Spierbiopt
Van Wikipedia
Spierbiopsie (ofwel spierbiopt) is een diagnostische methode om een stukje weefsel uit een spier te halen voor onderzoek.
Inhoud |
[bewerk] Algemeen
Bij diverse ziekten van het zenuw- of spierstelsel (neuromusculaire ziekten) wordt voor de diagnose een spierbiopsie gedaan. Een stukje spierweefsel wordt dan gepakt, waarmee onder de microscoop het stukje weefsel bekeken kan worden. Enkele voorbeelden van ziekten zijn de spierdystrofie van Duchenne (Ziekte van Duchenne), de Becker spierdystrofie en Facio-scapulo-humerale dystrofie (FSHD).
[bewerk] Methode
Meestal wordt voor de biopsie met behulp van een holle naald het bovenbeen (de quadriceps) gebruikt. Bij kinderen wordt vaak vooraf een slaapmiddel gegeven (bijvoorbeeld midazolam oftewel dormicum) en de huid verdoofd met verdovingscreme (Emla-creme). Met een schietapparaat wordt de holle naald enkele malen in de spier geschoten, waarna een stukje weefsel voor onderzoek wordt opgestuurd naar het laboratorium. Met behulp van speciale kleuringen kan men in het laboratorium onderzoeken hoe de spier er onder de microscoop uitziet. Hiermee kan vaak een diagnose of een aanwijzing voor de diagnose worden gesteld. De oude naald noemt men de Bergström-naald, die vervangen is door het naaldpistool. Soms wordt het biopt open gedaan. Hierbij wordt middels een klein sneetje in de huid een stukje spierweefsel weggehaald. Bij kinderen gaat dit vaak onder algehele anesthesie, waarbij geen dampvormige anesthetica mogen worden gebruikt. Spierziekten geven namelijk een verhoogde kans op een Maligne Hyperthermie bij algehele anesthesie. Dit is een levensbedreigende aandoening. Met deze open methode kan men meer weefsel verkrijgen en bijvoorbeeld enzymatische kleuringen worden gedaan.
[bewerk] Bijwerkingen
Na een spierbiopt kan gedurende enkele dagen het been gevoelig zijn. Verder kan er een onderhuidse bloeding ontstaan die een blauwe plek kan geven. In zeldzame gevallen kan een huidzenuwtje geraakt worden, waardoor een dove plek of tintelingen kunnen ontstaan.
[bewerk] Andere diagnosemiddelen
Voor neuromusculaire ziekten kunnen ook andere onderzoeken van belang zijn. Dit zijn DNA-onderzoek bv bij de spierdystrofie van Duchenne en de spierdystrofie van Becker. Daarnaast kan er een Electromyografie (EMG) worden verricht, waarbij met elektrische stroompjes de zenuw wordt geprikkeld en de reactie van de spier wordt gemeten. Verder kan in het bloed met name gekeken worden naar het Creatinekinase (CK). Soms wordt de spierechografie toegepast, waarbij met behulp van een ECHO-apparaat een filmpje wordt gemaakt van de werkende spier. Sinds 2002 wordt deze methode in Nerderland toegepast (UMC St. Radboud). Hiermee kun je onderscheid maken tussen spieren (grijs gekleurd) en bindweefsel (wit).