Hollanders
Van Wikipedia
Hollanders is een term die gebruikt wordt in vier betekenissen:
- De inwoners van het Graafschap Holland en het gewest Holland.
- De bevolking van bovenstaande gebieden gezien als te onderscheiden etnische groep.
- De inwoners van de huidige provincies Noord-Holland en Zuid-Holland. Deze betekenis is feitelijk gezien niet helemaal correct, maar toch erg vaak gebruikt.
- Een synoniem van Nederlanders. Deze betekenis is feitelijk onjuist, maar toch veel gebruikt. In Vlaanderen wordt het in deze betekenis vaak gespeld als 'Ollanders. Toch heeft dit voor bijvoorbeeld Friezen een negatieve ondertoon.
[bewerk] De Hollanders als etnische groep
Over de etniciteit van de allereerste inwoners van het gebied waar nu Holland ligt, is weinig bekend. Vermoedelijk betrof het een pre-Indo-Europees volk. Door allerlei overstromingen heeft de geografie van het gebied vele wijzigingen ondergaan; zozeer zelfs dat het problematisch is of men wel van een identiteit van het toenmalige met het huidige landschap mag spreken. Zo lag de kustlijn vele kilometers westelijker en hadden de Waddenzee, de Zuiderzee en de Zeeuwse wateren zich nog niet gevormd.
Uit de Romeinse tijd worden verschillende Germaanse stammen vermeld, waaronder de beroemde Kaninefaten. Er was wellicht sprake van een vestiging van mensen uit andere delen van het Romeinse Rijk. De Bataven hadden kennelijk weinig met het kustgebied te doen. In het noorden bevond zich al een stam die de Friezen genoemd werd. In het gebied van Noord-Brabant worden in de 4e eeuw door de Romeinen de eerste Franken als foederati binnengelaten.
Door de Grote Volksverhuizing raakte de stamverhoudingen in heel Europa zeer vermengd, maar de verhoudingen in de "Nederlanden" veranderen niet heel sterk. Het lijkt erop dat door het verdwijnen van de Romeinen de Friezen hun machtsgebied aan de kust uitbreiden, maar we weten niet of dat dezelfde Friezen zijn als uit het begin van de jaartelling en ook niet of er een verandering van etniciteit mee gepaard ging. In de negende eeuw breidt het Frankische rijk zich naar het noorden uit. Na wat interventies van de Noormannen ontstaat een apart graafschap. De eerste geschriften van het Middelnederlands uit dit gebied laten een stedelijke taal zien, het Hollands, die Nederfrankisch is. Of dit komt doordat de Friezen weer verdreven zijn dan wel geassimileerd door een Frankische immigratie vanuit het zuiden, of dat alleen de stedelijke elite die taal gebruikt, is onbekend. In ieder geval is West-Friesland in die tijd nog zuiver Fries. Wanneer in de negentiende eeuw het moderne dialectonderzoek begint, tonen vele dialecten aan de kust en ten noorden van het IJ de duidelijke resten van een eerdere Friese taal.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog valt in 1585 de grootste stad van de Zeventien Nederlanden, Antwerpen, weer in de handen van de Habsburgers. Honderduizenden Vlamingen en Brabanders vluchten in de jaren daarna naar het laatste bolwerk van de rebellen: Holland. De nieuwe Nederduitse standaardtaal die zich grotendeels in het zuiden gevormd heeft: het Nederlands, nemen ze met zich mee. Die verschilt niet heel veel van de variant die al in de Hollandse steden geschreven wordt, maar nu wordt het daar in ieder geval ook de normale spreektaal. Samen met de dialecten vermengen zich de bevolkingsgroepen. Holland wordt de rijkste lid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en zelfs de rijkste staat ter wereld. Het gedogen van andere godsdiensten dan het Calvinisme leidt ertoe dat kleine groepen joden en niet-calvinistische protestanten zich al in het begin van de zeventiende eeuw in het gewest vestigen. Wanneer de calvinistiche Hugenoten uit Frankrijk verdreven worden door het Edict van Nantes vestigen tienduizenden Fransen zich in Holland. Maar er is een minder spectaculaire doch numeriek op den duur veel belangrijker instroom. Ondanks de welvaart is de sterfte in de Hollandse steden hoger dan de aanwas door nieuwe geboorten. Het tekort wordt tot diep in de negentiende eeuw goedgemaakt door een constante toevloed van arme immigranten, sommigen uit armer delen van de Republiek, maar de meesten uit het noorden van het latere Duitsland. Hierdoor heeft nu een groot deel van de Hollandse bevolking een vrij recente "Duitse" voorouder.
In de negentiende eeuw verandert dit patroon. Na de Belgische Opstand van 1830 blijft er een behoudende rompstaat over, terend op vergane glorie en steeds armer in verhouding met de zich sneller ontwikkelende buurlanden. Het wat achterlijke gebiedje oefent geen aantrekkingskracht meer uit en de immigratie stopt grotendeels. Die is ook overbodig geworden. Verbeteringen in de drinkwatervoorziening leidden tot een geboorteoverschot. De weinige takken van industrie die tot bloei komen halen hun arbeiders in Nederland zelf, voornamelijk uit Noord-Brabant en Friesland, net zoals in het begin van de Middeleeuwen. Er ontstaat een vrij homogene bevolking, met een homogene cultuur die zich met het massaonderwijs over heel Nederland verspreidt. Het verschil tussen een Hollandse en een Nederlandse identiteit vervaagt en die identiteit wordt ook naar het verleden geprojecteerd, alsof er al 1500 jaar lang een oude Hollandse natie zou zijn. Ondanks de enorme veranderingen die zich op het wereldtoneel voltrekken, blijft deze toestand tot het midden van de jaren zestig van de twintigste eeuw stabiel, slechts even onderbroken als het in Holland omvangrijke joodse volksdeel door de Duitsers uit het land gerukt wordt en vernietigd.
Na de Tweede Wereldoorlog was er weliswaar een forse instroom van vluchtelingen uit Nederlands-Indië maar die bestond uit een groep die, hoewel qua afkomst zeer divers, zeer nauwe culterele en bloedbanden met Nederland had onderhouden en al snel sterk begon te assimileren, iets wat sterk vergemakkelijkt werd door het feit dat de meesten tot de middenklasse behoorden. De niet zo succesvol integrerende Molukkers werden niet in Holland gevestigd. Dit patroon veranderde in de jaren zestig. De nieuwkomelingen uit de nog overblijvende koloniën, Suriname en de Nederlandse Antillen, hadden weliswaar een sterk contact gehad met de Nederlandse cultuur, maar het gelukte hun gemiddeld niet zich een gemiddelde maatschappelijke positie te verwerven. Dat gold nog veel sterker voor de gastarbeiders, die hier inderdaad uitdrukkelijk als arbeider waren toegelaten en bij wie het overheidsbeleid voor lange tijd gericht was op terugkeer, niet op emancipatie. Er ontstond zo een sociale segregatie naar etnische afkomst, waarbij arme allochtonen steeds sterker accumuleerden in de grote steden van Holland en Utrecht, de Randstad, terwijl door de toenemende mobiliteit de meer welvarende bevolkingsdelen als forens verhuisden naar andere provincies. De etnische homogeneïteit van Holland is daardoor zowel intern als extern sterk verminderd, terwijl in de andere gewesten de locale identiteit steeds meer beklemtoond wordt, zoals getoond wordt door de verheffing van het Limburgs en Nedersaksisch tot officiële streektaal. Desalniettemin weet Holland nog steeds een forse culturele invloed op de andere provincies uit te oefenen, gezien de opmars van het Poldernederlands.
Wat de uitkomst zal zijn van deze processen is nog zeer onzeker. Soms wordt er gedacht dat Holland etnisch zal versplinteren en sommigen verwelkomen dit als het ideaal van een multiculturele samenleving; anderen wijzen op het gevaar van een etnische onderklasse door een falende integratie. Het empirisch onderzoek, zoals gepubliceerd in de jaarlijke Integratiemonitor, toont aan de ene kant een doorgaande culturele assimilatie maar aan de andere kant een zwakblijvende sociaal-ekonomische emancipatie van immigranten.
Zie ook: Nederlanders, Nederland, Holland