Kasteel Jansgeleen
Van Wikipedia
Jansgeleen, of zoals de huidige, maar foutieve naam luidt: Sint-Jansgeleen, is de naam van een historische locatie tussen Geleen en Spaubeek, aan de noordrand van de gemeente Beek in de Nederlandse provincie Limburg. De plaats is precies gelegen aan de bijna haakse bocht naar het noorden die de Geleen of Geleenbeek maakt rond het hoger liggende Sweikhuizen. Het domein en zijn annexen ontlenen hun naam aan het voormalige Huis of Kasteel van Spaubeek dat van oudsher (Heer) Jansgeleen heette. De geschiedenis van dit belangrijke leengoed aan de noordrand van het Zuid-Limburgse heuvelland lijkt geheel vergeten te zijn, sedert -- en ook mede door -- de opkomst van de mijnindustrie in de Westelijke Mijnstreek rond Geleen-Lutterade.
Inhoud |
[bewerk] Ligging
De overblijfselen van het vroegere Kasteel Jansgeleen bevinden zich iets ten noorden van Spaubeek. Het domein ligt al buiten het dorp, maar wordt daarvan nog verder geïsoleerd door de autoweg A76 naar Heerlen en Aken. De resterende kasteelhoeve ligt met haar ingang aan de lokale weg naar Geleen, dicht bij de spoorlijn, die de haakse bocht in de (Geleenbeek) met een boog volgt, maar ter plekke het riviertje bijna raakt. Het domein vormt nu planologisch niet veel meer dan een overschotje, als een piekvormige noordelijke uitstulping van Spaubeek, behorend tot de gemeente Beek. Het is een lager gelegen, smal en driehoekig stuk niemandsland, fraai aan de beek gelegen en door haar doorsneden, maar voor het bebouwd gedeelte in hoofdzaak ingeklemd tussen de autoweg en de spoorlijn. Wel heeft het gebied gelukkig zijn landelijk karakter weten te behouden ondanks de verstedelijking van de naburige dorpen Geleen en Beek.
[bewerk] Historische situatie
De geschiedenis van Spaubeek is nauw verbonden met het Kasteel of Huis Jansgeleen, in de wijde omgeving vroeger ook wel 'het Huis' (Genhoes) geheten. Het Huis Spaubeek of Huis Jansgeleen met hoeve en bijgebouwen was de zetel van een heerlijkheid, waarvan de eerste heer reeds vermeld wordt in 1286. Het fungeerde later als het eerste burgslot van het Graafschap Geleen onder de adellijke familie Huyn. Spaubeek maakte deel uit van de schepenbank van Geleen en werd deel van de heerlijkheid Geleen en Spaubeek sedert haar verheffing in 1557. Van toen af had het zelf lage en middelbare rechtspraak.
Het slot werd in zijn laatste vorm omstreeks 1567 gebouwd, blijkens ook het later herplaatste alliantiewapen (1571) boven de ingang van de voorhof. Het was een rechthoekig, twee verdiepingen hoog huis van mergel, met een noordelijke en een oostelijke vleugel die haaks op elkaar stonden, en was omgeven door diepe grachten en brede vijvers. Het leengoed omvatte meer dan 170 ha. grond en was schilderachtig gelegen in een dal of vallei (een 'spalt' of 'spau') van de Geleenbeek, tussen Schimmert en Op-Geleen. Het lag aan de voet van de brede heuvel op de rechteroever, die via steile hellingen, bebost met dennen en eiken, verderop naar het dorp Sweikhuizen voert, om dan aan de noordzijde over te lopen in het bos van de Danikerberg, aan de oostkant van Geleen. Tussen dat heuvelplateau en het kasteel stroomde de visrijke Geleen, voorzien van drie watermolens. Vooral als we de autoweg en de spoorlijn wegdenken is het nog altijd een schitterende locatie.
[bewerk] Recente geschiedenis
Het oude kasteel verkeerde al in deplorabele toestand sedert 1860 en is definitief tot een ruïne vervallen door de aanleg van de spoorlijn Heerlen-Sittard, die het voormalige leengoed radicaal door midden snijdt, terwijl mijngangen voor de voormalige staatsmijn Maurits het gebouw verder hebben ondermijnd. Het is in de jaren dertig van de vorige eeuw gesloopt. Meer dan de funderingen en een luttel restant muur is er thans niet meer van te vinden. Aldus kan het bijgeschreven worden op de lijst van kastelen en andere cultuurmonumenten in Limburg die nog betrekkelijk recent teloor zijn gegaan, en waarvan herbouw zeker overwogen zou moeten worden.
[bewerk] Huidige toestand
Het complex is thans een door de RDMZ beschermd monument. De belangrijkste bijgebouwen zijn gerestaureerd. Het oudste deel is de voormalige brouwerij, een tweelaags mergelstenen gebouw uit 1567. De voorhof of pachthoeve (neerhof) met voormalige pachterswoning (haakvormig, twee verdiepingen hoog, van baksteen; een vleugel is later verlengd) dateert van 1730. Zij verkeren in goede staat en worden bewoond.1 De grote schuur is uit 1720 en de haaks daarop staande stal waarschijnlijk van rond 1775.2 Aan de overkant van de Geleenbeek bevindt zich voorts de geheel gerenoveerde (Sint-) Jansmolen, die al in de 14e eeuw bij het kasteel hoorde.3 Het huidige molenhuis is gebouwd door prins Charles de Ligne in 1775.
[bewerk] Naam
De tegenwoordige naam 'Sint-Jansgeleen' berust op een hardnekkig misverstand. Het slot heette eerder Heer Jansgeleen en was specifiek genoemd naar Jan Rode van Opsinnich II, die in 1476 heer van Spaubeek werd, en daarmee zijn vader (Jan I) aldaar opvolgde. Deze laatste was op zijn beurt de rechtsopvolger van zijn zwager, Jan van Werst.2 Aldus waren er vanaf het midden van de vijftiende eeuw achtereenvogens drie heren met dezelfde voornaam Jan.
[bewerk] Van Hoen naar Rode van Opsinnich naar Huyn
De familie Rode van Opsinnich was geparenteerd aan de familie Hoen van den Broeck, later Van Hoensbroeck geheten. Zoals kasteel Hoensbroek oorspronkelijk genoemd was naar ('Heer Hoens Broek', <'broek' = moeras>), zo kwam ook het Huis Spaubeek in 1388 in het bezit van de familie Hoen. Ridder Daniël, een zoon van ridder Herman Hoen, gehuwd met Johanna van Merwede, vrouwe van Gerdingen, ontving via zijn vader het kasteel en de landerijen te Spaubeek. Het echtpaar kreeg alleen dochters. Daniël Hoen liet Spaubeek na aan hun oudste dochter Margaretha, die in 1444 met ridder Jan van Werst trouwde, wiens familie afkomstig was uit Weerst (nu Warsage, in het Graafschap Dalhem, nu provincie Luik). Dochter Catharina Hoen van Spaubeek trouwde in 1448 met Jan Rode van Opsinnich, wiens familie uit de Voerstreek stamde. In beide gevallen ging het om edelen uit de regio, uit bezittingen die net als Spaubeek (via het land van Valkenburg) tot de gebieden van het oude hertogdom Limburg behoorden. Zij haalden hun echtelieden dus niet van heel ver, maar trouwden min of meer in eigen kring op regionaal niveau. Dat gold ook voor de derde dochter, Cecilia, die huwde met Joris van Retersbeek (bij Klimmen). Het waren Catharina en Jan Rode die nieuwe bewoners van Spaubeek werden, na ruil met Magaretha en Jan van Werst van het moederlijk erfdeel Gerdingen.
Na de dood van haar echtgenoot (in 1472) kwam het leengoed vervolgens aan Catharina en hun kinderen, en daarmee aan de Spaubeekse tak van de familie Rode van Opsinnich. Na de dood van zijn moeder in 1476 werd de oudste zoon, Jan II, met Spaubeek beleend. Toen pas kreeg het leengoed zijn eigenaardige naam. Naar analogie van (Heer) Hoens-broek gingen het huis en goed toen Heer Jans-Geleen heten. Jan II genoot kennelijk aanzien, maar zijn zoons, van wie Jan Rode van Opsinnich III in 1537 heer van Spaubeek werd, wisten het huis niet voor de familie te behouden. Zij zullen zich wat noordelijker in het Maasland vestigen, met name in Elen onder Maaseik, waar de takken Rhoe van Opsinnich van het kasteel Sipernau en Rhoe / Roye van Opsinnich van de hof aen die Capelle ontstaan.
In 1557 ging het goed over op de familie Huyn, die ook al de molen van Heer Jansgeleen had gepacht. Vermoedelijk was dit een voorbeeld van de vaker voorkomende, bijna klassieke situatie hoe een zwakke heer berooid raakt en een sterke knecht de baas wordt. Onder de Huyns als heren van Geleen en Spaubeek bleef de naam 'Jansgeleen' bestaan, ook al raakten Heer Jan en zijn familie in het Geleense verder in de vergetelheid. Dat laatste blijkt immers ook hieruit, dat nog later aan de naam van het kasteel en het goed een geheel verkeerde etymologie werd gegeven en dat het in de volksmond, bij gebrek aan beter weten, maar naar Sint Jan werd hernoemd. In de 19e eeuw was de officiële aanduiding nog Huis Jansgeleen (Kuyper 1867). In onze tijd staan dus zowel het goed als de buurtschap, de Sint-Jansmolen en zelfs de tamelijk nabijgelegen voormalige Sint-Janskluis in Oud-Geleen (uit 1699, thans een kapel), uiteindelijk te boek met een verkeerde, a-historische naam.
[bewerk] Verdere naamsontlening
De naam Sint-Jansgeleen (in de eigen spelling: St. Jansgeleen) is overgenomen door een bekend Geleens zorgcentrum, dat tot voor kort een halve kilometer noordelijker lag, in de uiterste zuidoostpunt van Geleen aan de weg naar Spaubeek, maar verder niets te maken had met het oude leengoed. Dit zorgcentrum St. Jansgeleen is sinds 2001 gevestigd in dezelfde hoek, maar dan weer wat noordelijker, op de plaats waar vroeger de Geleense vestiging lag van het Maasland- (St. Barbara-)ziekenhuis aan de Lienaertsstraat. Zo is de naam andermaal stilzwijgend een halve kilometer verder opgeschoven en lijkt Geleen zich haar meer en meer toe te eigenen.
Vermeldenswaard is voorts, dat architect Jan Stuyt (1868-1934) in het begin van de vorige eeuw een ontwerp heeft gemaakt voor een complete tuinstad op Jansgeleen, die ook de naam Sint-Jansgeleen zou krijgen. Dit ontwerp, te vergelijken met Philipsdorp bij Eindhoven, is nooit uitgevoerd, maar dezelfde architect heeft heeft aan dat ontwerp wel de stedebouwkundige opzet ontleend voor een mijnwerkerswijk in Heerlen-Zuid, Molenberg, (1915-1930). Kennelijk heeft de naam van Jansgeleen nog sterk tot de verbeelding gesproken, zowel tijdens als na het verval van het kasteel zelf.
[bewerk] Literatuur
Complete monografie over Jansgeleen:
- M.J.H.A. Schrijnemakers 1985: Sint Jansgeleen. Kasteel, hoeve en molens, [serie 'Wat Baek ós bud', 9], Beek-L: Drukkerij Econoom / Heemkunde-vereniging Beek-L.
Recenter artikel:
- A. Bemelmans, 'St.-Jansgeleen, een monument', in: Historisch jaarboek voor het Land van Zwentibold 23 (2002), 59-68.
Topografisch-cartografische informatie:
- J. Kuyper 1867, Gemeente-atlas van Limburg naar officiële bronnen bewerkt, oorspronkelijk verschenen te Leeuwarden bij Hugo Suringar; heruitgave Maasbree 1981: De Lijster.
Genealogisch-historische informatie over het riddergeslacht Rode van Opsinnich (spellingvarianten: (de) Rhoe / Rohe / Roy van / von / d'Obsinnich / Obsinnigh etc.) :
- A.J. Welschen: ‘Herkomst en geschiedenis van de familie Welschen en de geografische verspreiding van deze familienaam’, afl. II, in: Limburgs Tijdschrift voor Genealogie 30 (2002), 68-81, plus afzonderlijke bibliografie in: Limburgs Tijdschrift voor Genealogie 31 (2003), 34-35
- A.J. Welschen 2003: 'Het geslacht Rhoe van Obsinnich ' [Genealogisch-historische dataverzameling].
en voorts de lemma's over:
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe links
- [1] Zie foto's van Voorhof, poort, woonhuis (voormalige pachterswoning), ruïne
- [2] Zie daar alfabetisch onder Kasteel St. Jansgeleen, met onder meer de Acte van eigendomsoverdracht uit 1444
- [3] Watermolen van Jansgeleen
- Archief van de drie Landen van Overmaas