Thaleia
Van Wikipedia
Griekse goden | |
---|---|
De Muzen: |
|
|
Thaleia (Oud-Grieks: Θάλεια / Tháleia of Θάλια / Thália, « de Vrolijke, de Bloeiende », van θάλλειν / thállein, « bloeien, groenen »; Latijn: Thalia) was de naam van zowel een Muze, als een van de Charites, een nimf en een van de Nereïden.
Inhoud |
[bewerk] Muze
Thaleia was één van de negen Muzen. Ze werd bovendien gezien als de leidster van deze. Haar naam beduidt "de bloeiende feestvreugde". Zij is de Muze van de komedie1 en is kenbaar aan een komisch masker. Als dienares en volgelinge van Dionysos draagt zij doorgaans een klimopkrans op het hoofd en een kromme thyrsosstaf (herderstaf), of ook wel een tamboerijn in de hand. Ze zou een dochter zijn van Zeus en Mnemosyne2. Zij wordt de moeder genoemd van de luidruchtige Corybantes, die Apollon bij haar zou hebben verwekt3.
[bewerk] Een van de Charites
Thaleia was ook een van de Charites4, een personificatie van het bloeiende geluk, aan welke dikwijls bij feestmalen de eerste beker werd gewijd. Ze was de dochter van Zeus bij Eurynome5 of Eunomia6. Ze werd als "met mooie wangen" en "mooi" omschreven.
[bewerk] Nimf
Thaleia was ook een nimf, dochter van Hephaestus7, die in de nabijheid van de Etna woonde en bij Zeus de moeder werd van de Palikoi8. Nadat ze zwanger was geworden van Zeus, verborg ze zich onder de aarde uit vrees voor Hera.
[bewerk] Nereïde
Thaleia was tot slot een Nereïde, dochter van Nereus en Doris, aldus Homeros9.
[bewerk] Meisjesnaam
Thaleia of Thalia wordt omwille van de positieve betekenis ervan geregeld gebruikt als een meisjesnaam.
[bewerk] Voetnoten
1 | Hesiodos, Theogonia' 77, Statius, Silvae II 1.114, Aristophanes, Ornithes (De Vogels) 737. |
2 | Hesiodos, Theogonia 1, Apollodorus van Athene, Bibliotheca Historia I, Diodorus Siculus, IV 7.1, Orphische Hymne 76. |
3 | Apollodorus van Athene, Bibliotheca Historia I 18; Plutarchus, Symposium IX 14 (Moralia). |
4 | Hesiodos, Theogonia 907, Pindarus, Olympische Oden 14 § 1-2, Apollodorus, I 13, Orphische Hymne 60, Pausanias, IX 35.1. |
5 | Hesiodos, Theogonia 907, Apollodorus, I 13, Pausanias, IX 35.1. |
6 | Orphische Hymne 60. |
7 | Servius, Commentarii in Vergilii Aeneidos libros IX 584; Stephanus Byzantium, s. v. παλικη. |
8 | Macrobius, Saturnalia V 19.15 (cf. Stephanus Byzantium, s. v. παλικη). |
9 | Homeros, Ilias XVIII 46. |
[bewerk] Referenties
- A. Atsma, art. Thaleia: Greek goddess, Muse of comedy & idyllic poetry, Theoi.com (2002-2006).
- A. Atsma, art. Thaleia: Greek goddess, Charis of festivity & rich banquet, Theoi.com (2002-2006).
- A. Atsma, art. Thaleia: Nymph of Mt Etna in Sicily, Theoi.com (2002-2006).
- P. Grimal, art. Thalia, in P. Grimal, The Dictionary of Classical Mythology, Oxford, 1986, p. 442.
- T.T. Kroon, art. Thaleia (Thalia), in T.T. Kroon, Mythologisch Woordenboek, 's Gravenhage, 1875.