingspost voor het zendingswerk in het bosland aan de Boven-Suriname (rivier) te stichten. Het zendingswerk van de EBG onder de slaven van Berg en Dal was, zoals op vele andere plantages, in de 30er jaren van de 19. eeuw mogelijk geworden- en 1839 werd hier de eerste kerk feestelijk ingewijd. Deze kerk was tegelijk ook schoolgebouw voor de kinderen van Berg en Dal. Maar tot 1856 was het nog officieel verboden om aan slaven schrijfles te geven.
Berg en Dal bestond 1870 uit een herenhuis, directeurhuis, kerk, klein hospitaaltje, timmerloodsen, kostgronden en enig vee. Het dorp bestond uit ca. 80 kleine houten huizen en de houtgrond omvatte een areaal von 9750 akker.
Ondanks de mooie ligging aan de rivier was Berg en Dal in de loop van de decenniën voor de Europese Zusters en Broeders van de EBG tot een gevreesde malaria-oord (Sranan: dede kondre) geworden. Deze door de zendelingen toen gebruikte term was misschien wat overdreven maar er was een probleem, de ligging van het dorp. In Suriname komt de wind meestal uit oostelijke richting. Omdat de gebouwen van de plantage op de westzijde staan- of hebben gestaan, blijft de wind en de uitwasemingen achter het dorp "hangen". Vooral tijdens de regentijden had je hierdoor last van tropenziektes- en door de slechte of helemaal ontbrekende medische zorg kwam het ook tot sterftegevallen. Vanaf 1914 werd daarom Berg en Dal als hoofdzendingspost voor het bosland opgegeven.
Aan het einde van de 19. eeuw werd een politiestation ingericht. De toen op de goudvelden boven van Berg en Dal werkzame gouddelvers waren verplicht om zich hier telkens aan- en afmelden. Bovendien was Berg en Dal af en toe rechtbank voor gerechtelijke behandelingen van misdaden op de goudmijnen. In deze tijd existeerde een regelmatige stoombootdienst van en naar Paramaribo.
[bewerk] Achteruitgang en toekomst
Met de bouw van een wegverbinding van Paramaribo-Paranam en dan verder tot het Brokopondostuwmeer en de overdracht aan de overheid door Suralco in 1968 was Berg en Dal voor het eerst over de weg bereikbaar. Hiermede begon de aftocht van de bewoners naar Paramaribo en elders, die van 1986-1992 tijdens de Binnenlandse Oorlog in Suriname een negatieve hoogtepunt bereikte toen Berg en Dal praktisch onbewoond was.
De voormalige plantage is vandaag (2006) nog steeds eigendom van CKC en ca. 2400 hectare groot (ca. 1200 ha aan weerskanten van de Suriname). Het zijn plannen om de oude plantage zamen met een van de grootste hotels in Paramaribo, Krasnapolsky in de komende jaren tot een toeristenoord uit te bouwen. Een naam heeft het project al: Eco-Ressort Jungle River Lodge.
[bewerk] Literatuur
- Albert Helman: Zaken, zending en bezinning; De Romantische Kroniek van een Tweehonderdjarige Surinaamse Firma. Uitgave van C. Kersten & Co. N.V. Paramaribo 1968.
- Maria Lenders: Strijders voor het Lam, Leven en Werk van Herrnhutter Broeders en -Zusters in Suriname, 1735-1900; 1996 KITLV Uitgeverij Leiden; ISBN 9067180955.
- Cynthia McLeod: Ma Rochelle Passée Welkom El Dorado, 1996 ISBN 9054290617 (historische roman over het leven van de familie Couderc in Suriname, hier: in de 19. eeuw)