Cailleach
Van Wikipedia
In de Keltische mythologie was de Cailleach (ook Cailleach Bheur genoemd) de Almoeder. In modern Schots betekent het woord "oude vrouw" (vergelijkbaar met het Noordse woord Edda dat overgrootmoeder betekent en refereert naar de oeroude traditie die al door de overgrootmoeders verteld werd). Ze werd uiteindelijk als kol of heks beschouwd. Naast de Kelten vereerden ook de Picten haar. Veel hoge heuvels dragen dezelfde naam in Schotland.
Inhoud |
[bewerk] Achtergrond
De donkere mythische schoot waaruit alle leven ontstaat en waar het weer toe terugkeert werd door de Kelten voorgesteld als een eeuwige ketel: de Ketel van Dood en Wedergeboorte. In de Keltische mythologie roert de Cailleach deze kosmische ketel voortdurend om zodat alles steeds opnieuw ontstaat en vergaat in een eindeloos recyclageproces. Zelfs de gesneuvelde helden kwamen erin terecht en werden erdoor weer heel gemaakt in een andere wereld.
Maar van de rol van Almoeder is deze godheid geleidelijk vervallen tot die van kol en heks. In de kunst wordt zij afgebeeld als een verschrompelde oude vrouw met berentanden en slagtanden als van een ever. Waarschijnlijk omdat enkel het gezicht van vernietigster werd onthouden, vergelijkbaar met dat van de Indische godin Kali, die eveneens het vernielend aspect van de natuur weerspiegelt.
[bewerk] Gebruiken en legenden
In Schotland maakte elk jaar de eerste boer die klaar was met de oogst een kruidenpop uit graanhalmen, die de Cailleach moest voorstellen. Dat werd dan aan de volgende boer doorgegeven die zijn oogst binnen had, enzovoort. De laatste in de rij moest dan voor de beeltenis zorgen tot aan de oogst van het volgende jaar.
Volgens een legende verandert zij in steen op Beltain en keert terug bij Samhain om als koningin van de winter te heersen. Volgens een andere legende brengt zij de herst door met het wassen van haar plaid in de wasketel, de warrelpoel van Corryvreckan. Tegen de winter was die dan wit en werd de witte sneeuwdeken die op het land viel.
In Schotland is zij de Blauwe toverkol van de winter, een godin van de onderwereld en een feeengeest. Ze verschijnt als een oude vrouw in zwarte lompen met een staf (de roerstok), die 's nachts rondwandelt met een kraai op haar linker schouder. Ze heeft een nukkig karakter en is gevaarlijk voor mensen. Ze heeft slagtanden en soms drie gezichten. En ze kon in een kat veranderen.
Noteer hier de overeenkomst met Odin de wandelaar als mannelijke tegenhanger. Het symbool van de kat wordt in veel mythologieën met vrouwelijke godheden geassocieerd.
Zij hielp Deò-ghrèine redden, samen met Brian.
[bewerk] In andere mythologieën
Haar tegenhangster bij de oude Grieken was Hecate, vaak voorgesteld als maangodin met drie gezichten, elk een overgang van een cyclus symboliserend, waarbij het vierde, duistere, gezicht van de nieuwe maan dus onzichtbaar was. Bij de Egyptenaren was dat Hator of meer bepaald haar verschrikkelijke gedaante Sechmet.
Bij de Germanen was dit Vrouw Holle, die als oude vrouw soms met Wodan mee door de ruimte trekt tijdens de Wilde Jacht.