Roger Daltrey
Van Wikipedia
|
||
---|---|---|
Roger Daltrey in 2002 | ||
Volledige naam | Roger Harry Daltrey | |
Bijnaam | ||
Geboren | 1 maart 1944 | |
Overleden | ||
Geboorteland | Londen, Engeland | |
Jaren actief | 1962 - heden | |
Genre(s) | Rock Rhythm and Blues |
|
Instrument(en) | Zang Gitaar Mondharmonica |
|
Label(s) | ||
Officiële website | ||
IMDb-profiel | ||
All Music Guide-profiel | ||
|
||
Functie(s) | Leadzanger Occasionele songwriter |
|
Jaren actief | 1964 - heden | |
Inactief vanwege | ||
|
Officieel gezien bestaat The Who momenteel uit twee bandleden: |
Roger Daltrey(1964 - heden) |
Pete Townshend(1964 - heden) |
|
Pino Palladino (2002 - heden) |
Zak Starkey (1996 - heden) |
John "Rabbit" Bundrick (1979 - heden) |
Simon Townshend (1996 - heden) |
|
Roger Harry Daltrey, CBE (Londen, 1 maart 1944) is een popmuzikant en is voornamelijk bekend als mede-oprichter en leadzanger van een Engelse rockband, genaamd The Who. Daltrey heeft ook geprobeerd om een solocarrière op te bouwen, maar deze was minder succesvol. Eveneens heeft hij geacteerd in een flink aantal films en theaters. Daltrey is twee keer getrouwd geweest: met zijn eerste vrouw (Jacqueline) heeft hij een zoon, Simon. Met zijn huidige vrouw, voormalig model Heather Taylor, heeft Daltrey twee dochters (Rosie en Willow) en één zoon (Jamie). Ook is bekend dat hij verschillende andere kinderen heeft uit buitenechtelijke relaties.
Inhoud |
[bewerk] Vroege jaren
Roger Daltrey werd geboren in Hammersmith, een wijk in West-Londen. Dit was ongeveer in dezelfde buurt die ook mede Who-leden Pete Townshend en John Entwistle voortbracht. Hij had vrij goede resultaten op school, waardoor hij qua resultaten bij de besten van zijn klas behoorde en door kon stromen naar de middelbare school. Zijn ouders, Harry en Irene, hoopten dat hij ooit aan een universiteit zou gaan studeren. Helaas voor hen echter, overtrad hij vaak de regels en was leren niet het doel van de zelfbenoemde "school rebel".
[bewerk] Vroege muziekcarrière
Hij maakte zijn eerste gitaar zelf, van een stuk hout en richtte een band op, genaamd The Detours. Toen zijn vader in 1959 een (Epiphone) gitaar voor hem kocht, werd hij leadgitarist van de band. Snel daarna werd hij, door zijn grote interesse in de rock and roll (en zijn wangedrag op school), van school gestuurd. Om toch wat geld te verdienen, werd hij werkzaam in de metaalindustrie, terwijl hij bleef oefenen op zijn gitaar en met zijn bandje optrad op trouwerijen en in pubs. In die tijd was Daltrey leadgitarist, Pete Townshend rythmgitarist, John Entwistle basgitarist, Doug Sandom drummer en Colin Dawson de leadzanger. Toen laatstgenoemde uit de band gezet werd, switchte Daltrey naar zang en Townshend naar leadgitaar. De vele snijwonden die Daltrey bij zijn fabrieksarbeid opliep maakten het vlotte soleren verder onmogelijk. Hij zou dan ook het instrument pas weer oppakken bij de latere Who-reunies.
Daltrey was in die tijd de bandleider. Dit was hij vooral door de reputatie die hij had opgebouwd door het gebruiken van zijn vuisten om het één en ander te bereiken. Hij kon blijkbaar aardig vechten, ondanks zijn kleine postuur. Roger Daltrey werd zelfs bijna uit de band gezet omdat hij zijn vuisten te veel gebruikte. Hij was vooral degene die de muziek selecteerde die zij zouden spelen. Ze speelden vooral songs van The Beatles, sommige Motown-artiesten, James Brown en andere rockartiesten. In 1964, hielp hij mee een nieuwe naam voor de band te verzinnen. Deze werd voorgesteld door een kamergenoot van Pete Townshend: Richard Barnes. De naam luidde: "The Who."
[bewerk] The Who
Toen The Who in 1965 haar eerste platencontract in de wacht sleepte met hun single "I Can't Explain", begon Townshend andere muziek te schrijven en begon de dominantie van Daltrey verder af te nemen. (Hun tweede single, "Anyway, Anyhow, Anywhere", was de enige song waarin Daltrey en Townshend samenwerkten.) Terwijl Townshend zich ontwikkelde tot een van de beste componisten in de rockwereld, was Daltrey's zang het instrument waarmee Townshend's visies werden verspreid en kreeg Daltrey zelf een reputatie als een onvergelijkbaar sterke vocalist. Zijn aparte gewoonte om op het podium zijn microfoon als een lasso rond te zwaaien werd een wereldwijd icoon voor hem en zijn uitbundige zangkunsten.
Daltrey's expressie van jeugdige woede, frustratie en arrogantie in de single My Generation legde de revolutionaire sfeer van de 1960-1969 vast voor veel jongeren over de gehele wereld en werd het handelsmerk van de band. Later werd zijn schreeuw aan het eind van Won't Get Fooled Again een belangrijk moment voor de band.
Toen The Who midden in hun succesperiode zat, bleek dat Daltrey vaak de andere leden moest beschermen tegen het gebruik van drugs en alcohol, omdat hij (terecht) meende dat het hen (en de band) zou vernietigen. Zo heeft hij ooit de pillen van drummer Keith Moon door de wc gespoeld en toen Moon protesteerde, hem met één vuistslag knock-out geslagen. In oktober van het jaar 1973 ontstond er veel frictie tussen Daltrey en Pete Townshend. Dit was vooral te wijten aan het feit dat Daltrey enigermate succes boekte met zijn solocarrière en dat Townshend teneergeslagen was door de flop van Lifehouse en het maken van Quadrophenia. Omdat er zoveel spanningen waren tussen de twee, heeft Townshend tijdens een opnamesessie Daltrey met zijn gitaar op zijn hoofd geslagen na Daltrey's geringschattende kommentaar op de opnametechniek van Quadrophenia, waardoor zijn stem niet optimaal klonk. Daltrey reageerde hierop door Townshend - weer met één enkele hoek - bewusteloos te meppen (Giuliano, p. 103), later gememoreerd in het nummer Goodbye, Sister Disco.
Bij alles wat The Who bereikt had (zoals de rockopera Tommy, de albums Who's Next, en Quadrophenia, was Daltrey het gezicht en de stem van de band, terwijl ze zich ontpoppen als vier mensen die zich afzetten tegen de vroegere generatie. De stem van Daltrey was in het begin erg beinvloed door Howlin' Wolf en James Brown, ging met nummers als Tattoo en Pictures of Lily bijna een octaaf omhoog, en om de dramatiek van Tommy en het Wagneriaans aandoende Quadrophenia vorm te geven werd het uiteindelijk een soort ruige heldentenor. Daltrey zelf, die volgens Marc Bolan nooit vals zong, noemt het "voice-acting". De altijd gebruinde en fitte zanger met het schouderlange gekrulde haar is het prototype van de rockzanger geweest, met vocalisten als David Coverdale, Robert Plant, Jon Bon Jovi en Eddie Vedder in zijn voetspoor.
[bewerk] Solocarrière
[bewerk] Discografie
- Daltrey (1973)
- Ride a rock horse (1975)
- Lisztomania (1975)
- One of the boys (1977)
- McVicar (1980)
- Parting should be painless (1984)
- Under a raging moon (1985)
- Can't wait to see the movie (1987)
- Daltrey Rocks in the Head (1992)
[bewerk] Hit singles
- Giving It All Away (#5 UK), 1973
- I'm Free (#13 UK), 1973
- Without Your Love (#20 US), 1980
- Free Me (#39 UK), 1980
[bewerk] Acteur
- Daltrey heeft gespeeld in zo'n 30 films, waaronder de grote rollen in: McVicar, als een gewapende Britse dief die in journalist John McVicar verandert; Tommy, als "deaf, dumb and blind kid" (doofstom en blind kind) Tommy Walker, waar hij in de categorie 'Beste Debuut' werd genomineerd voor een Golden Globe; en Lisztomania, als de Hongaarse componist Franz Liszt.
- In het theater heeft hij gespeeld in: The Wizard of Oz (als de tinnen man), A Christmas Carol (als Scrooge), en in een BBC Radio 2 productie van Jesus Christ Superstar (als Judas).
- In 1986 speelde hij in de tv-serie "Buddy".
- Daltrey speelde ook nog eens een behoorlijk aantal tv-rolletjes, en speelde een tweeling in een Shakespeare-productie.
- Daltrey heeft als producer van een al jarenlang geplande filmbiografie van Keith Moon de komiek Mike Myers gerekruteerd voor de hoofdrol.
[bewerk] Personages
- Lisztomania (Franz Liszt), 1975
- Legacy (Clive Jackson), 1975
- Tommy (Tommy Walker), 1975
- The Legacy (Clive), 1978
- McVicar (John McVicar), also Producer, 1980
- Murder: Ultimate Grounds for Divorce, 1985
- The Little Match Girl (Jeb Macklin), 1987
- Mack the Knife (Street Singer), 1989
- Cold Justice (Keith Gibson), 1989
- Buddy's Song (Terry Clark); also Music Score Composer, Producer, 1991
- If Looks Could Kill (Blade), 1991
- Lightning Jack (John T. Coles), 1994
- Vampirella (Vlad), 1996
- Like It Is (Kelvin), 1998
- Dark Prince: The True Story of Dracula (King Janos), 2000
- Best (Rodney Marsh), 2000
- Chasing Destiny (Nehemiah Peoples), 2001
- .com for Murder (Ben), 2002
[bewerk] Onderscheiding
Op een lijst, gepubliceerd op 31 december 2004, werd hij geridderd in de Orde van het Britse rijk. Hij werd Commandeur in de orde van het Britse Rijk, vanwege zijn verdienste voor de muziek, het entertainment en het steunen van goede doelen (zoals het Teenage Cancer Trust kankerfonds).
[bewerk] Referenties
- Geoffrey Giuliano (1996). Behind Blue Eyes: The Life of Pete Townshend. Penguin Books, Ltd. ISBN 0-8154-1070-0
- Steve Huey, Roger Daltrey - Biography, AllMusic.com
- David M. Barling, Biography of Roger Daltrey, thewho.net
- Extreme History with Roger Daltrey, The History Channel
- Matt Kent, "Roger Appears on My Generation Cover", Pete Townshend/The Who
[bewerk] Externe links
- Roger Daltrey op de voorpagina van het Rolling Stone magazine van 10 april 1975
- The Who Location Guide
- (en) Roger Daltrey in de Internet Movie Database
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden in de categorie Roger Daltrey van Wikimedia Commons. |
Wikiquote heeft een collectie citaten gerelateerd aan Roger Daltrey. |