Nederduits
Van Wikipedia
Het Nederduits in de zeer ruime, technische zin van deze term bestaat uit de Noordwest-Germaanse dialecten die niet hebben deelgenomen aan de Hoogduitse klankverschuiving en de Ingveoonse klankverschuivingen.
De technische verzamelnaam Nederduits verwijst naar een tweetal dialectgroepen, die ruwweg met westelijk en oostelijk aan te duiden zijn:
- Nederfrankisch
De Nederfrankische dialecten worden vooral gesproken in het zuiden en westen van Nederland en in Vlaanderen en in westen van West-Duitsland (Nederrijn). Uit deze dialectgroep hebben zich het Standaardnederlands en het Afrikaans ontwikkeld. - Nedersaksisch
De Nedersaksische dialecten worden gesproken in het oosten van Nederland en in Duitsland ten noordwesten van de Benrather Linie. In de tijd van de Hanze waren zij tot ver in het Baltische gebied te horen. Er is echter nooit een staadaardtaal uit ontstaan en vooral in de tijd van de Duitse eenwording is de rol van het Hoogduits en het Standaardnederlands steeds groter geworden. - Oostnederduits
De Oostnederduitse dialecten worden gesproken in het noordoosten van Duitsland ten noorden van de Benrather Linie.
De grens tussen beide groepen ligt in Nederland ruwweg bij de rivier de IJssel.
Het Oudsaksisch is geattesteerd vanaf de 9e eeuw (Heliand). Sinds de reformatie won echter het Hoogduits meer terrein. De aanduiding Nederduits is in de late 19e eeuw voor de in Nederland en Vlaanderen gesproken variëteiten in onbruik geraakt.
De woorden Diets en Duits gaan terug op het Germaanse theodisk en deze naam werd al door de Franken gebruikt als aanduiding van de Germaanse volkstaal in tegenstelling tot het Latijn van de kerk (of de Romaanse dialecten die daaruit ontstaan waren).
Typisch is, dat de Nederlands Hervormde Kerk tot 1816 nog officieel Nederduits Gereformeerde Kerk heette en in Zuid-Afrika is er nog steeds een kerk met die naam.
[bewerk] Het begrip "Nederduits"
Het is erg belangrijk er rekening mee te houden dat het woord Duits in Nederduits niets te maken heeft met het hedendaagse Duits (Hoogduits). Het begrip Nederduits werd als eerste beschreven door Duitse taalkundigen. Deze ontdekten dat Duitse dialecten in het noorden van Duitsland verschilden van die in het zuiden. Later ontdekten zij ook overeenkomstigheden met het Nederlands en Nedersaksische dialecten in Noord-Duitsland, het Nederlands werd vervolgens ingedeeld bij het "Nederduits", dat nu als de voorouder van het Nedersaksisch en het Nederlands werd gezien. Heden is het taalkundige beeld erg veranderd. Het wordt nu aangenomen dat het Nederduits als echte taal nooit bestaan heeft, en dat het Nederlands en Nedersaksisch geen gemeenschappelijke voorouder hebben gehad, althans, niet na de Tweede Germaanse klankverschuiving. "Nederduits" betekent vandaag vooral dat het een taal betreft die de Tweede Germaanse klankverschuiving of ingveoonse klankverschuivingen niet hebben meegemaakt.
Het begrip Nederduits als benaming voor een moderne taal of talen heeft nogal uiteenlopende betekenissen. De belgische taalwetenschapper Jan Goossens telt zo'n tien verschillende betekenissen. [1]
De verschillen hebben vooral betrekking op de oost-westdimensie van het taalgebied. Volgens sommige taalwetenschappers slaat het begrip Nederduits uitsluitend op de talen of dialecten van Noord-Duitsland, vandaar dat Nedersaksisch als alternatief wordt gebruikt. Volgens anderen slaat het op het noordoosten van Nederland en op het noorden van Duitsland. Weer anderen noemen zo de talen en dialecten van het noorden van Duitsland en van het volledige Nederlandse taalgebied (Nederduits in ruimere betekenis). [1]
Ook voor de zuidelijke grens van het Nederduits bestaan er verschillende definities: De verschillende taalwetenschappers noemen de Uerdinger linie, de Benrather linie, de Eifel-linie of een linie die verder in het Zuiden verloopt (Hunsrück-linie of Spiers-linie/Mainlinie). [1]
Meer over de linies: zie Rijnlandse waaier.