Djemal Pasja
Van Wikipedia
Djemal Pasja (ook: Jemal Pasja of Cemal Pasja, Istanbul, 1872 - Tiflis, 21 juli 1922), was een Jong-Turks militair en politicus. Hij volgde een militaire opleiding en was lid van de Afdeling Saloniki van de het Comité voor Eenheid en Vooruitgang. Hij speelde een belangrijke rol tijdens de 'Jong-Turkse Revolutie' van 1908, die de autocratie van sultan Abdulhamid II ten val bracht en diens broer Mehmed V Resat aan de macht bracht (1909). Na de staatsgreep van Enver Pasja op 22 januari 1913 werd Djemal gouverneur van Istanbul en één van de leden van het dictatoriale driemanschap (samen met Enver Pasja en Talaat Pasja).
In 1914 werd Djemal Pasja minister van Marine. In oktober 1914 koos het Ottomaanse Rijk (het latere Turkije) de kant van de Centralen (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vanaf oktober 1914 was Djemal commandant van de Turkse troepen in Palestina (w.o. Israël) en Syrië (waaronder Libanon). In zijn gebied vond een deel van de Armeense genocide plaats. Nog voor de kerst van 1917 nam de Britse generaal Allenby Jeruzalem in, waarna in feite het gehele Arabische deel van het Ottomaanse Rijk in handen van de Entente was gekomen.
In oktober 1918 kwam er een einde aan het bewind van het driemanschap toen de regering van grootvizier Talaat Pasja ten val kwam en de sultan (Mehmed VI) Izzet Pasja als grootvizier aanstelde. Izzet wist een wapenstilstand te sluiten met de Entente. In november vluchtte het driemanschap met hun handlangers in een onderzeeër naar Duitsland.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Djemal bij verstek ter dood veroordeeld door een rechtbank in Istanbul, maar de Duitse regering weigerde hem uit te leveren. Later reisde Djemal naar de Sovjet-Unie waar hij bemiddelde tussen de sovjetregering en de nationalisten van Mustafa Kemal Atatürk (toen nog Kemal Pasja genaamd). In 1920 vertrok hij namens de Russische regering naar Afghanistan om het Afghaanse leger te helpen moderniseren. Op 21 juli 1922, na consultaties in Moskou terugkerend naar Afghanistan, werd hij in Tiflis (Georgië) door twee leden van de Armeense-patriottisch-socialistische Dashnak-partij gedood. De moordenaars waren Stepan Dzaghikian, Bedros Der Boghosian en Ardashes Kevorkian. De executie vond op klaarlichte dag plaats, vlak voor het hoofdkwartier van de Tsjeka, de Russische geheime politie. Lavrenti Beria, chef van de Transkaukasische Tsjeka-afdeling en later een bekende stalinist, was ooggetuige van de moord. De Armeense Dshnak-leden vermoordden Djemal vanwege zijn betrokkenheid bij de Armeense genocide.
Zie ook: Armeense genocide - Enver Pasja - Talaat Pasja - Ottomaanse Rijk