Alfred Döblin
Van Wikipedia
Alfred Döblin (Stettin, 10 augustus 1878 — Emmendingen, 26 juni 1957) was een Duits modernistisch schrijver van romans.
[bewerk] Leven
Döblin was de zoon van een kleermaker in het Pruisische Stettin (tegenwoordig Szczecin net over de grens met Polen). Toen Döblin tien was, liet zijn vader het gezin in de steek. Döblin studeerde geneeskunde te Berlijn en Freiburg im Breisgau, en was als psychiater werkzaam in Berlijn van 1905 tot 1933. Hij publiceerde verhalen in het tijdschrift Der Sturm, alsmede politieke verhandelingen onder het pseudoniem Linke Poot. Uit zijn ervaringen met psychiatrische patiënten experimenteerde hij in zijn verhalen, waarvan het opmerkelijkste „De moord op een boterbloem“, Die Ermordung einer Butterblume, is. De jonge Döblin was een expressionist, die zeer geïntrigeerd bleek door het fenomeen massacultuur, of hoe een individu in de menigte kan opgaan en zijn identiteit verliezen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Döblin vrijwillig arts in de Elzas. Waar hij aanvankelijk, uit nationalisme, de oorlog een goede zaak vond, ervoer hij na verloop van tijd de techniek als een gevaarlijke bedreiging voor het mens-zijn. Zijn eerste drie romans handelen over de wisselwerking tussen mens en machine, en de paradox dat een menselijke creatie uiteindelijk de mens gaat domineren. Na de oorlog, toen Döblin weer in Berlijn werkte, raakte hij betrokken in de Nieuwe Zakelijkheid; onder invloed van het dadaïsme ging hij collages maken, de vertelstijl, die voorheen ook reeds polyfoon was, werd een soort afstandelijk-ironische 'verslaggeving', met veel pseudo-wetenschappelijke redenaties en een essayistische opbouw.
Berge Meere und Giganten is een breed uitgesponnen epos, een toekomstutopie over de (gedwongen) keuze die een mens heeft tussen de natuur en het kunstmatige, de stad en het platteland, en de oorlogen en culturen die eraan ontspruiten. Döblins bekendste en succesrijkste werk is echter Berlin Alexanderplatz, dat verfilmd werd. Een grote stadsroman (1929) over hoeren, pooiers, moordenaars en dieven en een ex-boef (Franz Biberkopf) die op het rechte pad wil komen, wat niet lukt. Franz stelt het individuele voor. Hij is individu. Een arbeider die uit de gevangenis vrijkomt, en die zijn uiterste best doet om wederom 'fatsoenlijk' te worden, maar desondanks met de verzamelde krachten van de Berlijnse onderwereld te maken krijgt. Na een zoektocht naar zijn eigen identiteit in de anonieme massa verovert hij zichzelf een plaats als lid van de gemeenschap. De roman werd door de Nazi's verboden en maakte deel uit van de boekverbrandingen in mei 1933. Deze roman maakt gebruik van de stream of consciousness-techniek, doorsneden met 'niet-literaire' interludia zoals bijvoorbeeld statistisch materiaal, en heeft een solidaire boodschap; het is de belangrijkste stadsroman uit de Duitse literatuur.
Döblin was een kritische socialist en een jood. In 1933, na de machtsovername door de NSDAP, vluchtte hij eerst naar Zürich en vervolgens naar Frankrijk, dat hij echter na de capitulatie moest verlaten. Uiteindelijk belandde hij in de Verenigde Staten, waar hij als balling een aantal antifascistische romans schreef. In 1940 bekeerde hij zich tot het katholicisme. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog keerde hij terug als enthousiast medewerker aan de heropbouw van Duitsland, en vestigde zich in Baden-Baden, en vervolgens te Mainz. Hij raakte echter eens te meer ontgoocheld in de politieke ontwikkelingen van zijn land — hij was ook fel tegen het kapitalisme gekant — en verhuisde in 1953 naar Parijs. Na nog één roman te hebben gepubliceerd, stierf hij eenzaam in het Zwarte Woud.
Het belang van Döblin voor de 20e-eeuwse literatuur valt nauwelijks te overschatten: hij was de eerste Duitse schrijver die een grote epische verteltrant combineerde met een vervlochtenheid met het leven in de grootstad, en die aan de hand van expressieve uitdrukkingsmiddelen de implicaties van de technologische vooruitgang voor het mensdom beschreef. Döblin oefende hiermee een grote invloed uit op Günter Grass; men kan hem verhaaltechnisch wel als de Duitse James Joyce beschouwen, ook op het gebied van de impact die hij op de literatuur heeft nagelaten.
[bewerk] Werken
- 1910 Die Ermordung einer Butterblume (verhalenbundel)
- 1915 Die drei Sprünge des Wang-Lun
- 1918 Wadzeks Kampf mit der Dampfturbine
- 1920 Wallenstein
- 1924 Berge Meere und Giganten
- 1927 Manas
- 1929 Berlin Alexanderplatz. Die Geschichte vom Franz Biberkopf
- 1934 Babylonische Wandrung oder Hochmut kommt vor dem Fall
- 1935 Pardon wird nicht gegeben
- 1937 Die Fahrt ins Land ohne Tod
- 1938 Der blaue Tiger
- 1948 Der neue Urwald
- 1949 Schicksalsreise. Bericht und Bekenntnis
- 1950 November 1918. Eine deutsche Revolution (trilogie)
- 1956 Hamlet oder Die Lange Nacht nimmt ein Ende
Bronnen en referenties: |
|