Mysteriën van Eleusis
Van Wikipedia
De Mysteriën van Eleusis was een populaire mysteriecultus die te Eleusis, een plek in Attika, met vele geheimzinnige gebruiken verbonden feesten werd gevierd ter ere van de godin Demeter, haar dochter Persephone en Dionysos, die in de mysteriën de naam Iakchos droeg. Het schijnt evenwel, dat deze laatste godheid oorspronkelijk geen deel had aan de feesten van Eleusis.
Toen Eleusis onder het gebied van Athene was gekomen, nam ook deze stad deel aan de mysteriën. De oude legende wist te verhalen van een oorlog tussen koning Erechtheus van Athene en Eumolpos, de heerser van Eleusis, die zou zijn geëindigd door een verdrag, waarbij Eleusis onder het bestuur kwam van Athene, maar het hoogste priesterambt bij de mysteriën en de rechtsspraak in alle zaken, de Eleusinische wijze van godsverering betreffende, in handen van het geslacht van Eumolpos en van de afstammelingen van de dochters van Keleos zouden blijven.
Inhoud |
[bewerk] Oorsprong
De oorsprong van de Eleusinische mysteriën ligt geheel in het duister. Hun stichting wordt door de sage aan de godin Demeter zelf toegeschreven, die ze zou hebben ingesteld, toen zij haar dochter Persephone zocht, te Eleusis was aangekomen en daar in het huis van Keleos gastvrij was ontvangen en de opvoedster van de jonge Triptolemos geworden. Zijzelf zou de wijze van verering, die bij deze feesten gebruikelijk was, hebben voorgeschreven. De roof van Persephone, het zoeken naar haar moeder, haar terugkeer tot het licht maakten dan ook de grondslag van alle hier gevierde plechtigheden uit. Evenals de roof van Persephone het wegsterven van de plantengroei in de winter en haar hereniging met haar moeder het weer ontluiken van de natuur in de lente aanduidt, zo waren ook de Eleusinische feesten tweeërlei, de in de lente gevierde kleine, en de in de herfst gevierde grote mysteriën.
[bewerk] Kleine mysteriën
Omtrent de kleine mysteriën is zeer weinig bekend. Zij werden in de maand Anthesterion (omstreeks het midden van de maand februari) gevierd aan de oevers van het riviertje Ilissos, te Agrai, een voorstad van Athene, waar een tempel werd gevonden, afzonderlijk voor de viering van dit feest bestemd. Zij waren vooral aan Persephone en Iakchos geheiligd. Op mystische wijze werden deze met elkaar in het huwelijk verbonden. Men reinigde zich met het water van de Ilissos en hier had ook de eerste wijding plaats.
Want ingewijd moest men zijn om aan de grote mysteriën in de herfst te kunnen deelnemen. De legende verhaalde, dat die kleine mysteriën ingesteld waren ter wille van Herakles, die, daar hij een vreemdeling was, de eigenlijke wijding niet kon ontvangen.
[bewerk] Grote Mysteriën
Zij, die aan de lentefeesten hadden deelgenomen, konden hun verdere wijding ontvangen bij gelegenheid van de grote mysteriën, in de maand Boëdromion (omstreeks het begin van oktober) gevierd. Ook omtrent dit feest is niet alles met volledigheid bekend, om deze reden, dat aan de ingewijden de diepste geheimhouding als een heilige plicht werd opgelegd en zij die plicht òf met nauwgezetheid hebben vervuld òf althans niet dan met de meeste schroom slechts vage aanduidingen aan het nageslacht hebben achtergelaten.
De grote Eleusiniën duurden verscheidene dagen. Op 14 Boedromion werden de heilige voorwerpen van Eleusis naar het Eleusinion gebracht, een tempel aan de voet van de Akropolis van Athene.
Op 15 Boedromion verklaarden de hierophantes (priesters) prorrhesis: het begin van de rites. Deze dag heette "de dag van de bijeenkomst" (agyrmos). Op 16 Boedromion droeg de dag de naam van "naar zee, gij mysten" (halade mystai) waarop de ceremonies in Athene begonnen met de salebjilst van allen, die het feest wilden meevieren, waarbij zij die daartoe geen recht hadden, door de priesters werden geweerd. Op deze dag trokken al de feestvierenden naar het strand en reinigden zich en het vee, dat zij wilden offeren, door een bad in zee te Phaleron. De drie volgende dagen waren voornamelijk aan offers gewijd.
Op 17e Boedromion offerde men aan Demeter een jong zwijn, want dit dier werd door haar gehaat, en aan Dionysos bokken, die de wijnstok afknagen. De grootste dag was echter op 19 Boedromion, Iakchos genaamd, en de voornaamste plechtigheid van die dag de grote optocht, die zich dan langs de "heilige weg" van de Kerameikos (de Atheense begraafplaats) in Athene naar Eleusis begaf, terwijl men met takken zwaaiden die bacchoi werden genoemd. Aan deze optocht namen althans in latere tijd meer dan 3000 mensen deel. Ofschoon de beide plaatsen slechts vier uren van elkaar waren gelegen, bracht men toch een ganse dag over die tocht door, daar er op verschillende plaatsen werd halt gehouden. De voornaamste daarvan was een brug over het riviertje Kephissos, waar men zich met allerlei scherts en plagerijën vermaakte, een gebruik, deels ontstaan door de gewoonte om bij elk oogstfeest - want ook dit feest was een oogstfeest - op die wijze aan de vrolijkheid lucht te geven, deels een herinnering aan de scherts van Iambe of van Baubo, die Demeter uit haar droefheid opwekte door haar een glimlach te ontlokken. Tijdens de processie riep men ook "Iakch' o Iakche!," hiermee verwijzend naar Iakchos, mogelijk een epitheton van Dionysus, of een aparte godheid, zoon van Persephone of Demeter. Wanneer men dan Eleusis bereikte, was er een dag van vasten ter herdenking aan Demeters vasten tijdens haar zoektocht naar Persephone. De vasten eindigde met het drinkenen van de kykeon uitgereikt, de drank van gerst en polei, die ook Demeter na haar omzwerving als eerste drank van Metaneira had aangenomen.
Dan op 20 en 21 Boedromion, volgde de geheime feestviering in het kolossale tempelgebouw, Telesterion genoemd, dat ten tijde van Perikles door de bouwmeester Iktinos voor deze feesten te Eleusis was opgericht. In het midden daarvan stond het Anaktoron ("paleis"), dat enkel toegankelijk was voor hierophantes, daar hier de heilige voorwerpen werden opgeslagen. Hier in het Telesterion werden de geïnitieerden de heilige relikwieën van Demeter getoond. Wat daar werd gezien, gezegd en gedaan is voor ons bijna geheelenal een geheim gebleven, daar op het voortvertellen van wat daar gebeurde door loslippige geïntieerden met de dood werd vergeld. Athenagoras van Athene dat het onder andere voor deze misdaad (asebeia) was dat Diagoras werd ter dood veroordeeld. Eerst werden de gemoederen van de deelnemers aan het feest op verschillende wijzen met angst en ontzetting vervuld; door allerlei middelen werd hun, terwijl een diepe duisternis hen omringde schrik aangejaagd, totdat opeens een schitterend licht hun de godheid in al haar heerlijkheid te aanschouwen gaf. Die plotselinge lichtgloed, bekend onder de naam van het Eleusinische vuur schijnt op de gemoederen een allergeweldigste indruk te hebben gemaakt. Waarschijnlijk moeten wij bij deze beschrijvingen aan toneelvoorstellingen, die op de geschiedenis van Demeter en Persephone betrekking hadden, en aan een soort van levende beelden te denken. Er zijn twee moderne theoriën voorhet zogenaamde Eleusinische vuur. Sommigen menen dat het de priester waren die de visioenen van de heilige nacht onthulden, dat bestond uit een vuur dat de mogelijkheid van leven na de dood voorstelde en verscheiden heilige voorwerpen. Anderen vinden deze verklaring onvoldoende om kracht en lange leven van de Mysteriën te verklaren, en dat de ervaringen innerlijk waren en werden opgewekt door een krachtig psycho-actief ingrediënt in de kykeon.
Na dit hoogtepunt volgden de Pannychis, een nachtelijk feest, waarbij men op de beide vlakten, die de plek omringden, de Rharische en de Thriasische, ter ere van de god danste met fakkels en heilige liederen aanhief, waarschijnlijk ter herinnering aan het zoeken van Demeter, die negen dagen lang met een fakkel in de hand om haar dochter, die in de taal van de mysteriën niet Persephone, maar Kore wordt genoemd, te zoeken. Het offeren van een stier vond 's avonds laat of vroeg in de morgen daarop plaats. Op 22 Boedromion eerder de geïnitieerden de doden door libaties te gieten uit speciale vaten.
Op 23 Boedromion eindigden de Mysteriën en iedereen keerde terug naar huis.
Aan dit feest mochten slechts zij deelnemen, die de hoogste wijding hadden ontvangen, de epopten. Wie in de kleine mysteriën waren ingewijd heetten mysten en mochten aan het grote feest deelnemen behalve voor zoverre het uitsluitend voor de epopten was bestemd. Na de eerste deelneming aan het grote feest moest er minstens een jaar verlopen eer men de allerhoogste wijding kon ontvangen en onder de epopten werd opgenomen. Een offer, waarbij men uit twee schalen water plengde, waarvan de ene naar het Oosten, de andere naar het Westen was gekeerd, besloot het feest. Dit offer droeg den naam van plemochoë.
Bovendien wordt er nog gewag gemaakt van een ander offer, dat om de vier jaren door tien Atheense mannen, door de staat hiertoe aangesteld, te Eleusis werd gebracht. Een daarmee verbonden feest waren de Haloën, ook weer een oogstfeest, dat vooral bekend was door de daarbij gevierde spelen, die voor de oudste van die aard werden gehouden. De beloning van de overwinnaars was een geschenk van koren, gewassen op het heilige Rharische veld.
[bewerk] Cultuspersoneel
De hierboven behandelde plechtigheden van de Eleusinische mysteriën stonden onder het toezicht van verschillende priesters, wiens zaak het was ze te leiden en een groot deel van de heilige handelingen zelf te verrichten. Die priesterschappen waren erfelijk in sommige geslachten, doch het oppertoezicht over alles, wat de godsdienst betrof en dus ook over de Eleusinische mysteriën was in de alleroudste tijden aan de koning, later aan de archon basileus toevertrouwd. De voornaamste families, in welke de Eleusinische priesterschappen erfelijk waren, droegen de namen van Eumolpiden en Keryken. Zij vormden ook een heilige rechtbank, die beslissingen kon nemen omtrent de al- of niet toelating van hen, die wensten te worden ingewijd, en recht spraken in aanklachten van asebeia (heiligschennis) gepleegd tegen de mysteriën. Soms evenwel, als door een dergelijke misdaad ook de welvaart van de Staat werd bedreigd, nam het volk deze rechtspraak zelf in handen, zoals b.v. het geval was bij de tegen Alkibiades ingediende aanklacht.
De hoogste priester droeg de naam van hierophant, d.i. "diegeen, die de heiligdommen toont"; hij voerde de ingewijden de tempel binnen en toonde hun de grootste geheimen. De naam van de Eumolpiden, in wiens geslacht dit ambt erfelijk was, doet veronderstellen, (Eumolpos betekent "die goed zingt") dat tot de taak van deze priester ook het voordragen of voorzingen van hymnen behoorde. De tweede in rang was de daduch, d.i. "degeen, die de fakkel houdt", die waarschijnlijk bij het aansteken van de offers deze taak moest vervullen en ook bij de fakkeldans na de feestelijken optocht op de Iakchosdag een belangrijke rol vervulde. Dan volgde de hierokêrux "de heilige heraut" die de nodige aanwijzingen en bekendmakingen aan de feestvierenden moest doen en de orde gedurende het feest bewaren. Ten vierde een altaarpriester, epibomios, omtrent wiens werkzaamheden niets meer bekend is dan zijn naam aanduidt. Naast deze priesters stonden verschillende priesteressen; zo naast de hierophant een hierophantis. Ook waren aan de tempel verschillende andere beambten verbonden: herauten, tempeldienaars enz. Zoals reeds gezegd is hadden deze priesters het toezicht over en de leiding van de ganse feestviering. Vooral de geheimzinnige handelingen in de plechtigheid van de mysteriën werden door hen verricht. Door hen werd die plotselinge overgang van duisternis tot licht bewerkt, waarover hierboven gesproken is, en die bij de epopten het gevoel opwekte, alsof zij eensklaps uit de Tartaros in het Elysion werden gevoerd. Zij waren het ook, die aan de ingewijden heilige voorwerpen, deels waarschijnlijk symbolen van de zegen, die de Eleusinische godheden verspreiden, deels een soort van relikwieën, aporrêta genaamd, aan de ingewijden in handen gaven.
In het begin mochten alleen Grieken in de mysteriën worden ingewijd; barbaren werden streng geweerd. Later werd die verbodsbepaling opgeheven en was het alleen nodig, dat men zich door een Atheens burger, die dan mystagogos heette de toegang liet verschaffen. Deze mystagogos nam dan eene soort van verantwoordelijkheid op zich voor diegene, die hij aldus inleidde. Want niemand mocht tot de goden naderen, of hij moest rein zijn van moord en van andere zware misdaden.
Het getal van diegenen, die zich lieten inwijden werd steeds groter en groter. Niet alleen uit geheel Griekenland, maar ook uit den vreemde, vooral uit Italië, kwam men naar Athene op, om zich te laten inwijden. Behalve deze schaar van feestvierenden stroomden ook nog nieuwsgierigen en handelaars naar daar tesamen, en de grote tocht, die op de Iakchosdag langs de "heilige weg" naar Eleusis werd ondernomen, was het voorname verenigingspunt van deze ganse menigte. De aanblik van de tocht die feestelijk versierde mensenmassa's, wiens brandende fakkels 's avonds tot ver in zee een helder licht verspreidden, wordt door de oude schrijvers afgeschilderd als een van de heerlijkste toneelen, die een mens kon aanschouwen. Hoe hoog die tocht bij de Atheners in ere stond, blijkt o.a. hieruit, dat Alkibiades, toen hij uit zijn ballingschap was teruggeroepen, geen beter middel wist om de gunst van de Atheners in volle mate te herwinnen dan de feestelijke optocht naar Eleusis te doen houden onder de bescherming van zijn leger, daar deze in de vorige jaren door de in Attika gelegerde troepen van de vijanden was verhinderd.
[bewerk] Zin en betekenis
Wat nu betreft de zin en de betekenis der Eleusinische mysteriën, hierbij moet men in het oog houden, dat de godheden, die daarin vereerd werden chtonische goden waren (d. i. godheden van de aarde en van datgene wat onder de aarde is). Bij de dienst van al deze goden vermengden zich de twee voorstellingen, dat de aarde aan de ene kant de vruchtbare moeder is, die alles voortbrengt en voedt, wat tot het plantenrijk behoort, en daardoor ook haar zegenrijke werking uitoefent op alles, wat er verder leeft in de natuur maar aan de andere kant alles, wat vergaat, wat zijn tijd en zijn bestemming op aard heefte vervuld, in haar duistere schoot opneemt als in een geopend graf. In de oudste tijden trad deze laatste, sombere beschouwing meer op de voorgrond, men stelde zich vooral de eigenlijke godheden van de dood Aïdoneus en Persephone als schrikwekkende, onverzoenlijke godheden voor en het sombere rijk van de dood stond tegenover het rijk van het licht even sterk als er een tegenstelling is tussen dag en nacht zonder troost en zonder hoop. Langzamerhand werden die voorstellingen evenwel zachter en minder schrikwekkend. Die godheden van de doods werden te gelijkertijd zegenende godheden, die de doden in hun schoot opnemen evenals zij de zaadkorrel opnemen, en even als de zaadkorrel na te zijn gestorven als vruchtdragende halm tot een nieuw en schoner leven wordt geroepen, zo zullen ook de doden terugkeeren tot het licht om een nieuw en heerlijker leven in te gaan. Die overtuiging te wekken, dat de dood niets anders was dan een wedergeboorte, een palingenesie, schijnt het hoofddoel te zijn geweest van de Eleusinische mysteriën. Alle dogmatiek, al wat leerstellig was, bleef echter steeds uitgesloten van de daarbij verrichte plechtigheden. De ingewijden leerden niet, maar ondervonden datgene, wat de mysteriën in hun gemoed wilden prenten. Vandaar, dat natuurlijk de trap van ontwikkeling, waarop ieder van hun stond een grote invloed uitoefende op de aard van de voorstellingen bij hen gewekt. Terwijl zij, die op een hogere trap van beschaving en zedelijkheid stonden uit de mysteriën zeer verhevene voorstellingen putten omtrent de aanleg en de bestemming van de menselijke natuur, meenden de minder ontwikkelden zich door de inwijding en de trouwe vervulling van hun daaruit voortvloeiende plichten enige voorrechten te verzekeren, voor het leven in de onderwereld, meestal van geheel zinnelijke aard, zodat het niet te verwonderen was, dat bij sommigen de deelneming aan de mysteriën in een ijdele vormendienst ontaardde.
Dit neemt echter volstrekt niet weg, dat de mysteriën een heilzame invloed op het Griekse volk hebben uitgeoefend en dat zij door de besten en de wijsten onder hen steeds met de grootste eerbied worden genoemd: "Zalig", zo heet het, "die dat heeft gezien en dan in de schoot van de aarde neerdaalt. Hij kent het levenseinde, en weet welk een begin Zeus geven zal." Of elders: "driemaal zalig de stervelingen, die, nadat zij dit hebben aanschouwd naar de Hades gaan. Zij alleen genieten het leven in de onderwereld; de anderen wacht niets als nood en ellende." Kortom het algemene gevoel van de oude Grieken was, dat zij, die aan de mysteriën deelnamen daardoor vromer, rechtvaardiger en in ieder opzicht beter werden.
In de loop der tijden heeft de sekte van de Orphici een belangrijke invloed op de Eleusinische mysteriën uitgeoefend. Vooral de mythe van Dionysos-Zagreus werd met die, welke in de beginne de grondslag van de Eleusinische mysteriën uitmaakten, nauw verbonden. In latere tijd noemde men ook Orpheus als de stichter van deze mysteriën.
De feesten, hierboven beschreven, behoorden tot de schitterendste, die men in de Griekse godsvereering kan aanwijzen. De beeldende kunsten, de muziek, de dichtkunst hadden alle het hunne bijgebracht om de roem van de Eleusinische godheden te verheerlijken. De redenaar Aristeides, die in de 2e eeuw van onze jaartelling leefde, zegt er van: "al wat er goddelijks, aangrijpends en liefelijks in de feesten en de mythen van alle streken was, zag en hoorde men goddelijker, aangrijpender en liefelijker te Eleusis." Grote schade werd aan de heiligdommen van Eleusis toegebracht door een omstreeks het jaar 218 uit kwaadwilligheid gestichte brand. Geheel verwoest werden die prachtige tempelgebouwen echter eerst tegen het einde van de vierde eeuw, toen de dweepzieke monniken, die met de West-Gothen, welke onder aanvoering van Alarik Griekenland plunderden, waren meegetrokken, die ruwe benden aanzetten, om zelfs de fundamenten op te graven van een tempel, die tot woning diende aan een godsvereering, welke door haar streven naar reinheid een van de krachtigste bolwerken was, welke het wegstervende heidendom nog tegenover het Christendom kon stellen. Nog een korte tijd bleven de Eleusinische mysteriën bestaan. Zij werden geheel en al opgeheven door keizer Theodosius de Grote (gestorven 395.)
De Romeinen droegen de ganse legende van de roof van Persephone, door hen Proserpina genoemd, over op hun godin Ceres. Van zeer vele beroemde Romeinen is het bekend, dat zij in de Eleusinische mysteriën waren ingewijd. Met de hoogste lof en eerbied worden zij door Marcus Tullius Cicero vermeld.
[bewerk] Referenties
- L. Adkins - R.A. Adkins, art. Eleusinian mysteries, in L. Adkins - R.A. Adkins, Dictionary of Roman Religion, New York, 1996.
- C. Kerenyi, Eleusis: Archetypal Image of Mother and Daughter, Bollingen, 1991. ISBN 0691019150
- T.T. Kroon, art. Eleusinia / Eleusinische mysteriën, in T.T. Kroon, Mythologisch Woordenboek, 's Gravenhage, 1875.
- C.H. Moore, Religious Thought of the Greeks, 1916.
- G.E. Mylonas, Eleusis and the Eleusinian Mysteries, Princeton, 1961.
- M.P. Nilsson, Greek Popular Religion, 1940.
- X. Riu, Dionysism and Comedy, Lanham, 1999. (Cf. p. 107 voor een discussie over Dionysius en zijn rol bij de mysteriën van Eulesis.)
- E. Rohde, Psyche, 1925. cf. Hoofdstuk 6, The Eleusinian Mysteries.
- D. Sacks, art. Eleusinian mysteries, in D. Sacks, Encyclopedia of the Ancient Greek World, New York, 1995.
- A. Shulgin - A. Shulgin, TiHKAL, Transform Press, 1997.
- T. Taylor, Eleusinian and Bacchic Mysteries: A Dissertation, 1791.
- R.G. Wasson - C.A. P. Ruck - A. Hofmann, The Road to Eleusis: Unveiling the Secret of the Mysteries, Harcourt, Brace, Jovanovich, 1978. ISBN 0151778728