Operatie Gladio
Van Wikipedia
Operatie Gladio was een in 1952, hoewel de eerste voorbereidingen uit 1947 dateren, gestart geheim "stay-behind" netwerk in Italië gesponsord door de CIA en de NAVO om de communistische invloed zowel in Italië als in andere landen te neutraliseren. Hoewel met de term Gladio alleen slaat op het Italiaanse deel, worden ook de soortgelijke netwerken die in andere landen bestonden veelal met 'Gladio' aangeduid. Uit recent onderzoek is bekend geworden dat soortgelijke netwerken in geheel West-Europa actief waren en aan elkaar gelinkt waren. In ieder geval was Gladio actief in België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Turkije en Zwitserland, terwijl ook het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten een rol speelden in de strategische planning van het netwerk.
Inhoud |
[bewerk] Doel
Volgens een document van de Italiaanse militaire inlichtingendienst (SISMI) uit 1959 had Gladio twee doelstellingen:
- Ten eerste opereren als een zogenaamde "stay-behind"-groep in het geval van een Sovjetinvasie om vervolgens een guerrilla oorlog te voeren in de bezette gebieden. Dit werd noodzakelijk geacht omdat men, gelet op de overmacht van de conventionele Sovjet strijdkrachten, bang was de Sovjets alleen met inzet van kernwapens te kunnen tegenhouden indien zij West-Europa wilden bezetten.
- In de tweede plaats om in eigen land 'operaties' uit te voeren in het geval van noodsituaties. Wat de militaire inlichtingendiensten onder noodsituaties verstonden werd duidelijk in Italië gedurende de koude oorlog, waar de opkomende macht van de communistische en andere socialistische partijen als een gevaar voor de NAVO werd gezien.
[bewerk] Verschillende landen
De stay-behind netwerken werden gecoördineerd op international niveau door het zo genoemde "Allied Clandestine Committee" (ACC) en het "Clandestine Planning Committee" (CPC), dat gelinkt was aan het NAVO's Supreme Headquarters Allied Powers Europe (SHAPE) in Brussel. De netwerken gebruikten cover namen zoals "Absalon" in Denemarken, "Glaive" in Frankrijk, "P26" in Zwitserland, "ROC" in Noorwegen, "Schwert" in Oostenrijk, en "SDRA8" (of "SDR-8") in België.
De verschillen tussen de netwerken in de diverse landen waren groot. In enkele landen, waaronder Italië, werden de netwerken een bron van terreur, terwijl in andere landen het netwerk een voorzichtige voorzorgsmaatregel tegen een mogelijke Sovjetinvasie bleef.
In België wordt gespeculeerd over de contacten die er geweest zijn tussen het Belgische Gladio-netwerk en de Bende van Nijvel, de Cellules Communistes Combattantes (CCC) en het Front de la Jeunesse en de Westland New Post (WNP) groep.
In Spanje was het geheime netwerk betrokken bij het dictatorschap van Franco en in Duitsland werden explosieven afkomstig van een Gladio-opslag gebruikt bij een aanslag in München in 1980.
In Turkije was de “Counter-Guerrilla” dat onderdeel uitmaakte van Gladio, betrokken bij terreur en marteling tegen Koerden, terwijl in Griekenland het Gladio-netwerk met de codenaam LOK deel zou hebben genomen in de staatsgreep van 1967.
In de andere landen, waaronder Denemarken, Luxemburg en Noorwegen was het netwerk alleen bezig zich voor te bereiden op een eventuele bezetting door vijandelijke troepen.
[bewerk] Gladio in Italië
In Italië kwam op 3 augustus 1990 de naam Gladio voor het eerst in de openbaarheid toen de toenmalig premier Giulio Andreotti het bestaan van dit netwerk toegaf. Hij deed dit in een getuigenverklaring voor een commissie van het parlement dat onderzoek deed naar terrorisme in Italië. Andreotti maakte bekend dat Gladio binnen het Ministerie van defensie bij de militaire inlichtingendienst verborgen zat. Zijn verklaring deed vermoedens rijzen dat het netwerk bij diverse bomaanslagen betrokken was met als doel om de politiek te beïnvloeden.
Felice Casson een Italiaanse rechter was tijdens zijn onderzoek naar rechts-extremistisch terrorisme voor het eerst op het Gladio netwerk gestuit en had Andreotti gedwongen een verklaring af te leggen. Casson ontdekte dat het geheime netwerk verbindingen met rechtse terroristen was aangegaan. De terroristen, voorzien van materiaal door het netwerk zouden de bomaanslag plegen, ze toe laten schrijven aan linkse Italiaanse groeperingen en zouden vervolgens door de militaire inlichtingendienst buiten schot worden gehouden in het onderzoek.
Alleen ten aanzien van de aanslag in Peteano in 1972 waarbij drie leden van de Carabinieri omkwamen en welke tot 1984 aan de Rode Brigades werd toegeschreven is de betrokkenheid van Gladio vast komen te staan. Casson's bevindingen maken echter betrokkenheid bij meerdere aanslagen aannemelijk. De aanslagen waar het mogelijk om gaat zijn:
- Bomaanslag op 12 december 1969 bij een bank op de Piazza Fontana in Milaan waarbij 16 doden en 88 gewonden vielen. Initieel kregen de anarchisten hiervan de schuld in de schoenen geschoven, en pas 20 jaar later werd duidelijk dat Gladio hier waarschijnlijk achter zat.
- Bomaanslag tijdens een demonstratie tegen fascisme op de Piazza della Loggia in Brescia in mei 1974, waarbij 8 doden en 100 gewonden vielen.
- Bomaanslag op de Italicus express trein in augustus 1974 waarbij 12 doden en 48 gewonden vielen.
- De moord op de rechter Vittoria Occorsio, die bezig was met een onderzoek naar banden tussen de maffia en de P2-loge.
- De ontvoering en moord op de Italiaanse premier Aldo Moro in 1978 die een coalitie wilde sluiten met de Italiaanse communistische partij.
- Bomaanslag op het station van Bologna op 2 augustus 1980, waarbij 85 doden vielen en 200 gewonden. De explosieven voor deze aanslag zouden afkomstig zijn geweest van Gladio. Tot de bomaanslagen in Madrid op 11 maart 2004 was dit de grootste terroristische aanslag in Europa.
[bewerk] Gladio in Nederland
Ook Nederland kende een Stay-Behind organisatie. Feitelijk was sprake van twee organisaties (A en B genoemd) welke op den duur wel door één persoon werden gecoördineerd maar elk een eigen taak hadden. De oorsprong van deze organisaties lag in de Tweede Wereldoorlog. Tot ongeveer het midden van de jaren tachtig werden ze O&I (Operaties en Inlichtingen) genoemd.
Oorspronkelijk was O&I alleen bedoeld voor het zeer noodzakelijke berichtenverkeer met de regering in ballingsschap, maar werd geleidelijk ook een gevechtsorganisatie van beperkte omvang, waarvan meestal het - zich verplaatsend - hoofdkwartier zich op een oud fort in de waterlinie bevond. De beide organisaties waren sterk gecompartimenteerd, mede als gevolg van de lessen die uit het Englandspiel waren getrokken. Er bestond wel coördinatie aan de top, maar van een hechte samenwerking tussen beide organisaties, laat staan van integratie, was geen sprake. Vanaf 1956 was de coördinatie in handen van de coördinator inlichtingen en veiligheidsdiensten die deel uitmaakte van het Kabinet van de minister-president. O&I werd gefinancierd door het ministerie van Defensie, en werd geleid door leden van de Raad van State, onder anderen de oud-verzetslieden Marinus Ruppert en Theo van Lier. Ten tijde van de opheffing in 1992 was minister van Staat Max van der Stoel de leider. De eindverantwoordelijkheid voor "het instellen, wijzigen en opheffen van een organisatie in vredestijd, belast met de voorbereiding van een stay-behind organisatie in oorlogstijd" werd gedeeld door de Minister president en de Minister van Defensie. De uitvoeringsorganisatie was formeel ondergebracht bij de Generale staf van de krijgsmacht maar maakte ook gebruik van de huisvesting van de Inlichtingendienst Buitenland (IDB).
[bewerk] I
De inlichtingenorganisatie was begin jaren vijftig de Sectie Algemene Zaken (SAZ) gaan heten en was onderdeel van de Generale Staf van de Krijgsmacht. De circa 50 medewerkers van SAZ waren belast met de voorbereiding van een stay-behind-inlichtingenorganisatie. Zij zouden in geval van dreigende bezetting niet zelf de stay-behind-organisatie vormen maar vormden de vredesorganisatie, met als taak geheime medewerkers te rekruteren en op te leiden. Deze geheime medewerkers werden de veldorganisatie genoemd. Zij zouden het feitelijke 'achterblijvende deel' vormen, aangestuurd en gesteund door de staf vanuit onbezet gebied.
Voor de voorbereidingen waren 17 bureaus benoemd:
- I secretariaat en transport
- II lijnen (ontsnappingsroutes vanuit bezet Nederland)
- III inlichtingen netwerken
- IV radioverbindingen
- V reproductie
- VI radiotechniek
- VII inlichtingenoperaties via de BID
- VIII codezaken
- IX security (veldveiligheid)
- X luchtfiltratie [in- en exfiltratie naar en van bezet Nederland via de lucht]
- XI zeefiltratie [idem vanuit zee]
- XII speciale netwerk [voor zeer gespecialiseerd inlichtingenwerk, bijvoorbeeld op economisch of financieel gebied]
- XIII Short-Term netwerken [inlichtingennetwerken voor de korte termijn, zoals Dorpsplein]
- XIV comptabiliteit
- XV financiële netwerken [ zorgen voor voldoende geld om de andere netwerken gaande te houden]
- XVI meteo netwerk
- XVII documentatie/falsificatie, microfotografie etc.
[bewerk] O
De O organisatie, die ook onder de generale Staf van de Krijgsmacht viel, was gericht op het uitvoeren van sabotages in bezet gebied en beschikte over duizenden kilo's explosieven, en diverse geheime ondergrondse bergplaatsen. Een wapenopslag die in 1983 bij toeval werd ontdekt in een bos bleek, naar in november 1990 bekend werd, deel uit te maken van O. Er was voorzien in de secties Sabotage, Psychologische Oorlogvoering, Verbindingen, Falsificatie, Operationele Financiering, Security en een sectie Codes. Kort nadat O&I opgeheven was en enige medewerkers met wachtgeld thuis zaten, pleegden twee leden hiervan (waaronder een majoor) chantage met voedselvergiftiging bij Nutricia en werden gegrepen/veroordeeld . Om te voorkomen dat anderen ook zouden overgaan tot dergelijke activiteiten werden allen weer in actieve dienst tewerkgesteld.
[bewerk] Opheffing
In een brief van 13 november 1990 bevestigde de toenmalige premier Ruud Lubbers het bestaan van een Nederlandse Stay-Behind organisatie. Hij gaf nadrukkelijk aan dat het verschil tussen de Nederlandse Stay-Behind organisatie en die in enkele andere Europese landen was dat de Nederlandse organisatie niet onder NAVO-bevel stond. De Nederlandse organisatie zou in geval van oorlog en bezetting uitsluitend vallen onder de Nederlandse regering in vrijheid. In zijn brief aan de Kamercommissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wees Lubbers tevens op een materieel en organisatorisch verschil tussen Gladio en de Nederlandse opzet. De Nederlandse organisatie werkte volgens het 'single agent'- principe, dat zich niet leent voor activiteiten in groepsverband onder leiding van de NAVO hetgeen kennelijk bij het Italiaanse Gladio wel het geval was. Die onderschikking aan de NAVO heeft Nederland altijd afgewezen.
Ten tijde van de bevestiging van het bestaan van de organisatie was men overigens bezig met inkrimping ervan, als gevolg van het einde van de Koude Oorlog. Formeel werd de organisatie begin 1992 opgeheven, de afwikkeling daarvan duurde voort tot in 1994. Hiermee kwam een einde aan een periode van ruim 40 jaar waarin Nederland over een geheim gehouden Stay-Behind organisatie had beschikt.
[bewerk] Einde Gladio
Nadat het bestaan van Gladio in de bekendheid kwam, werden de netwerken opgeheven. De Belgische, Duitse, Franse en Griekse overheden hebben allen bevestigd ook deel te nemen in het NATO “Stay-behind” netwerk, en in enkele landen, waaronder België, is een parlementair onderzoek naar het bestaan van Gladio uitgevoerd.
In België leidde dit parlementair onderzoek tot de oprichting van het Comité I, een extern toezichtorgaan op de inlichtingendiensten.
Bronnen en referenties: |
|